Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33 www.szw.nl 2513AA22XA

Ons kenmerk W&B/SFI/2007/25874 Datum 31 augustus 2007

Tijdens het AO WWB van 13 juni 2007 deed ik de toezegging dat ik na de zomer zal berichten over CBS-cijfers inzake het aantal ontheffingen van de arbeidsplicht onder meer voor alleenstaande ouders. Via deze brief voldoe ik aan die toezegging. Tevens los ik daarmee een nog openstaand deel van de moties van Koer Kaya respectievelijk Van Gent en Van der Sande in (brieven d.d. 7 juli 2006 en 23 januari 2007).
In de toezegging tijdens het AO heb ik aangegeven dat ik - zo mogelijk - ook cijfers zal presenteren over mensen met fysieke en mentale beperkingen in de bijstand. Het CBS beschikt niet over dergelijke cijfers, maar de meest recente monitor van Divosa bevat die wel. Ook IWI heeft hierover gerapporteerd, althans wat betreft redenen van ontheffing bij instroom in de bijstand. Hieronder ga ik daar nader op in.

Aantallen ontheffingen december 2006 (CBS)
Het CBS beschikt in principe via de Bijstandsuitkeringenstatistiek (BUS) over cijfers inzake ontheffingen. De richtlijnen inzake ontheffingen bleken echter tot nu toe niet eenduidig, zodat gemeenten deze verschillend interpreteerden. Nadat de richtlijnen zijn aangescherpt1 en verduidelijkt is aan gemeenten gevraagd om opnieuw gegevens over eind 2006 te leveren. De onderstaande cijfers zijn het resultaat van deze actie. Er zijn verbeterde cijfers ontvangen van 159 gemeenten, die gezamenlijk ongeveer de helft van het bijstandsvolume omvatten. De spreiding tussen verschillende gemeenten is echter zeer groot2. Er wordt daarom door het CBS met nadruk op gewezen dat de cijfers niet representatief zijn voor de situatie in heel Nederland. De gegevens zijn niet generaliseerbaar tot een landelijk beeld. De uitkomsten hebben uitsluitend betrekking op de responderende gemeenten.


1 Volgens de aangescherpte richtlijnen is er sprake van een ontheffing van de arbeidsverplichting indien er al dan niet een ontheffing is van inschrijving bij het CWI én een ontheffing van het verkrijgen van arbeid én een ontheffing van het aanvaarden van arbeid voor de gehele werkweek. In alle overige gevallen wordt een cliënt geregistreerd als niet hebbende een ontheffing van de arbeidsverplichting.
2 De (gewogen) standaardafwijking van het percentage huishoudens met ontheffing tussen de verschillende responderende gemeenten bedraagt ca. 16 procentpunt.

Ons kenmerk W&B/SFI/2007/25874

Naar verwachting zal het CBS in het eerste kwartaal van 2008 voor alle gemeenten over cijfers over ontheffingen van eind 2007 beschikken. Daarover zal uw Kamer via de reguliere informatievoorziening over WWB-cijfers worden geïnformeerd.

Eind 2006 heeft 25% van het aantal huishoudens in de bijstand, in de responderende gemeenten, een ontheffing. Dit percentage is lager dan het percentage 2006 dat in de laatste monitor van Divosa3 wordt genoemd (33%). Ook het Divosapercentage is niet gebaseerd op informatie van alle gemeenten, maar op 32% van het aantal Divosa-leden. Oorzaak van het verschil tussen het CBS- en Divosacijfer kan gelegen zijn in de scherpere definitie van ontheffing die het CBS hanteert, of in het feit dat het CBS en Divosa verschillende delen van de totale gemeentepopulatie waarnemen of dat het bij de Divosamonitor om inschattingen van managers van sociale diensten gaat. Het aantal ontheffingen bij alleenstaande ouders ligt, in de responderende gemeenten, beduidend lager: 17% (zie bijlage tabel 1).

Qua opsplitsing naar leeftijd zijn in de bijlage gegevens opgenomen over de groep boven de 57,5 jaar (de groep die in de periode voor de WWB categoriaal ontheven was) en over de groep jongeren beneden de 27 jaar, waarvoor conform het Coalitieakkoord de werk-leerplicht in het leven zal worden geroepen. Bij de groep boven de 57,5 jaar bedraagt, in de responderende gemeenten, het percentage ontheffingen 47% en bij de groep beneden de 27 jaar bedraagt dit 11% (zie bijlage tabel 2).

Er is in de responderende gemeenten een duidelijk verband te zien tussen uitkeringsduur en het bezitten van een ontheffing van de arbeidsverplichting: onder degenen die vijf jaar en langer een bijstandsuitkering hebben, bezitten er meer dan twee keer zoveel een ontheffing dan onder degenen die pas kort een bijstandsuitkering ontvangen (zie bijlage tabel 3).

Mensen met beperkingen in de bijstand (Divosa, IWI)
In de meest recente monitor van Divosa zijn de bijstandsgerechtigden in drie groepen ingedeeld.
Groep 1: Bijstandsgerechtigden die de capaciteiten hebben om (eventueel met hulp, scholing, bemiddeling) volledig uit te stromen naar regulier werk (mits er voldoende geschikte banen beschikbaar zijn). Dit is exclusief degenen die weliswaar de capaciteiten hebben, maar vanwege zwaarwegende belemmeringen niet voor de arbeidsmarkt beschikbaar zijn (zie groep 3);
Groep 2: Bijstandsgerechtigden die (zelfs als er voldoende geschikte banen beschikbaar zijn) alleen kunnen werken met behulp van een loonkostensubsidie of in een aangepaste werksituatie, bijvoorbeeld gesubsidieerd werk of de SW; Groep 3: Bijstandsgerechtigden die langdurig (langer dan vijf jaar) zullen zijn aangewezen op de bijstand, zonder dat zij voor arbeid in wat voor vorm dan ook


3 Divosa-monitor 2007, Verschil maken, Drie jaar Wet werk en bijstand, p. 33. Voor 2004 en 2005 noemt de monitor 34% respectievelijk 41% ontheffingen.

---

Ons kenmerk W&B/SFI/2007/25874

te activeren zijn of vanwege belemmeringen niet beschikbaar zijn.

Volgens een nadere analyse op de monitorcijfers door het Centrum voor Arbeid en Beleid (CAB) delen de gemeenten eind 2006 94.151 bijstandsgerechtigden in bij groep 1, 102.588 bij groep 2 en 105.361 bij groep 3.

Van groep 2 en 3 als geheel (207.949) is nagegaan welke redenen managers en medewerkers van sociale diensten aangeven om mensen tot die twee groepen te rekenen. Als voornaamste reden worden genoemd: fysieke belemmeringen (33%) gevolgd door psychische belemmeringen (20%)(zie bijlage tabel 4).

Op basis van deze cijfers kan worden geschat dat het aantal mensen in de bijstand met een fysieke of mentale beperking eind 2006 ruim 110.000 bedraagt.

In het IWI-onderzoek "In de bijstand, en dan" (4 juni 2007) geeft de inspectie op basis van 1.265 dossiers bij 53 gemeenten inzicht in kenmerken van de instroom in de bijstand in het eerste kwartaal 2005. Onder meer is gekeken naar ontheffingen. Uit het onderzoek blijkt dat driekwart van de instroom de volledige arbeidsverplichting krijgt opgelegd, 9% een gedeeltelijke arbeidsplicht en 15% geen arbeidsplicht heeft. De cijfers van IWI kunnen niet vergeleken worden met die van het CBS omdat het hier om de instroom 2005 gaat, terwijl het bij het CBS om het bijstandsvolume eind 2006 gaat.
Wat betreft de redenen van ontheffing blijken medische redenen de belangrijkste (57%)(zie bijlage tabel 5).

De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(A. Aboutaleb)

---

Ons kenmerk W&B/SFI/2007/25874

Bijlage tabellen

Tabel 1: ontheffingen binnen responderende gemeenten, naar leefvorm december 2006 (jonger dan 65 jaar, thuiswonend)

Leefvorm                Aandeel ontheffingen (%)
alleenstaande 29% alleenstaande ouder 17% (echt)paar 24% Overig 16% Totaal 25 %
Bron: CBS; op basis van 159 gemeenten.

Tabel 2: ontheffingen binnen responderende gemeenten, naar leeftijd december 2006 (jonger dan 65 jaar, thuiswonend)
Leeftijd                    aandeel ontheffingen (%)
Jonger dan 27 jaar 11% 27 tot 57,5 jaar 22% 57,5 tot 65 jaar 47% Totaal 25%
Bron: CBS; op basis van 159 gemeenten.

Tabel 3: ontheffingen binnen responderende gemeenten, naar uitkeringsduur december