Geen vervolging voor ontploffing aan boord van motorschip Bree Sant te
Medemblik
Alkmaar, 23 augustus 2007
Alkmaar, 23 augustus 2007
Geen vervolging voor ontploffing aan boord van motorschip Bree Sant te
Medemblik
Het Openbaar Ministerie te Alkmaar heeft onlangs besloten om geen
strafrechtelijke vervolging in te stellen in de zaak van de
ontploffing aan boord van het motorschip Bree Sant op 8 juni van het
vorige jaar, waarbij 8 personen gewond zijn geraakt. Nadat eerder al
de oorzaak van de ontploffing kon worden herleid op een defect aan het
kooktoestel heeft het onderzoek zich er vervolgens op gericht of er
sprake is van een strafrechtelijk verwijtbaar handelen door
betrokkenen zoals de fabrikant van het kooktoestel of de schipper van
de Bree Sant. De conclusie van dat onderzoek is dat er wel sprake is
van tekortkomingen, maar dat die van zodanige aard zijn dat niemand
daarvan een strafrechtelijk verwijt gemaakt kan worden.
Op 8 juni 2006 heeft aan boord van het motorschip Bree Sant in
Medemblik een ontploffing plaatsgevonden. Bij deze ontploffing zijn
acht scholieren van het Develstein College uit Zwijndrecht gewond
geraakt, waarvan drie blijvend letsel hebben overgehouden aan de
ontploffing.
Onder leiding van het Openbaar Ministerie heeft onderzoek
plaatsgevonden naar de toedracht en de mogelijke oorzaken van de
ontploffing. Uit de onderzoeksbevindingen is een waarschijnlijke
oorzaak van de ontploffing naar voren gekomen.
Door het (langdurig) niet reinigen van het gasregelblok (de
thermo-elektrische beveiligings- en regelcombinatie) van de oven aan
boord van de Bree Sant, kon het gasregelblok blijven steken. Deze
vervuiling kon mede optreden omdat het gasregelblok niet was voorzien
van een afschermplaatje. Door dit 'blijven steken' kon langdurig
onverbrand propaangas naar de ovenbrander stromen.
Omdat propaan zwaarder is dan lucht, is dit gas door diverse openingen
in de vloer van het schip onder de vloer terechtgekomen. Verschillende
ontstekingsbronnen kunnen het gasluchtmengsel vervolgens tot
ontploffing hebben gebracht. Daarbij kan gedacht worden aan de
ontstoken kookbranders danwel een elektrische ontsteking door
inschakeling van de koelkast. Een precieze bron van die ontsteking is
niet aan te wijzen.
De vervuiling in het gasregelblok kon ontstaan door het ontbreken van
een afschermplaatje. Dit zou een tekortkoming kunnen zijn van de
producent van het gasfornuis ware het niet dat de wet- en regelgeving
voor fornuizen in gebruik aan boord van schepen niet voorschrijft dat
het fornuis van een dergelijke bescherming moet zijn voorzien.
De producent heeft een gebruiksaanwijzing gemaakt voor het fornuis.
Daarin wordt een summiere beschrijving gegeven van de gewenste
reiniging, waaraan de schipper van de Bree Sant lijkt te hebben
voldaan. Ten aanzien van de gaskranen wordt in de gebruiksaanwijzing
nadrukkelijk aangegeven dat wordt aanbevolen deze iedere 6-12 maanden
door deskundig personeel te laten controleren en smeren. Dit heeft de
schipper nagelaten. Gebleken is echter dat dergelijke controles in de
scheepvaart ongebruikelijk zijn en dat schippers daarop van generlei
zijde worden aangesproken.
De vraag of dit nalaten strafrechtelijk verwijtbaar is moet naar het
oordeel van het Openbaar Ministerie ontkennend worden beantwoord.
Volgens het Binnenschepenbesluit moeten gasinstallaties aan boord van
schepen periodiek worden gekeurd. Dit gebeurt door daartoe aangewezen
bedrijven. De betreffende gasinstallatie is tijdig gekeurd en
goedgekeurd door het keuringsbedrijf. In een bijlage bij het besluit
staat beschreven waar die keuring aan moet voldoen en ook die regels
lijken te zijn nageleefd. Daarbij zij vermeld dat de keuringsregels
niet geschikt zijn om mankementen aan het licht te brengen zoals die
zich in dit geval hebben voorgedaan. Anderzijds aan die keuring zou
een schipper wel het vertrouwen kunnen ontlenen dat e.e.a. optimaal
functioneert.
Al deze feiten leiden tot de conclusie dat hoewel diverse personen
en/of instanties verwijten zouden kunnen worden gemaakt, die verwijten
naar het oordeel van het Openbaar Ministerie geen 'schuld' opleveren
in de zin van het strafrecht. Om die reden is besloten geen vervolging
in te stellen.
Herhaling van hetgeen is gebeurd moet worden voorkomen, zodat de
betrokkenheid van het Openbaar Ministerie in dezen niet beperkt zal
blijven tot een beoordeling van de strafzaak. De geconstateerde
'gaten' in wet- en regelgeving zullen kenbaar worden gemaakt en ook is
gedurende het onderzoek contact onderhouden met de Raad voor
Veiligheidsonderzoeken die inmiddels met een adviesrapportage is
gekomen.
Openbaar Ministerie