Raad van State
Uitspraak
Zaaknummer: 200704891/1
Publicatie datum: vrijdag 24 augustus 2007
Tegen: het college van gedeputeerde staten van Flevoland
Proceduresoort: Voorlopige voorziening
Rechtsgebied: Kamer 2 - Milieu - Vee en andere dieren
---
200704891/1.
Datum uitspraak: 24 augustus 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige
voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het
geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
"Zuiderzee B.V.", gevestigd te Creil, gemeente Noordoostpolder,
verzoekster,
en
het college van gedeputeerde staten van Flevoland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 16 mei 2007 heeft verweerder de door verzoekster
ingediende aanvraag om een revisievergunning als bedoeld in artikel
8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer voor een varkenshouderij op
het perceel Noordermeerpad 1 te Creil, buiten behandeling gelaten.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bezwaar gemaakt.
Bij brief van 13 juli 2007, bij de Raad van State op dezelfde dag
ingekomen, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige
voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 augustus 2007,
waar verzoekster, vertegenwoordigd door mr. J. van Groningen, advocaat
te Middelharnis, en , en verweerder, vertegenwoordigd
door mr. C.A.I. Eringfeld en J.A. van Wigcheren, ambtenaren van de
provincie, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Verzoekster betoogt dat verweerder de door haar ingediende
aanvraag om vergunning ten onrechte buiten behandeling heeft gelaten,
nu het volgens haar niet nodig is om een milieueffectrapport op te
stellen.
2.2. Verweerder heeft de vergunningaanvraag buiten behandeling
gelaten, omdat daarbij geen milieueffectrapport is overgelegd. In dit
verband wijst verweerder op het feit dat de aangevraagde activiteit
betrekking heeft op een inrichting met meer dan 3.000 plaatsen voor
mestvarkens.
2.3. In categorie 14 van onderdeel C van de bijlage bij het Besluit
milieu-effectrapportage 1994 (hierna: het Besluit mer) is als
activiteit ten aanzien waarvan bij de voorbereiding van een besluit
het maken van een milieueffectrapport verplicht is, onder meer
aangewezen: de oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting
voor het fokken, mesten of houden van varkens in gevallen waarin de
activiteit betrekking heeft op een inrichting met meer dan 3.000
plaatsen voor mestvarkens.
2.4. Naar het oordeel van de Voorzitter volgt uit de tekst van deze
bepaling dat bij een voorgenomen uitbreiding van een veehouderij het
opstellen van een milieueffectrapport eerst verplicht is indien die
uitbreiding meer dan 3.000 mestvarkens omvat.
2.5. De aanvraag om vergunning heeft betrekking op het houden van
11.520 mestvarkens. Bij de voor de inrichting geldende vergunning(en)
zijn 9.768 mestvarkens vergund. Het aantal te houden mestvarkens neemt
dan ook toe met 1.752. Derhalve wordt niet voldaan aan de
drempelwaarde van 3.000 mestvarkens zoals opgenomen in categorie 14
van onderdeel C van de bijlage bij het Besluit mer. Verweerder heeft
de aanvraag om vergunning dan ook ten onrechte buiten behandeling
gelaten.
2.6. Gelet op het vorenstaande ziet de Voorzitter aanleiding de hierna
te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.7. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te
worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het
college van gedeputeerde staten van Flevoland van 16 mei 2007, kenmerk
540026;
II. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Flevoland tot
vergoeding van bij verzoekster in verband met de behandeling van het
verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van 674,53 (zegge:
zeshonderdvierenzeventig euro en drieënvijftig cent), waarvan een
gedeelte groot 644,00 is toe te rekenen aan door een derde
beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de provincie
Flevoland aan verzoekster onder vermelding van het zaaknummer te
worden betaald;
III. gelast dat de provincie Flevoland aan verzoekster het door haar
voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage
van 285,00 (zegge: tweehonderdvijfentachtig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, als Voorzitter, in
tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, ambtenaar
van Staat.
w.g. Boll w.g. Van der Maesen de Sombreff
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 augustus 2007
190-493.