Landschap Noord-Holland

Persbericht

Castricum, 22 augustus 2007

Nieuwe kansen voor weidevogels na onderzoek in Laag Holland

Vanwege de alarmerende ontwikkelingen in de weidevogelstand is onder regie van Landschap Noord-Holland in 2006 de weidevogelstand in heel Nationaal Landschap Laag Holland, ruim 30.000 hectare, in kaart gebracht. Omdat er grote behoefte is aan kennis over weidevogelbeheer doet Landschap Noord-Holland daarvan uitvoerig verslag. De resultaten van het onderzoek bieden nieuwe kansen. Door het toepassen van die kennis, moet het mogelijk zijn de achteruitgang van de weidevogels te stoppen.

Gaat het inderdaad zo slecht met de weidevogels, of zijn er nog steeds gebieden waar het voor weidevogels goed toeven is? En wat kunnen we van deze goede gebieden leren? Het uitgevoerde onderzoek staafde het gevoel van menig vogelliefhebber, sinds 2000 zijn de meeste weidevogelsoorten in Laag Holland achteruit gegaan. Toch gaat het niet overal slecht, op een substantieel groot oppervlak in Laag Holland is de stand gelijk gebleven of zelfs toegenomen. Gebieden met stabiele of stijgende weidevogelaantallen komen vooral voor op plaatsen waar natuurgebied, agrarisch natuurbeheer en soms ook regulier agrarisch beheer, min of meer zijn verweven. Verder maakt het onderzoek onder andere duidelijk dat:
- de hoogste dichtheden voorkomen in gebieden waar het oppervlak aan laat gemaaid gras groot is, gewoonlijk 75% of meer rond 1 juni;
- grote aaneengesloten oppervlakten die, min of meer gelijktijdig, vroeg gemaaid worden ongunstig zijn voor weidevogels;
- in gebieden met grote oppervlakten aan laat gemaaid land de structuur van de vegetatie een bepalende factor is;
- bos, struweel, moeras, verruigd grasland, sterke begrazingsdruk en teveel overzomerende ganzen ongunstig zijn voor weidevogels en
- in goede weidevogelgebieden er rond half mei en begin juni voldoende plekken zijn met een vrij kruidenrijke en niet te hoge en dichte graslandstructuur. Goede gebieden zijn vanaf half mei te herkennen aan bloeiende bloemen, een open landschap waar roofdieren weinig kans krijgen.

Momenteel wordt in opdracht van het Landelijk Kennisteam Weidevogels onderzocht hoe de verschillen in weidevogeldichtheid tussen verschillende typen beheer zijn ontstaan. Hierbij werkt Landschap Noord-Holland nauw samen met de Universiteit Leiden (CML), SOVON Vogelonderzoek Nederland en de Rijksuniversiteit Groningen. Belangrijke factoren die weidevogeldichtheden beïnvloeden zijn o.a. predatie (roofdieren), waterpeil, openheid, maaitijdstip en beweiding. Door deze factoren op landschapsniveau te onderzoeken krijgt Landschap Noord-Holland informatie over de meest ideale samenstelling van een weidevogelgebied.

Landschap Noord-Holland heeft dit jaar het initiatief genomen tot het oprichten van een Provinciaal Kenniscentrum Weidevogels. Essentieel is uitwisseling van informatie en samenwerking tussen natuurbeheerders, boeren, gemeenten en andere belangstellenden. Door kennis te bundelen en in het beheer toe te passen, hoopt Landschap Noord-Holland dat een voortgaande daling van weidevogels wordt voorkomen.

Vrijwel alle weidevogelonderwerpen worden in dit verslag kort weergegeven. Geïnteresseerden kunnen het weidevogeljaarverslag downloaden van onze website onder 'publicaties': www.landschapnoordholland.nl