Persbericht van de Universiteit Utrecht
3 september 2007
Collegevoorzitter Van Rooy juicht meer internationale competitie toe
'Nederland moet af van de middelmaat'
'Meer ruimte voor talent, meer ruimte voor excellentie, dat is het antwoord op de grotere dynamiek in Europa.' Aldus collegevoorzitter Yvonne van Rooy tijdens de opening van het academisch jaar van de Universiteit Utrecht. Zowel in Frankrijk, Duitsland als in Groot-Brittannië worden initiatieven genomen om een halt toe te roepen aan de middelmatigheid en homogeniteit die het hoger onderwijs in Europa kenmerken. Ook in Nederland zal een cultuur moeten ontstaan waarin mensen durven te excelleren en differentiatie gemeengoed is.
Het Europees universitaire landschap is aan een drastische hervorming toe. Het onderwijs heeft minder eenvormigheid, selectieve financiering en meer autonomie van kennisinstellingen nodig. Yvonne van Rooy wees tijdens haar openingsspeech op nieuwe politiek leiders als Merkel, Sarkozy en Brown, die zich bewust zijn van de essentiële waarde van sterke universiteiten voor een florerende kenniseconomie. 'De dynamiek in Europa zal toenemen en er zal meer competitie komen. Ook voor de Nederlandse universiteiten, en dat is goed', aldus Van Rooy.
Universiteit Utrecht nam voortouw
De Universiteit Utrecht nam al eerder het voortouw voor een cultuuromslag waarin mensen durven te excelleren en verschillen in talent en ambitie worden gewaardeerd. Het University College en het Utrecht Law College laten hoge rendementen zien. De goede ervaring met selectie vóór de poort wenst de universiteit voort te zetten bij alle masteropleidingen en bij een selectief aantal bacheloropleidingen.
Ook het onderzoek vraagt om een scherpere focus op excellent presterende onderzoeksgroepen. De keuzes die de Universiteit Utrecht het afgelopen jaar gemaakt heeft voor 15 universitaire focusgebieden maakt de universiteit aantrekkelijk voor buitenlandse toponderzoekers en roept een halt toe aan de braindrain naar de VS. Keuzes maken voor excellentie en meedoen in de globaliserende kennissamenleving vereist volgens Van Rooy wel dat de eerste geldstroom op peil blijft. Ze weet zich daarin gesteund door het Innovatieplatform. 'We hopen dat de minister het pleidooi van het Innovatieplatform ter harte neemt en zijn heilloze plan om 100 miljoen over te hevelen naar NWO laat varen. De overheveling gaat onherroepelijk ten koste van jonge wetenschappers en vernieuwing in het onderzoek.'
Lerarentekort alarmerend perspectief
Van Rooy noemt het dreigende tekort aan leraren en signalen over verminderde kwaliteit van het onderwijs een alarmerend perspectief. 'Als het fundament niet stevig is, gaan de gebouwen erboven wankelen'. Er zijn te weinig leraren met een academische opleiding. De Universiteit Utrecht ontwikkelt nieuwe initiatieven om bij te dragen aan een grotere instroom in de universitaire lerarenopleiding. 'Jonge mensen kiezen niet meer een beroep voor het leven.' Daarom moeten er gerichte loopbaantrajecten komen voor leraren die op enig moment het onderwijs weer willen verlaten. De Universiteit Utrecht gaat met de managementcentrum Baak (VNO-NCW) bezien welke trajecten daarvoor ontwikkeld kunnen worden. Daarnaast is het nodig om de verbondenheid van de leraren met de discipline te versterken door de opleiding weer dicht bij de discipline te plaatsen. En door de masteropleidingen tijdig aan te passen aan de nieuwe eisen binnen het voortgezet onderwijs.
Europese voorhoede
'Het komend jaar wordt een jaar van verdere vernieuwing en modernisering in zowel onderzoek als onderwijs. Met initiatieven die talent en excellentie stimuleren behouden we onze plaats in de Europese voorhoede', aldus Yvonne van Rooy.
Meer informatie
Ludo Koks, woordvoerder Universiteit Utrecht, (030) 253 2501,
De volledige speech van collegevoorzitter Yvonne van Rooy is bijgevoegd.
======================
BOVEN DE KORENMAAT
Mr. Yvonne van Rooy, voorzitter college van bestuur Universiteit Utrecht
Wat is de toekomst van de Europese Universiteiten? Renaissance of verval? Dat is de vraag die het Centre for European Reform, een vooraanstaande Brusselse denktank, stelt in een gedegen, maar vooral alarmerend rapport . Geen verheven frases over de Lissabondoelstelling, maar een scherpe analyse en concrete aanbevelingen voor een drastische hervorming van het Europese universitaire landschap. Daarbij wordt geen enkele partij gespaard: overheden, universiteiten zelf en het bedrijfsleven. Willen we voorkomen dat we verder achterop raken ten opzichte van de VS, en een halt toe roepen aan de braindrain, dan is actie geboden, voor alle partijen, aldus het Centre for European Reform.
De rapporteurs Lambert en Butler stellen vast dat het Europese hoger onderwijs minder eenvormigheid, meer diversiteit nodig heeft, efficiëntere en meer selectieve financiering en bovenal een betere manier van besturen, meer zelfstandigheid van instituties en minder overheidsbemoeienis. Dat is allemaal nodig om universiteiten te prikkelen tot modernisering om in de competitie met Azië en de US mee te kunnen doen.
Nederland, en specifieker, de Universiteit Utrecht, komen er in dit rapport nog het meest positief uit als het gaat om de genoemde dimensies. Maar er is geen reden om dus achterover te leunen.
Want het is de moeite waard te bezien wat er gebeurt op het Europese universitaire tableau nu een nieuwe generatie regeringsleiders in de grote EU-landen de leiding overgenomen heeft. Merkel, Sarkozy en Brown zijn zich er kennelijk terdege van bewust dat sterke universiteiten een essentiële voorwaarde zijn voor een hoogwaardige samenleving en voor een florerende kenniseconomie. Het meest drastisch zijn de hervormingsvoorstellen die president Sarkozy al meteen in de eerste week na zijn aantreden presenteerde en die door de Franse premier Fillon aangeduid zijn als de belangrijkste plannen uit de hele hervormingsagenda van de Franse regering. Deze plannen vormen een radicale breuk met het etatistische Franse stelsel door de universiteiten autonomie op het gebied van financiën, hoogleraarsbenoemingen (HRM) en gebouwen in het vooruitzicht te stellen. Deze grotere vrijheid moet leiden tot betere kwaliteit, meer diversiteit en internationale profilering van de Franse universiteiten. Ook selectie voor masteropleidingen is geen taboe meer. In de beste Franse tradities zullen er vast nog de nodige weerstand en studentenprotesten volgen, maar de richting is aangegeven; het roer gaat om. Onmiskenbaar koerst Sarkozy aan op een Angelsaksisch getint universitair systeem. Die ontwikkeling naar meer ruimte voor profilering, voor excellentie zien we ook in Duitsland. Het logge, bureaucratische Duitse universitaire systeem wordt opgeschud door de 'Excellenzinitiative'; een programma van bijna 2 miljard Euro om - door stimulering van toponderzoek - de kwaliteit van een streng geselecteerd aantal Duitse universiteiten in hoog tempo te verbeteren en het Duitse toponderzoek internationaal beter te positioneren. Premier Brown timmert ook stevig aan de weg van de wetenschap. Het Britse universitaire systeem, dat al de beste papieren in Europa heeft, wordt onverminderd verbouwd. Het invloedrijke ministerie van Trade en Industrie wordt omgevormd tot het ministerie van Innovation, Universities and Skills. De ambities van Brown liegen er niet om: het percentage van het BBP dat aan onderwijs, onderzoek en innovatie wordt besteed moet verdubbeld worden van 5% naar 10% , ook al geeft hij daarbij niet aan wanneer dat doel bereikt moet worden.
Wat we hier zien is dat er een halt wordt toegeroepen aan de homogeniteit en middelmatigheid die het hoger onderwijs in continentaal Europa kenmerkt. Er komt een universitair landschap in zicht dat meer diversiteit kent. De dynamiek in Europa zal toenemen en er zal meer competitie komen. Ook voor de Nederlandse universiteiten en dat is gezond.
We moeten ons afvragen wat dat betekent voor onze universiteit. Kunnen we als research intensieve universiteit onze plaats in de voorhoede behouden? Voordat ik die vraag beantwoord raadpleeg ik eerst een objectieve bron.
Recent verscheen namelijk het doortimmerde rapport van de OESO over het Nederlandse Hoger Onderwijs. Nederland mag volgens de OESO trots zijn op de research-prestaties van de universiteiten; ook hebben we een bestuursmodel dat een voorbeeld voor andere landen genoemd wordt. Voorts leveren we "good value for money". Wel voegt de OESO er in een adem aan toe dat dit het risico van zelfgenoegzaamheid in zich bergt. Want het gaat er niet om of we het beschikbare geld goed besteden, maar of we voldoende antwoord hebben op de Europese en mondiale uitdagingen om een leidende kennissamenleving te zijn. De OESO presenteert in het rapport een kritische analyse waarbij lastige boodschappen niet geschuwd worden. Lastige boodschappen voor de overheid, maar evenzeer voor de universiteiten. Als universiteit doen wij er graag ons voordeel mee en stellen ons niet defensief op. Laten we hopen dat ook de overheid zo'n opstelling kiest.
Van de vele aanbevelingen gericht aan de universiteiten zelf, licht ik er twee uit en schets ik wat dit voor de UU betekent: de eerste gaat over het onderwijs, de tweede over onderzoek.
Vergeleken met andere kennislanden, binnen en buiten de EU, is de menukaart van ons hoger onderwijs erg kort. Ze bevat slechts een beperkt aantal gerechten, dat in alle restaurants wordt geserveerd. De OESO adviseert om veel meer diversiteit te bieden. Dit sluit aan bij de constatering van het Innovatieplatform dat binnen het onderwijs op alle niveaus een cultuuromslag nodig is. Een cultuur waarin mensen durven te excelleren, verschillen in talent erkend en positief gewaardeerd worden en differentiatie gemeengoed is . Met initiatieven als het University College, de opleidingen Bestuur- en Organisatiewetenschap, de Liberal Arts opleiding en het (undergraduate) Utrecht Law College heeft onze universiteit het voortouw genomen om dit handen voeten te geven. Ook met de universitaire en facultaire honoursprogramma's bieden we extra trajecten voor die studenten die een grotere intellectuele uitdaging zoeken. Met deze experimenten dragen we bij aan het optimaal ontwikkelen van talent, aan het opleiden van een kennis-elite die ons land hard nodig heeft.
Deze initiatieven, die vanuit de basis ontstaan zijn, hebben bovendien een grote uitstraling naar het overige onderwijs. Van onze ervaringen met het University College hebben we gebruik gemaakt om bij de invoering van het bachelor-master systeem een voorhoede positie in te nemen. Er zijn aanwijzingen dat, sinds de invoering van het Utrecht Law College, ook de studenten van de reguliere rechten-opleiding beter zijn gaan presteren. Blijkbaar werkt het Law College als een trekkende schoorsteen. De eerste resultaten van het experiment met selectie voor de poort bij Bestuur- en Organisatiewetenschap, zijn ook veelbelovend: betere studieresultaten dan met de voorheen gehanteerde numerus fixus. Wij willen op dit pad voortgaan en hopen dat de minister ons daarvoor de ruimte zal geven. Dit inclusief de introductie van een gedifferentieerd collegegeld, waardoor er ook meer ruimte kan komen voor het verstrekken van beurzen aan studenten die het waard zijn en het nodig hebben. Daarbij willen wij selectie vóór de poort alleen gebruiken voor enkele specifieke bacheloropleidingen. Dat ligt anders bij de instroom in de masteropleidingen. Daar is selectie een goed middel om studenten te stimuleren om een weloverwogen keuze voor hun masteropleiding te maken.
Langs deze wegen gaan wij een uitdagende academische omgeving bieden waarin de uiteenlopende talenten optimaal gestimuleerd en ontwikkeld kunnen worden. Als studenten klagen dat het onderwijs te weinig uitdagend is en (blijkens visitaties) de studielast aan de magere kant is, dan moeten wij dit interpreteren als een roep om substantiëler en inspirerender onderwijs . Maar dan gaan we ook van studenten een steviger inzet vragen. Te veel studenten lijken hun studie, qua tijdsbeslag, als een deeltijdopleiding te beschouwen. Tot zover het onderwijs.
De OESO wijdt ook pittige opmerkingen aan het onderzoek. Het rapport erkent dat de Nederlandse universiteiten excellentie hoog in het vaandel voeren. Maar het constateert tevens dat er nog veel te winnen is door een sterkere strategische concentratie - ook in de middelenverdeling - op excellent presterende onderzoeksgroepen. Juist op dit punt hebben onze faculteiten de afgelopen periode een forse inspanning geleverd. Dan heb ik het uiteraard over het traject Focus & Massa. Onder de stimulerende en stevige leiding van de Rector hebben de faculteiten hun zwaartepunten bepaald en zijn op basis daarvan 15 universitaire focusgebieden geformuleerd. Dat was bepaald geen eenvoudige exercitie, keuzes maken is altijd lastig. Dankzij de inzet van velen hebben we nu de prioriteiten aangegeven waarop wij ons internationaal in het onderzoek willen en kunnen profileren. Ook is duidelijk geworden op welke terreinen we de kracht van onze brede universiteit tot uitdrukking kunnen brengen in interdisciplinaire samenwerking. Maar daarmee zijn we er nog niet. Nu komt het er op aan dit proces een strategisch vervolg te geven en de keuzes die gemaakt zijn voor excellent onderzoek ook daadwerkelijk de ruimte te geven. Dat geldt dus ook voor de interne toekenning van onderzoeksmiddelen, vooral binnen de faculteiten, maar ook op universitair niveau. Want lumpsumfinanciering is een groot goed, maar legt aan ons als universiteiten wel de verplichting op om de middelen zo te besteden dat kwaliteit gehonoreerd wordt. Meer transparantie op dit punt is nodig: het werkt stimulerend naar onze eigen medewerkers en laat aan onze stakeholders zien dat de onderzoeksmiddelen gebruikt worden om onze positie als researchuniversiteit internationaal te versterken. Keuzes maken voor excellentie en meedoen in de globaliserende kennissamenleving vereist dat de financiële middelen van de universiteiten uit de eerste geldstroom op peil worden gehouden . Wij weten ons hierbij gesteund door prominente leden van het Innovatieplatform. Wij hopen dat de minister het pleidooi van zijn collegae uit het Innovatieplatform ter harte neemt en het heilloze plan om 100 mln. over te hevelen naar NWO laat varen. De overheveling gaat onherroepelijk ten koste van jonge wetenschappers en vernieuwing in het onderzoek.
De scherpere focus op geprioriteerde excellentie in het onderzoek zal ons ook aantrekkelijker maken voor buitenlandse toponderzoekers. Daarmee kunnen we tegenwicht bieden aan de braindrain naar de VS. Nederlandse universiteiten slagen daar volgens de OESO onvoldoende in. Een snelle implementatie van de kabinetsplannen voor een modern migratiebeleid, dat de komst van buitenlandse studenten en hoogopgeleiden stimuleert en faciliteert in plaats van ontmoedigt, is daarbij een evidente must. Dat geldt eveneens voor het prima Brusselse plan voor een bluecard, de EU-werkvergunning voor hoogopgeleiden van buiten de regio.
De OESO constateert nuchter dat de uitgaven van het Nederlandse bedrijfsleven aan R&D met 0,90 % BBP ruim onder het OSEO gemiddelde van 1,40% liggen. Dat heeft ook te maken met de structuur van onze economie, die vooral een diensteneconomie is. Hierdoor is maar een beperkt aantal grote bedrijven actief op de R&D markt. Wij hebben eenvoudigweg een te kleine thuismarkt en zullen het in de toekomst dus moeten hebben van samenwerking met internationaal opererende bedrijven. Daarom is het belangrijk dat wij, met het proces van F&M, beter zichtbaar kunnen maken waarin de Universiteit Utrecht sterk is, welk onderzoek een plaats boven de korenmaat verdient.
Ik vat samen: meer ruimte voor talent, meer ruimte voor excellentie, en keuzes maken, dat is het antwoord op de grotere dynamiek in Europa.
Tenslotte wil ik stilstaan bij een verantwoordelijkheid van de universiteit die verder reikt dan de universiteit zelf. En dan bedoel ik de bijdrage die wij kunnen leveren aan een goed basis- en voortgezet onderwijs. De Universiteit Utrecht staat wat dat betreft in een traditie van grote betrokkenheid bij het VWO en dat verplicht. Ik wijs op de rol van het IVLOS, onze lerarenopleiding, alsmede het Junior-College voor getalenteerde bètascholieren, de bijdrage van onze hoogleraren aan de vernieuwing van het bètaonderwijs voor het VWO en het Utrechtse Onderwijs Offensief, waarvoor onze Rector het initiatief nam.
Een goed basis- en voortgezet onderwijs, dat is bepaald niet meer vanzelfsprekend als we het dreigende grote tekort aan leraren voor ons zien en de signalen krijgen over de verminderde kwaliteit van het onderwijs. Een alarmerend perspectief, een groot maatschappelijk probleem. Als het fundament niet stevig is, dan gaan de gebouwen erboven wankelen. Wij mogen dat niet afdoen als het probleem van het VWO. Het is ook ons probleem. Het is ook onze verantwoordelijkheid om actie te nemen en bij te dragen aan oplossingen.
Er zijn te weinig leraren met een academische opleiding. De status van het leraarberoep is gedaald. Dat is geen natuurwet en dus ook niet iets om ons bij neer te leggen. Onder het motto "what goes down, can go up" kan het beroep ook weer in aanzien stijgen. Ik laat nu even de oorzaken voor wat zij zijn en geef een paar oplossingsrichtingen aan. Daarbij weet ik mij geïnspireerd door onze decanen die bij deze problematiek betrokken zijn. Zij ontwikkelen met het IVLOS een actieplan om de instroom in onze lerarenopleidingen te vergroten en daarmee de ont-academisering in het VWO tegen te gaan.
Allereerst moet de visie op het lerarenberoep veranderen. Jonge mensen kiezen niet meer een beroep voor het leven. Zij willen de mogelijkheid hebben om op enig moment hun loopbaan een andere richting te geven. Als dat zo is moeten we - via het traject van leven lang leren - meer mogelijkheden scheppen voor leraren die na verloop van tijd het onderwijs willen verlaten. Met de Baak (managementcentrum van VNO-NCW) gaan we bekijken welke trajecten we daarvoor kunnen ontwikkelen. Evenzeer moeten we gerichte trajecten ontwikkelen voor mensen met een ander carrièrepad die later in hun leven (voor enkele jaren) het onderwijs in willen. Hun ervaring is dan van grote waarde. Dat vraagt maatwerk in de aanvullende scholing.
In de tweede plaats moet de lerarenopleiding weer dicht bij de discipline geplaatst worden. Het vak hoort centraal te staan, zowel in de opleiding als in de klas. Bijna overal zie je dat de lerarenopleiding is afgezonderd en niet meer is ingebed in de omgeving waar verantwoordelijkheid voor de vakinhoud gedragen wordt. Dat moet veranderen, juist om de verbondenheid van de leraar met de discipline te versterken, de trots deel van de discipline te zijn. De facultaire verantwoordelijkheid voor de lerarenopleiding, de educatieve master, is principieel niet anders als de verantwoordelijkheid voor de academische master of de researchmaster. De faculteit moet zich ook eigenaar van de lerarenopleiding weten. Dit laat onverlet de belangrijke rol die het IVLOS behoudt voor onderzoek, didactiek, coördinatie en de relatie met de scholen.
Omdat de inhoud van de programmering in het voorgezet onderwijs verandert, zal ook de programmering van masteropleidingen (voor een deel ) aangepast moeten worden aan de nieuwe eisen die het VO stelt. En waarom kunnen leraren in spé bij ons geen twee talen studeren? Waarom is het niet meer mogelijk Nederlands te studeren en een graad voor geschiedenis te halen? Kan in de bachelorfase (minor) al voorgesorteerd worden op de educatieve master waardoor het hele traject korter kan worden?
Ook de kwaliteit van de leraren in het basisonderwijs is onze zorg. Daarom overlegt onze faculteit Sociale Wetenschappen met de Hogeschool Utrecht hoe wij een koppeling kunnen maken tussen de opleiding onderwijskunde en de PABO. Daarmee beogen we het beroep van leraar primair onderwijs aantrekkelijker te maken voor abituriënten van het VWO (nog maar 7% van de PABO-studenten heeft een VWO opleiding). Een plan dat tevens bijdraagt aan meer diversiteit in het hoger onderwijs.
Dames en heren, ik sluit af. Het wordt ongetwijfeld weer een boeiend academisch jaar. Een jaar van stimulerend onderwijs en fascinerend onderzoek. Maar ook een jaar van verdere vernieuwing en modernisering van onze universiteit, waarvoor ik u enkele ingrediënten heb aangereikt. Ik wens u allen, in het bijzonder de studenten en medewerkers, leden van onze academische gemeenschap, veel inspiratie, creativiteit en energie toe.
Straks beklimt onze gastspreker dit spreekgestoelte. Wij zijn blij en trots dat minister Ronald Plasterk ons bij de opening van dit Academisch jaar wil toespreken. We zijn blij zijn dat we een minister hebben die de Academia van binnenuit kent, maar ook trots omdat hij onze universiteit en zíjn universiteit verkozen heeft om te spreken bij deze opening van het academisch jaar. Wij zijn uitermate benieuwd om - na het muzikale intermezzo - uw beleidsvoornemens voor de universitaire wereld te vernemen.
-----------------------
The future of European universities, Richard Lambert and Nick Butler, Centre for European Reform, 2006
THES, 29 juni 2007
Talenten maken het verschil. Pag. 9 Innovatieplatform juni 2005
Frits van Oostrom, Pesident KNAW jaarrede 21 mei 2007 pag. 6
'Investeer in excellent onderzoek', artikel in het FD van 28 aug. 2007 door P.Borst en anderen
---- --
Universiteit Utrecht