KAMERBRIEF
28-08-2007
Defensie Industrie Strategie
Ondertekenaar: De staatssecretaris van Defensie, de minister van
Economische Zaken
Hierbij bieden wij u de Defensie Industrie Strategie (DIS) aan. De
strategie is gezamenlijk ontwikkeld door de ministeries van
Economische Zaken en Defensie. De belangrijkste elementen uit de
strategie worden in deze brief uiteengezet.
Download dit document: pdf icon Defensie Industrie Strategie
Om deze publicatie te raadplegen heeft u het programma Acrobat Reader
nodig, dat u gratis kunt downloaden
5. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
5.1 Conclusies
* De komende jaren zal de veiligheidspolitieke agenda vooral in het teken blijven staan
van de dreigingen die uitgaan van falende staten, proliferatie van
massavernietigingswapens en terrorisme;
* De Nederlandse krijgsmacht is een kwalitatief hoogwaardige krijgsmacht met drie
hoofdtaken, waaronder het internationaal optreden in het gehele geweldsspectrum.
Om deze ambitie waar te maken in een tijd van veranderende krijgsmachten heeft
Defensie behoefte aan technologisch hoogwaardig materieel. Voor de aanschaf, het
gebruik en het onderhoud daarvan is hoogwaardige kennis nodig waarbij moet
worden samengewerkt met andere overheden, binnen- en buitenlandse
kennisinstituten en bedrijven;
* Bij deze samenwerking is het hebben en behouden van een gezonde en
concurrerende Nederlandse DTIB essentieel;
* Tevens is het participeren van de Nederlandse defensiegerelateerde industrie (DGI)
in de ontwikkeling, productie en instandhouding van defensiematerieel een activiteit
die past binnen een hoogwaardige kenniseconomie, niet in de laatste plaats vanwege
de spin-off naar de civiele markt. Een Defensie Industrie Strategie (DIS) sluit
daarmee zowel aan bij pijler II: "Een innovatieve, concurrerende en ondernemende
economie" als bij pijler V: "Veiligheid, stabiliteit en respect" van het beleidsprogramma
van het kabinet Balkenende IV;
* Ook heeft een Nederlandse bijdrage aan een Europese DTIB buitenlands-politieke
betekenis en sluit deze derhalve aan bij pijler I: "Een actieve internationale en
Europese rol" van het beleidsprogramma;
* De Nederlandse defensiegerelateerde industrie heeft op specifieke terreinen sterke
kanten en kansen op de internationale markt. In dit rapport zijn deze onderscheiden
in prioritaire technologiegebieden. Deze zijn:
1. Command, Control, Communications, Computers and Intelligence;
2. Sensorsystemen;
3. Geïntegreerd platformontwerp-, ontwikkeling- en fabricage;
4. Elektronica en mechatronica;
5. Geavanceerde materialen;
6. Simulatie, training en kunstmatige omgevingen.
* Deze sterke kanten en kansen dienen verzilverd te worden door deel uit te maken
van internationale netwerken ("supply chains") voor de ontwikkeling, productie en
instandhouding van defensiematerieel die in de toekomst leidend zijn bij ontwikkeling,
productie en instandhouding van militair materieel;
* Er zijn internationale ontwikkelingen die een open marktwerking en een gelijk
speelveld ("level playing field") op de internationale defensiemarkt dichterbij brengen.
Voorbeelden hiervan zijn de gedragscode en de "Code of Best Practice in the Supply
Chain" van de EDA, en de initiatieven op het gebied van aanbesteding van de
Europese Commissie. Nederland blijft deze initiatieven ondersteunen, en zal daarbij
oog houden voor een blijvende markttoegang van Nederlandse bedrijven;
* Deelname aan internationale materieelsamenwerking vanaf de ontwikkelingsfase
vormt een belangrijk instrument om de Nederlandse defensiegerelateerde industrie te
positioneren in de internationale netwerken ("supply chains") voor de ontwikkeling,
productie en instandhouding van defensiematerieel;
40
* De positionering op de internationale defensiemarkt is in de eerste plaats een
verantwoordelijkheid van de Nederlandse DGI zelf;
* In de komende periode wordt de positie van industrieën nog sterk beïnvloed door het
beleid van nationale overheden;
* Defensie en Economische zaken hanteren instrumenten die de positie van de
Nederlandse DGI op de internationale markt beïnvloeden;
* Voor Defensie liggen deze vooral in het proces van (pre)behoeftestelling tot en met
afstoting van materieel;
* Voor EZ gaat het vooral om instrumenten gericht op het innovatievermogen en de
toegang tot buitenlandse markten respectievelijk Export;
* Met deze DIS wordt het benutten van de mogelijkheden van de Nederlandse DGI en
het versterken van de positie in internationaal verband expliciet en in samenhang
meegewogen bij de inzet van de Defensie- en EZ-instrumenten;
* Door de prioritaire technologiegebieden als uitgangspunt te nemen kan in de (pre-)
behoeftestellingsfase de samenwerking in de driehoek Overheid - Kennisinstituten -
Industrie worden geoptimaliseerd;
* De prioritaire technologiegebieden moeten een prominente plaats innemen binnen de
zogenoemde kennisarena´s, de nieuwe thema-indeling van TNO en de Strategische
Kennis Agenda (SKA) voor Defensie;
* De Nederlandse DGI dient hier actief op in te spelen door actieve deelname aan de
kennisarena's, maar ook door nationale en internationale samenwerking en het
meewegen van de ontwikkelingen op de prioritaire technologiegebieden in
investeringsbeslissingen. Daarnaast kan de Nederlandse DGI zich richten op de
vorming van industriële clusters op de prioritare technologiegebieden en de oprichting
van platforms);
* In 2007 wordt door EZ in samenwerking met Defensie, BZK en Justitie de
mogelijkheid van een innovatieprogramma op het gebied van "Security" onderzocht.
Indien blijkt dat op dit gebied voldoende excellentie bestaat in Nederland,
gecombineerd met internationale marktkansen, dan moeten de betrokken industrieën
draagvlak genereren voor een gezamenlijk strategisch innovatieprogramma;
* Mede op basis van de DIS worden voor het aangaan van strategische allianties
concrete doelen geformuleerd en geactualiseerd. In dit kader wordt overwogen om
aansluiting te zoeken bij de zes LOI-landen en OCCAR.
5.2 Uitwerking
In afwachting van de ontwikkeling van een gelijk speelveld kunnen Defensie en EZ kunnen
een meer nadrukkelijke rol spelen dan tot nu toe bij het positioneren van de Nederlandse
DGI, en daarmee bijdragen aan het tot stand komen van een gezonde, innovatieve
concurrerende Nederlandse DTIB.
De beschreven instrumenten sluiten aan bij het R&D en materieelbeleid van Defensie en het
innovatiebeleid van EZ. De verdere uitwerking, implementatie, coördinatie en evaluatie
dienen bewaakt te worden door twee departementale werkgroepen bij zowel Defensie als
EZ, met een eenvoudige maar effectieve rapportagevorm aan een interdepartementale
werkgroep.