Antwoorden op kamervragen van Van Gerven over ADHD middelen en bijbetalingen
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
GMT-K-U-2791346
3 september 2007
Antwoorden van minister Klink op kamervragen van het Kamerlid Van
Gerven over ADHD middelen en bijbetalingen (2060722720).
Vraag 1
Wat is uw reactie op het feit dat het gebruik van ADHD middelen en de
bijbetalingen in 2006 fors zijn gestegen? 1)
Antwoord 1
Ik stel vast dat het gebruik van ADHD-middelen al lange tijd stijgt.
Het gebruik steeg toen alleen het klassieke ADHD-middel Ritalin
(werkzame stof methylfenidaat) op de markt was, maar de stijging lijkt
versneld door te gaan sinds er nieuwe toedieningsvormen van
methylfenidaat op de markt zijn verschenen (Concerta, Equasym en
Medikinet) en een middel met een andere werkzame stof (Strattera). Uit
het door u gerefereerde artikel in het Pharmaceutisch Weekblad blijkt
niet dat de bijbetalingen gestegen zijn. Maar gezien de stijging in
het gebruik van ADHD middelen en de toename van het marktaandeel van
middelen met een bijbetaling, ligt het voor de hand dat er ook een
toename is van de bijbetalingen bij ADHD-middelen op macroniveau.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u het feit dat van het totaal aan bijbetalingen in het
kader van het Geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS) zijnde 23 miljoen
in 2006 10 miljoen voor rekening van Concerta en Strattera komt
waardoor verzekerden genoodzaakt zijn dure aanvullende verzekeringen
af te sluiten dan wel de bijbetalingen tot soms enkele euro's per dag
voor eigen rekening te nemen?
Antwoord 2
In Nederland vormen eigen betalingen een bijzonder klein deel van de
uitgaven van farmaceutische zorg, ongeveer 0.5%. De situatie rondom de
ADHD-middelen kan dan ook gezien worden als een grote uitzondering.
Het gaat mij te ver om te stellen dat verzekerden genoodzaakt zijn
vanwege het gebruik van de door het lid Van Gerven genoemde
ADHD-middelen of andere ADHD-middelen met bijbetaling een aanvullende
verzekering af te sluiten of grote bijbetalingen voor hun rekening te
nemen. Er is hier sprake van een keuze, er zijn immers ook
ADHD-middelen beschikbaar zonder bijbetaling. Overigens blijkt uit de
Monitor Zorgverzekeringsmarkt van de Nederlandse zorgautoriteit (NZa)
van juni 2006 dat in 2006 93% van de verzekerden een aanvullende
verzekering had, terwijl slechts ongeveer 0.5% van de bevolking
ADHD-middelen gebruikte.
Vraag 3
Vindt u het billijk dat ten gevolge van de GVS-systematiek en de
advisering van het CVZ voor Concerta 83% moet worden bijbetaald en
voor Strattera 99%? Zo ja, waarom?
Antwoord 3
De systematiek van het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS) is voor
de ADHD-middelen op dezelfde wijze toegepast als voor alle andere
geneesmiddelen. De Commissie Farmaceutische Hulp (CFH) van het College
voor zorgverzekeringen (Cvz) heeft zijn beoordeling op dezelfde
zorgvuldige wijze uitgevoerd als bij alle andere geneesmiddelen. De
GVS-systematiek leidt slechts bij uitzondering tot bijbetalingen. Het
`probleem' rondom de ADHD-middelen zit daarom niet primair bij de
GVS-systematiek of bij de beoordeling/advisering van het Cvz. Wat de
ADHD situatie bijzonder maakt is dat fabrikanten van de betreffende
ADHD-middelen de prijzen van hun producten vele malen hoger houden dan
die voor het klassieke ADHD-middel, terwijl deze middelen als
onderling vervangbaar zijn beoordeeld. Indien u mij vraagt of ik dat
billijk vind, moet ik zeggen dat ik daar mijn twijfels over heb, maar
daar moet ik dan wel aan toevoegen dat ik niet ga over de
prijsstelling van geneesmiddelen door fabrikanten, voor zover die
plaatsvindt binnen de kaders van de Wet op de geneesmiddelenprijzen
(WGP) - en dat is zo in dit geval. Overigens zijn de genoemde
bijbetalingpercentages extremen (deze betreffen de doseringen van de
desbetreffende geneesmiddelen met de hoogste bijbetalingen, er zijn
ook doseringen waarbij het percentage bijbetalingen aanzienlijk lager
is). Desalniettemin zijn de bijbetalingen in alle gevallen relatief
hoog. Men dient zich echter wel te realiseren dat in deze extreme
gevallen van bijbetalingen, door de prijsstelling van de fabrikanten
Concerta ruim 8 maal en Strattera zelfs ruim 80 maal duurder is dan
het klassieke ADHD-middel.
Vraag 4
Dienen de eigen bijdragen voor geneesmiddelen niet sowieso aan
limieten te worden gebonden? Zo neen, waarom niet?
Vraag 10
Is hier niet een aanscherping van de Wet geneesmiddelenprijzen op zijn
plaats? Bent u bereid dit te doen? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 4 en 10
Zoals hierboven gesteld vormen eigen betalingen in Nederland in het
algemeen een bijzonder klein deel van de kosten farmaceutische zorg.
De problematiek rondom de ADHD-middelen is een uitzondering en zoals
hierboven beargumenteerd niet primair een probleem volgend uit de
GVS-systematiek. Deze uitzonderingssituatie is voor mij geen
aanleiding om eigen bijdragen bij geneesmiddelen aan limieten te
binden of de ADHD-problematiek op te lossen via aanscherping van
andere wettelijke instrumenten zoals de WGP.
Vraag 5
Is het niet onredelijk, als nieuwe onderzoeken aantonen dat er
patiënten zijn die wel op atomoxetine (Strattera) reageren en niet op
methylfenidaat en andersom, ook al betreft het individuele verschillen
in gevoeligheid en niet definieerbare subgroepen, dat patiënten die
daar niets aan kunnen doen, zoveel moeten bijbetalen? Zo neen, waarom
niet?
Antwoord 5
De ADHD-middelen zijn onderling vervangbaar. In termen van het GVS
betekent dat gelijkwaardig. Ik vind het redelijk dat voor
gelijkwaardige producten dezelfde vergoedingslimiet geldt. Ik vind het
onredelijk om vanuit de collectiviteit voor een product dat
gelijkwaardig is aan een ander product een ruim 80 maal hogere prijs
te vergoeden. Een fabrikant is vrij om zijn prijs te stellen, binnen
de wettelijke kaders van de WGP, maar dat wil niet zeggen dat ik
bereid ben om elke prijs te vergoeden. Voor alle geneesmiddelen geldt
in principe dat er tussen patiënten individuele verschillen kunnen
zijn in gevoeligheid. De casus atomoxetine en methylfenidaat is wat
dat betreft dus niet uniek. Het is hier vooral van belang dat de
fabrikant van atomoxetine door wetenschappelijk onderzoek aantoont dat
het middel een therapeutische meerwaarde heeft, bijvoorbeeld bij
patiënten die niet reageren op methylfenidaat.
Vraag 6
Wat betekent het voorstel modernisering GVS voor de toekomstige
indeling van Concerta en Strattera en het al of niet moeten
bijbetalen? 2) Bent u bereid een oplossing te zoeken met betrekking
tot de ongewenste bijbetalingen? 3)
Antwoord 6
Op het advies van het Cvz over de modernisering van het GVS heb ik nog
geen standpunt ingenomen. Ik neem mijn standpunt op het advies van het
Cvz mee in mijn bredere visie op de geneesmiddelenbekostiging die ik
voor later dit jaar heb aangekondigd. Het is daarom te vroeg om te
speculeren over modernisering van het GVS en gevolgen daarbij voor
bijbetalingen in het algemeen of bijbetalingen bij ADHD-middelen
specifiek.
Vraag 7
Kunt u de grote prijsverschillen verklaren tussen methylfenidaat
(Ritalin) van de firma Novartis en methylfenidaat met verlengde
afgifte (Concerta) van de firma Janssen-Cilag dat ruim 8 maal zo duur
is en atomoxetine (Strattera) van de fabrikant Lilly dat ruim 20 maal
zo duur is dan Ritalin? Zo ja, vanwaar deze prijsstelling? Zo neen,
waarom niet?
Vraag 8
Is hier niet sprake van een strategische in plaats van een reële
prijsstelling? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 7 en 8
Prijsstelling van geneesmiddelen door fabrikanten is gebaseerd op een
groot aantal factoren. Om er een paar te noemen: ontwikkelingskosten
van het product en van producten die tijdens de ontwikkeling falen,
marketing- en saleskosten, productiekosten en allerlei strategische of
commerciële overwegingen. Ik heb geen inzicht in dit complex van
factoren en kan daarom geneesmiddelenprijzen of prijsverschillen niet
verklaren. Overigens kunnen strategische overwegingen voor een
fabrikant reëel zijn, dus ik geloof niet dat het een het ander
uitsluit.
Vraag 9
Kunt u aangeven wat de kostprijzen voor productie en ontwikkeling van
de middelen en de winstmarges voor deze middelen zijn voor de diverse
fabrikanten? Zo neen, bent u dan bereid hier nader onderzoek naar te
doen?
Antwoord 9
Ik heb geen inzicht in kostprijzen voor productie en ontwikkeling van
deze geneesmiddelen. Evenmin heb ik inzicht in de winstmarges voor
deze middelen voor de diverse fabrikanten. Ik ben ik niet bereid hier
nader onderzoek naar te doen omdat ik van mening ben dat dergelijke
informatie geen bijdrage levert aan de oplossing van de problematiek
rondom de ADHD-middelen. Dit vanwege het gestelde in mijn antwoord op
vragen 7 en 8. De oplossing van de bijbetalingsproblematiek bij de
nieuwe ADHD-middelen ligt bij de fabrikanten van deze middelen door óf
therapeutische meerwaarde en doelmatigheid aan te tonen ten opzichte
van het klassieke middel óf de prijzen te verlagen tot het niveau van
de vergoedingslimiet.
1) Pharmaceutisch Weekblad, 22 juli 2007, "Spectaculaire toename ADHD
middelen"
2) CVZ. Voorstel modernisering GVS, februari 2007
3) Brief CVZ aan de minister inzake de herbeoordeling Strattera
(atomoxetine), 2 september 2005