Raad van State
Uitspraak
Zaaknummer: 200704832/1 en 200704832/2
Publicatie datum: donderdag 23 augustus 2007
Tegen: het college van burgemeester en wethouders van Veere
Proceduresoort: Voorlopige voorziening / hoofdzaak
Rechtsgebied: Kamer 3 - Hoger Beroep - Bouwzaken
---
200704832/1 en 200704832/2.
Datum uitspraak: 23 augustus 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige
voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met
toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van:
, wonend te , gemeente Veere,
tegen de uitspraak in de zaken nos. AWB 07/385, 07/387, 07/384 en
07/386 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Middelburg van 18
juni 2007 in het geding tussen:
appellanten
en
het college van burgemeester en wethouders van Veere.
1. Procesverloop
Bij onderscheiden besluiten van 17 oktober 2006 heeft het college van
burgemeester en wethouders van Veere (hierna: het college) aan
bouwvergunning verleend voor het oprichten van
appartementengebouwen op de percelen te .
Bij besluit van 6 maart 2007 heeft het college, voor zover thans van
belang, de door appellanten daartegen gemaakte bezwaren gedeeltelijk
gegrond verklaard, alsnog vrijstelling verleend ten behoeve van de
bouwplannen en de besluiten van 17 oktober 2006 in stand gelaten.
Bij uitspraak van 18 juni 2007, verzonden op 21 juni 2007, heeft de
voorzieningenrechter van de rechtbank Middelburg (hierna: de
voorzieningenrechter), voor zover thans van belang, de door
appellanten daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze
uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 11 juli 2007,
bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep
ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 11 juli 2007, bij de Raad van State ingekomen op
dezelfde dag, hebben appellanten de Voorzitter verzocht een voorlopige
voorziening te treffen.
Bij brief van 9 augustus 2007 hebben appellanten nadere stukken
ingediend. Bij brief van 13 augustus 2007 heeft vergunninghoudster een
nader stuk ingediend. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 augustus 2007,
waar appellanten, in de personen van en bijgestaan door
mr. A.C. van Langen, advocaat te Breda, en het college,
vertegenwoordigd door mr. M.J. Spierdijk, ambtenaar in dienst van de
gemeente, zijn verschenen.
Voorts is daar vergunninghoudster, vertegenwoordigd door mr. K.M.
Moeliker, advocaat te Middelburg, en , gehoord.
2. Overwegingen
2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen
aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel
om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet
bestuursrecht onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.2. Ingevolge het bestemmingsplan "Dishoek, 3e herziening" rust op de
betrokken percelen de bestemming "Eengezinshuizen in open bebouwing
en/of meergezinshuizen in twee lagen, met of zonder bijbehorende
erven" (EO+M2). De bouwplannen voorzien in de bouw van
appartementengebouwen in twee lagen.
2.3. Appellanten betogen dat de voorzieningenrechter, door te
overwegen dat niet kan worden gezegd dat redelijke twijfel bestaat dat
het door vergunninghoudster met de bouwplannen beoogde gebruik in
strijd met de ter plaatse geldende bestemming zal zijn, heeft miskend
dat vrijwel zeker is dat in strijd met die bestemming een derde
bouwlaag zal worden gerealiseerd.
2.3.1. De verwachting van appellanten dat vergunninghoudster een derde
bouwlaag zal realiseren, heeft betrekking op bouwen en niet op
gebruik. De appartementengebouwen met twee bouwlagen waarin de
bouwplannen voorzien, kunnen, zonder dat een derde verdiepingsvloer
wordt aangebracht, niet als een drielaags gebouw worden gebruikt.
Reeds daarom heeft de voorzieningenrechter het betoog van appellanten
dat het met de bouwplannen beoogde gebruik in strijd is met de ter
plaatse geldende bestemming terecht verworpen. Indien
vergunninghoudster zonder bouwvergunning een derde bouwlaag
realiseert, kunnen appellanten het college verzoeken daartegen
handhavend op te treden.
2.4. Appellanten betogen voorts tevergeefs dat de voorzieningenrechter
heeft miskend dat de bouwvergunningen op basis van onvolledige
gegevens en incomplete tekeningen zijn verleend. Het is in hoge mate
aan het college om te beoordelen of voldoende gegevens en bescheiden
zijn ingediend om een besluit over de aanvraag te kunnen nemen. Niet
is gebleken dat het college in dit geval niet op basis van de hem ter
beschikking staande gegevens en bescheiden een besluit kon nemen.
2.5. Appellanten betogen ten slotte dat de voorzieningenrechter heeft
miskend dat sprake is van een ontoelaatbare splitsing van de
bouwplannen.
2.5.1. Vergunninghoudster heeft bouwaanvragen ingediend voor het
oprichten van appartementengebouwen in twee lagen en daar had het
college op te beslissen. De enkele omstandigheid dat
vergunninghoudster in de toekomst mogelijk, naar appellanten stellen,
een bouwaanvraag zal indienen voor het realiseren van een derde
bouwlaag, maakt niet dat sprake is van een ontoelaatbare splitsing als
door appellanten bedoeld. Het betoog faalt dan ook.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te
worden bevestigd.
2.7. Gelet hierop, bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van
een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, als Voorzitter, in
tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Van Roessel
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 augustus 2007
457.