Raad van State


Uitspraak

Zaaknummer: 200704804/2
Publicatie datum: maandag 3 september 2007
Tegen: het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant Proceduresoort: Voorlopige voorziening
Rechtsgebied: Kamer 1 - RO - Noord-Brabant

---

200704804/2.
Datum uitspraak: 3 september 2007

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

, wonend te ,

en

het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant, verweerder.


1. Procesverloop

Bij besluit van 19 september 2006 heeft de gemeenteraad van Eindhoven, het bestemmingsplan "Tongelresche Akkers" vastgesteld.

Verweerder heeft bij zijn besluit van 1 mei 2007, no. 1230845, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.

Tegen dit besluit heeft onder meer verzoeker bij brief van 5 juli 2007, bij de Raad van State ingekomen op 9 juli 2007, beroep ingesteld. Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 augustus 2007, waar in persoon en verweerder, vertegenwoordigd door mr. A.J.M. Danen, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts zijn als partij daar gehoord de gemeenteraad van Eindhoven, vertegenwoordigd door drs. R.A. Geelen, ambtenaar van de gemeente, en Ballast Nedam Ontwikkelingsmaatschappij B.V., vertegenwoordigd door mr. J. Hoekstra, advocaat te Amsterdam, en .


2. Overwegingen

2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.2. Het bestemmingsplan voorziet in een planologische regeling voor de bouw van ongeveer 900 woningen en de aanleg van twee sportvelden aansluitend op de wijk Doornakkers aan de oostelijke stadsrand van de gemeente Eindhoven. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het plan grotendeels goedgekeurd.

2.3. voert aan dat hij tijdig zienswijzen bij de gemeenteraad heeft ingediend door op de laatste dag van de termijn de zienswijzen om omstreeks 20.00 in de brievenbus van het gemeentehuis te deponeren. De gemeenteraad heeft zijn zienswijzen dan ook ten onrechte buiten beschouwing gelaten. Verder vreest onder meer verkeersoverlast nabij zijn woning als gevolg van de in het plan voorziene ontsluitingsstructuur.

2.4. Verweerder stelt dat de zienswijzen weliswaar zijn voorzien van een stempel van ontvangst van 30 maart 2006, maar stelt dat niet onaannemelijk is dat zijn zienswijze tijdig in de brievenbus van het gemeentehuis heeft gedeponeerd, ondanks het feit dat daarvoor expliciet bewijs ontbreekt. Verweerder heeft de bedenkingen van vervolgens beoordeeld en ongegrond verklaard.

2.5. De Voorzitter overweegt dat om tot een ontvankelijk beroep in de bodemprocedure te kunnen komen vast moet komen te staan dat onder meer tijdig zienswijzen tegen het ontwerpplan zijn ingediend. Vaststaat dat de termijn voor het indienen van zienswijzen liep van 16 februari 2006 tot en met 29 maart 2006 en dat de zienswijzen van zijn voorzien van een stempel van ontvangst van 30 maart 2006. In dit verband overweegt de Voorzitter dat wanneer zienswijzen in de brievenbus van het gemeentehuis worden gedeponeerd er vanuit moet worden uitgegaan dat de zienswijzen zijn binnengekomen op de datum die is vermeld op het stempel dat er bij binnenkomst op is geplaatst, tenzij de aanbieder aannemelijk maakt dat de zienswijzen eerder zijn binnengekomen. heeft in de stukken alsook ter zitting niet aannemelijk kunnen maken dat zijn zienswijzen eerder dan 30 maart 2006 zijn binnengekomen. Er moet daarom voorlopig vanuit worden gegaan dat de zienswijzen van op voornoemde datum zijn binnengekomen, dat wil zeggen buiten de daarvoor geldende termijn. Gelet hierop verwacht de Voorzitter dat het beroep van in de bodemprocedure niet-ontvankelijk zal worden verklaard.

2.6. Ingevolge artikel 54, tweede lid, onder b, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening kan uitsluitend een belanghebbende beroep instellen tegen een besluit inzake goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

Ter zitting is komen vast te staan dat de woning van aan de in de wijk Geestenberg op ongeveer 150 meter afstand staat van de meest noordelijke grens van het plangebied. Tussen de woning en het plangebied staat een rij woningen die rechtstreeks zicht op het plangebied ontneemt. Wat betreft de door gevreesde verkeersoverlast als gevolg van het plan overweegt de Voorzitter dat de ontsluiting van het plangebied is voorzien via de Jozef Israëlslaan/Generaal Cronjéstraat aan de noordzijde en via de Quinten Matsyslaan aan de zuidzijde. Ontsluiting van het woongebied zal dus plaatsvinden met gebruikmaking van bestaande wegen binnen de wijk Doornakkers. Mede gelet op de spoorlijn die het plangebied en de wijk Geestenberg, waar woont, scheidt, is niet aannemelijk dat verkeer van het toekomstig woongebied gebruik zal maken van de Doornakkersweg die over het spoor loopt, de Heerbaan en de Broekakkersweg en derhalve ter plaatse van de woning van verzoeker verkeersoverlast zal veroorzaken. Gelet op het voorgaande verwacht de Voorzitter dat in de bodemprocedure niet als belanghebbende zal kunnen worden aangemerkt zodat het beroep ook om deze reden niet-ontvankelijk zal kunnen worden verklaard.

2.7. Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen dient het verzoek te worden afgewezen.

2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.


3. Beslissing

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. A. Kosto, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. G.A. van der Sluijs, ambtenaar van Staat.

w.g. Kosto w.g. Van der Sluijs
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 3 september 2007

461.