Raad van State


Uitspraak

Zaaknummer: 200702715/2
Publicatie datum: vrijdag 24 augustus 2007
Tegen: het college van burgemeester en wethouders van Someren Proceduresoort: Voorlopige voorziening
Rechtsgebied: Kamer 2 - Milieu - Vee en andere dieren
---

200702715/2.
Datum uitspraak: 24 augustus 2007

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "De Hoof Groepsaccommodaties B.V.", gevestigd te Someren, verzoekster,

en

het college van burgemeester en wethouders van Someren, verweerder.


1. Procesverloop

Bij besluit van 28 februari 2007 heeft verweerder aan een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een pluimveehouderij op het perceel te . Dit besluit is op 8 maart 2007 ter inzage gelegd.

Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 17 april 2007, bij de Raad van State op dezelfde dag ingekomen, beroep ingesteld. Bij brief van 28 juni 2007, bij de Raad van State op dezelfde dag ingekomen, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 augustus 2007, waar verzoekster, vertegenwoordigd door mr. J. van Groningen, advocaat te Middelharnis, en verweerder, vertegenwoordigd door J.M.B. Fleerakkers, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is vergunninghoudster, vertegenwoordigd door , als partij gehoord.


2. Overwegingen

2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.2. Verweerder betoogt dat het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening dient te worden afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang aanwezig is.

2.3. Voor de uitbreiding van de inrichting met twee stallen is een bouwvergunning vereist, welke blijkens het verhandelde ter zitting nog niet is verleend. Voorts is gebleken dat de procedure tot verlening van de voor de uitbreiding benodigde vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening nog niet is afgerond. Het is dan ook niet aannemelijk dat de bouwvergunning binnen korte tijd zal worden verleend. Nu het bestreden besluit ingevolge artikel 20.8 van de Wet milieubeheer eerst in werking treedt nadat de bouwvergunning is verleend, is de Voorzitter van oordeel dat met het verzoek geen spoedeisend belang is gemoeid.

2.4. De Voorzitter wijst het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af.

2.5. De Voorzitter zal de behandeling van de hoofdzaak bespoedigen.

2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.


3. Beslissing

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, ambtenaar van Staat.

w.g. Boll w.g. Van der Maesen de Sombreff
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 24 augustus 2007

190-493.