Rijksdienst voor archeologie, cultuurlandschap en monumenten


Wet op de archeologische monumentenzorg

31 augustus 2007
De Wet op de archeologische monumentenzorg is op 1 september 2007 in werking getreden. Op deze website is een aantal relevante stukken met betrekking tot de geschiedenis van deze wet opgenomen. De parlementaire stukken zijn van belang omdat deze een goede uitleg geven van de (bedoeling van de) wetsbepalingen.


* Persbericht

* Wet op de archeologische monumentenzorg
* Aanvragen opgravingsvergunning

Bij vragen/opmerkingen kunt u contact opnemen met info@racm.nl

Wet op de archeologische monumentenzorg in werking

31 augustus 2007
Op 1 september treedt de wet op de archeologische monumentenzorg in werking. Hiermee worden de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'.

Het Verdrag van Malta regelt de omgang met het Europees archeologisch erfgoed. Nederland ondertekende dit verdrag van de Raad voor Europa in 1992. Aanleiding voor dit verdrag was dat het Europese archeologische erfgoed in toenemende mate bedreigd werd. Niet alleen door natuurlijke processen of ondeskundig gebruik van het bodemarchief, maar ook door ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening.

De officiële naam van het Verdrag van Malta is het 'Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologische erfgoed'. Het verdrag werd in 1998 door een goedkeuringswet bekrachtigd. In 2003 werd bij de Tweede Kamer een voorstel voor een wet op de archeologische monumentenzorg ingediend. Dit wetsvoorstel is in april 2006 door de Tweede Kamer aangenomen en in december van dat jaar door de Eerste Kamer bekrachtigd.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten, Harry van den Berselaar, hoofd Communicatie 033-4227777 / 06 22953904 en Gerda de Bruijn, senior medewerker Beleid, Maritiem en Internationaal, 030-6983366 / 06-15879359.

Bijlage 1 Archeologische monumentenzorg:

Behoud in de bodem

Het archeologisch bodemarchief is de grootste bron voor de geschiedenis van Nederland. Het belangrijkste doel van de wet is het behoud van dit erfgoed in situ (ter plekke), omdat de bodem de beste garantie biedt voor een goede conservering van de archeologische waarden.

Vooronderzoek maakt duidelijk welke archeologische waarden verstoord dreigen te worden. Wie de bodem in wil, bijvoorbeeld om te bouwen, kan verplicht worden dit archeologisch vooronderzoek te betalen. De onderzoeksresultaten bepalen het vervolg. Soms betekent dat de (aangepaste) voortgang van de geplande werkzaamheden. De andere keer moeten waardevolle archeologische vondsten opgegraven worden. Ruimtelijke ordening

Het wordt verplicht om in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Op die manier komt er ruimte voor de overweging van archeologievriendelijke alternatieven.

Rijk, provincies en gemeenten (laten) bepalen welke archeologische waarden bedreigd worden bij ruimtelijke ordeningsplannen. Tijdens de voorbereiding van deze plannen is (vroeg)tijdig archeologisch (voor)onderzoek belangrijk. De keuze voor een andere bouwlocatie voorkomt de verstoring van belangrijke bodemvondsten. Als dit geen optie is, bestaat de mogelijkheid om binnen de bouwlocatie zelf naar een archeologievriendelijke aanpak te streven. In het uiterste geval wordt een archeologische opgraving uitgevoerd. De verstoorder betaalt

Van belang is ook het principe dat de verstoorder betaalt voor het opgraven en voor het documenteren van archeologische waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort. Handelen in de geest van Malta

Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de wet op de archeologische monumentenzorg werd - zeker bij grote projecten - al jaren 'in de geest van Malta' gewerkt. Zo maakten Rijk, provincie en veel gemeenten reeds geruime tijd gebruik van bijvoorbeeld de mogelijkheden uit de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Het doel hierbij is een integrale aanpak van archeologie binnen de ruimtelijke ordening. Eigen rol

De eigen rol van de overheden wordt nu 'officieel'. Gemeenten moeten rekening houden met archeologie bij nieuwe bestemmingsplannen. Provincies krijgen de taak om 'archeologische attentiegebieden' aan te wijzen. Voor die gebieden zullen gemeenten ook hun bestaande bestemmingsplannen moeten aanpassen. Provincies gaan ontgrondingen toetsen op archeologisch belang en spelen verder een belangrijke rol bij de MER-procedure. Een Milieu Effect Rapportage is een instrument om het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming.

Het Rijk moet instaan voor het archeologisch belang van zijn 'eigen' projecten (zoals de aanleg van de Hoge Snelheids Lijn). Het Rijk creëert ook de voorwaarden voor een goede wetsuitvoering. Daarbij speelt de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) een belangrijke rol, bijvoorbeeld als opsteller van rapporten als 'Uit Balans' en 'Archeologie & Bestemmingsplannen'. De RACM stelt ook - in samenwerking met andere professioneel betrokkenen - de Nationale Onderzoeksagenda Archeologie samen. De Erfgoedinspectie houdt toezicht op de naleving van wettelijke eisen en van voorschriften aan de opgravingsvergunningen. Bedrijven

Al in de aanloop tot de wet op de archeologische monumentenzorg namen de archeologische werkzaamheden toe. Naast overheden en universiteiten werden private ondernemingen van belang. Voor de kwaliteitsborging heeft de beroepsgroep van archeologen een Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) opgesteld. De Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB) houdt de norm actueel. In het Handboek Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie staan de normen en richtlijnen waaraan de archeologische werkzaamheden moeten voldoen.