Uitspraken vastgesteld d.d. 21 augustus 2007
door mr. drs. G.J. Wolffensperger, waarnemend voorzitter, T.R.
Harkema, mw. drs. J.X. Nabibaks, mw. E.H.C. Salomons en
drs. L.W. Verhagen, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.M.S. van den
Berg secretaris, en mw. mr. L.F. Egmond, plaatsvervangend secretaris.
het ministerie van Volksgezondheid in Suriname / S. Jones en Radio
Nederland Wereldomroep (RNW)
Uitspraak: ongegrond c.q. niet-ontvankelijk
Door de Caribische Afdeling van Radio Nederland Wereldomroep is in een
uitzending bericht over abortus in Suriname. In dat kader is een
interview uitgezonden tussen verslaggever Jones en gynaecoloog
Krishnalal Ramkhelawan. Daarin is de stem van de gynaecoloog te horen,
terwijl hij een telefoongesprek voert met de directeur van het
ministerie van Volksgezondheid, mevrouw Eersel. De stem van Eersel is
niet te horen.
Het staat een redactie vrij te bepalen over welk onderwerp zij
publiceert, aldus de Raad (zie punten 1.2. en 1.3. van de Leidraad van
de Raad). Aard en inhoud van een publicatie kunnen wel meebrengen dat
een journalist bij betrokkenen wederhoor dient toe te passen alvorens
tot publicatie over te gaan. De verslaggever heeft het ministerie
benaderd voor wederhoor, maar klager heeft geen interview toegestaan.
Niet valt in te zien dat de verslaggever onzorgvuldig heeft gehandeld
door het interview telefonisch aan te vragen, in plaats van
schriftelijk. De omstandigheid dat klager een interview heeft
geweigerd, brengt niet met zich dat verweerders niet over een in
Suriname gevoelig onderwerp als abortus zouden mogen berichten. Verder
is bij het ten gehore gebrachte telefoongesprek enkel de stem van
Ramkhelawan te horen, die daarvoor toestemming had gegeven, en niet de
stem van zijn gesprekspartner. Aldus kan niet worden geconcludeerd dat
verweerders op dit punt journalistiek onzorgvuldig jegens klager
hebben gehandeld.
Voorts zijn in de uitzending achtergrondgeluiden van een wachtkamer
ten gehore gebracht. Het fragment duurt een paar seconden, waarbij
enkele achternamen van patiënten te horen zijn. Nu dit onderdeel van
de klacht betrekking heeft op de beweerdelijke schending van de
privacy van derden en mede gelet op het feit dat door patiënten geen
klachten zijn ingediend tegen deze uitzending, is klager in zijn
klacht niet ontvankelijk, aangezien onvoldoende sprake is van een
eigen belang van klager. (vgl. RvdJ 2002/13)
Trefwoorden:
· Journalistieke werkwijze: bandopnamen, hoor en wederhoor,
selectie van nieuws
· Procedure: ontvankelijkheid
Publicatie op www.rvdj.nl/2007/47
G.A.J.M. Haans / Perspectief en Koninklijke Van Gorcum BV
Uitspraak: gegrond
Klager maakt bezwaar tegen het artikel "in het belang van het kind?"
van de hand van hoofdredacteur Van 't Hek.
Met het artikel is beoogd verslag te doen van de lezingen op een
congres over de uithuisplaatsingen van kinderen, waaronder een lezing
die door klager is uitgesproken. Gebleken is dat de berichtgeving
diverse feitelijke onjuistheden bevat. In de door klager overgelegde
tekst van de lezing staat onder meer niet dat hij een fervent
tegenstander is van uithuisplaatsingen, noch blijkt daaruit dat het
belang van het kind altijd ondergeschikt is aan het belang van de
ouders. Ten onrechte is in het artikel de indruk gewekt dat de visie
van klager, die hem daarmee in een kwaad daglicht stelde, letterlijk
is opgetekend. Kennelijk heeft Van't Hek zich niet beperkt tot een
strikte weergave van de feiten, maar heeft hij vanuit zijn eigen visie
een interpretatie van de feiten gebracht. Daarbij is hij onzorgvuldig
te werk gegaan, door bepaalde interpretaties ten onrechte als feiten
te presenteren. Het had op de weg van verweerders gelegen de
onzorgvuldige berichtgeving recht te zetten. Verweerders hebben aldus
grenzen overschreden van hetgeen, gelet op de eisen van journalistieke
verantwoordelijkheid, maatschappelijk aanvaardbaar is.
Trefwoorden:
· Journalistieke werkwijze: bronnen
· Feitenweergave: onjuiste, tendentieuze berichtgeving
· Rectificatie/weerwoord: rectificatie
Publicatie op www.rvdj.nl/2007/48
X / E. Otten en `Zembla' (VARA)
Uitspraak: gegrond
In een aflevering van het televisieprogramma `Zembla' met de titel
"Sex, drugs & verstandelijk gehandicapt", is aandacht besteed aan
zorginstelling Stichting Arduin. In de uitzending is een deel van een
telefoongesprek tussen de verslaggever en klaagster te horen, waarbij
gebruik is gemaakt van een stemvervormer. Klaagster is aangeduid als
medewerkster van de Stichting Arduin. Kern van de klacht is dat
verweerders zonder expliciete toestemming van klaagster fragmenten uit
een telefoongesprek in de uitzending hebben gebruikt waardoor
klaagsters anonimiteit is geschonden.
Verweerders verkeerden in de mening dat klaagster toestemming had
gegeven voor gebruik van fragmenten uit haar eerste telefoongesprek
met Otten. Tegelijkertijd was klaagster in de veronderstelling dat een
nieuw telefoongesprek zou plaatsvinden, waarvan fragmenten gebruikt
zouden worden voor de uitzending. Aldus bestond discrepantie tussen de
verwachtingen van beide partijen. De Raad heeft niet kunnen
vaststellen of (achteraf) expliciet toestemming is gegeven voor het
gebruik van de fragmenten uit het eerste telefoongesprek.
Vervolgens overweegt de Raad dat het hier gaat om zeer gevoelige
materie: klaagster heeft informatie gegeven over misstanden binnen
haar eigen werkkring. Als gevolg van het bekend worden dat zij die
informatie heeft gegeven is de werksfeer zo slecht geworden dat
klaagster haar ontslag heeft ingediend. Het had daarom in de rede
gelegen dat verweerders vóór de uitzending uitdrukkelijk aan klaagster
toestemming hadden gevraagd de gewraakte fragmenten te gebruiken.
Tussen partijen is voorts niet in geschil dat klaagster uitdrukkelijk
te kennen had gegeven dat haar anonimiteit gewaarborgd moest blijven.
Verweerders hadden wel de intentie om de anonimiteit van klaagster te
waarborgen, maar zijn daarin niet geslaagd.
Verweerders hebben aldus zodanig gehandeld dat zij daarbij grenzen
hebben overschreden van hetgeen, gelet op de eisen van journalistieke
verantwoordelijkheid, maatschappelijk aanvaardbaar is.
Trefwoorden:
· Journalistieke werkwijze: bandopnamen
· Privacy: televisie, vermelding persoonlijke gegevens
· Aard van de publicatie: interview
Publicatie op www.rvdj.nl/2007/49
het ministerie van Defensie / A. Dijkstra, M. Ruepert en het Algemeen
Dagblad
Uitspraak: gegrond
In een reeks artikelen is bericht over het verblijf op Kreta van
Nederlandse militairen die terugkeren uit Uruzgan, en met name over
het overmatig alcoholgebruik van deze militairen en onderlinge
vechtpartijen. In de artikelen is daarnaast melding gemaakt van
kritiek van Nederlandse militairen op de wederopbouwmissie in
Afghanistan. Verweerders hebben de informatie uit anonieme gesprekken
met de militairen verkregen.
Volgens het vaste oordeel van de Raad behoort een journalist degene
over wie hij publiceert met `open vizier' tegemoet te treden, dat wil
zeggen zijn hoedanigheid aan hem bekend te maken. Slechts indien
sprake is van zeer bijzondere omstandigheden kan rechtvaardiging
bestaan voor het niet naleven van deze regel. Dergelijke
omstandigheden kunnen zijn gelegen in het maatschappelijk belang dat
met een publicatie wordt gediend. Dit belang betreft niet alleen het
aan de kaak stellen van misstanden, teneinde te bewerkstelligen dat
zij onderzocht worden, doch tevens het informeren van het publiek over
feiten en bijzonderheden die de ernst van een situatie scherper naar
voren doen komen en die zonder de gevolgde werkwijze niet aan het
licht gebracht zouden kunnen worden. (zie punt 2.1.1. van de Leidraad
van de Raad en vgl. RvdJ 2006/44)
Verweerders hebben aangevoerd dat zij met hun werkwijze hun lezers
hebben willen informeren over misstanden bij het verblijf van
Nederlandse militairen op Kreta - onder meer gelegen in drankmisbruik
en vechtpartijen - en over de kritiek van de Nederlandse militairen op
het opbouwaspect van de missie in Afghanistan.
De Raad acht het aannemelijk dat verweerders ook zonder toepassing van
de gevolgde werkwijze een en ander aan het licht hadden kunnen
brengen. Daarbij neemt de Raad onder meer in aanmerking dat de
militairen niet van de buitenwereld werden afgeschermd. Volgens de
Raad is geen sprake van bijzondere omstandigheden die rechtvaardigen
dat de verslaggevers bij hun gesprekken op Kreta aan de militairen hun
hoedanigheid niet bekend hebben gemaakt.
Trefwoorden:
· Journalistieke werkwijze: verzwijgen eigen identiteit
Publicatie op www.rvdj.nl/2007/50
P.A.L.M. Kieft / A. Ruitenbeek, Noordhollands Dagblad, R. Couwenhoven
en De Telegraaf
Uitspraak: deels gegrond
In november 2006 heeft het Europese Hof voor de Rechten van de Mens
uitspraak gedaan in de zaak Veraart/Nederland. Veraart heeft zich
onder meer jegens klager zeer negatief uitgelaten in een
radio-uitzending. Het Hof van Discipline van de Nederlandse Orde van
Advocaten heeft Veraart, naar aanleiding van een klacht van klager
over voornoemde uitlatingen, de maatregel van enkele waarschuwing
opgelegd. Het Europese Hof heeft een schending van de vrijheid van
meningsuiting geconstateerd, aangezien de beslissing van het Hof van
Discipline op onvoldoende onderzoek van de feiten was gebaseerd.
In het Noordhollands Dagblad is vervolgens het artikel "Advocaat mocht
vraagtekens bij therapeut zetten" verschenen, van de hand van
Ruitenbeek. De Telegraaf heeft over de zaak bericht in het artikel
"Oorvijg voor tuchtrechters", van de hand van Couwenhoven.
Naar het oordeel van de Raad kloppen de gewraakte publicaties niet met
de feiten. In de artikelen staat onder meer vermeld dat uit de
uitspraak van het Europese Hof zou blijken dat Veraart klager een
`gevaarlijke magiër' mocht noemenen dat `Veraart gelijk gekregen heeft
in zijn conflict met de alternatieve therapeut Peter Kieft'. Verder
wordt in het artikel in De Telegraaf vermeld dat de uitspraak
eerherstel betekent voor Veraart. In de artikelen is gewezen op de
uitlatingen die Veraart destijds aan het adres van klager heeft
gedaan, en die uitlatingen zijn gerechtvaardigd onder verwijzing naar
de uitspraak van het Europese Hof. De berichtgeving bevat aldus zeer
grievende kwalificaties, die klager diskwalificeren. Publicatie van
dergelijke kwalificaties vereist een deugdelijke grondslag, maar die
kan niet worden afgeleid uit de uitspraak van het Europese Hof. Het
Hof acht de aanvankelijke weigering van klager om zijn professionele
kwalificaties in de tuchtzaak te onderbouwen alsmede het feit dat het
Hof van Discipline geen nadere onderzoek naar dit aspect van de zaak
had gedaan en evenmin naar de vraag of Veraart in staat was zijn
uitspraken te onderbouwen en te rechtvaardigen, een beslissend gebrek
in de procedure bij het Hof van Discipline. Het Hof heeft zich echter,
anders dan verweerders hebben bericht, niet inhoudelijk uitgesproken
over de kwestie tussen Veraart en klager. De klacht is op dit punt dan
ook gegrond.
Voor zover de klacht is gericht tegen het niet toepassen van
wederhoor, is deze echter ongegrond. Verweerders doen verslag van een
uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. In dit
kader is de regel van hoor en wederhoor - behoudens bijzondere
omstandigheden - niet aan de orde is (zie punt 2.3.4. van de Leidraad
van de Raad en vgl. RvdJ 2005/22). Van bijzondere omstandigheden is
hier niet gebleken.
Trefwoorden:
· Journalistieke werkwijze: bronnen, hoor en wederhoor
· Feitenweergave: onjuiste, grievende berichtgeving
· Aard van de publicatie: rechtbankverslaggeving
Publicatie op www.rvdj.nl/2007/51
---
Uitspraken vastgesteld d.d. 3 augustus 2007
door mr. A.H. Schmeink, plaatsvervangend voorzitter, drs. C.M. Buijs,
T.R. Harkema, mw. mr. H.M.A. van Meurs-Bergsma en mw. F. Santing,
leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mw.
mr. drs. M.M. van der Smissen, plaatsvervangend secretaris.
de Vereniging Surinaamse Nederlanders (VSN) / Y. Wiggers en het
Algemeen Dagblad
Uitspraak: ongegrond
De klacht is gericht tegen het artikel "Bodyscan op Schiphol", dat is
gepubliceerd naar aanleiding van een brief van de Minister van
Justitie en het Algemeen Overleg tussen deze minister en de vaste
commissie voor Justitie van de Tweede Kamer over de bodyscan. Volgens
klaagster hebben verweerders ten onrechte geen wederhoor toegepast
c.q. ten onrechte geen andere standpunten in het artikel weergegeven.
De Raad overweegt dat een journalist en zijn redactie vrij zijn in de
selectie van nieuws. (zie punt 1.2. van de Leidraad van de Raad) Het
is aan de redactie om te bepalen vanuit welke invalshoek(en) een
onderwerp wordt belicht en in welke context het bericht wordt
gebracht. Er bestaat geen journalistieke norm die meebrengt dat een
redactie bij een publicatie over een bepaald onderwerp (alle) voor- en
tegenstanders aan het woord dient te laten. (vgl. RvdJ 2006/13)
Bovendien geldt het beginsel van wederhoor niet voor berichtgeving van
feitelijke aard, zoals verslagen van openbare bijeenkomsten. (zie punt
2.3.4. van de Leidraad) Weliswaar kan een dergelijke publicatie
iemands belang zodanig raken dat wederhoor geboden is, maar daarvan is
hier geen sprake.
De Raad concludeert dan ook dat verweerders geen grenzen hebben
overschreden.
Trefwoorden:
· Journalistieke werkwijze: hoor en wederhoor, selectie van
nieuws
· Feitenweergave: onjuiste, tendentieuze berichtgeving
· Procedure: ontvankelijkheid
Publicatie op www.rvdj.nl/2007/44
Beter Bed B.V. / B. Verbrugge en AD De Dordtenaar
Uitspraak: deels gegrond
In de rubriek `SOS Krant' van AD De Dordtenaar is het artikel "Gewond
na val uit nieuw bed" verschenen, dat gaat over een 87-jarige vrouw
die uit haar nieuwe bed is gevallen. Volgens de Raad laat de
berichtgeving de lezer weinig ruimte voor een andere conclusie dan dat
de val van de vrouw daadwerkelijk is veroorzaakt door een verkeerde
afstelling van een door klaagster geleverd bed. De beschuldiging is
afkomstig van de vrouw en haar schoonzoon, die ten tijde van de
publicatie onvrede hadden over het handelen van klaagster. Zeker
wanneer tegengestelde belangen en emoties een rol spelen, laten
geschillen zich over het algemeen niet op een verantwoorde wijze
beschrijven aan de hand van feiten en beweringen zoals deze door een
der partijen gepresenteerd worden. In deze gevallen mag de
betrouwbaarheid van één bron als brenger van objectieve feiten niet
zonder meer worden aangenomen. (zie punt 2.2.5. van de Leidraad van de
Raad) Uit de stukken is niet gebleken dat de geuite beschuldigingen
worden ondersteund door andere bronnen. Aldus is niet gebleken dat
voor de berichtgeving voldoende grondslag bestond, zodat de klacht op
dit punt gegrond is. Daarbij neemt de Raad in aanmerking dat de
beweringen niet voor rekening van de vrouw en haar schoonzoon zijn
gelaten, maar als feitelijk juist zijn gepresenteerd. (vgl. RvdJ
2006/74)
Voor zover de klacht erop is gericht dat verweerders de reactie van
klaagster niet op een deugdelijke wijze in het artikel hebben
opgenomen, is deze echter ongegrond. De essentie van die reactie -
namelijk dat de val niet kan zijn veroorzaakt door een verkeerde
afstelling van het bed - is in het artikel opgenomen. Er is geen
journalistieke norm die meebrengt dat verweerders de reactie van
klaagster integraal hadden moeten publiceren.
Trefwoorden:
· Journalistieke werkwijze: bronnen, hoor en wederhoor
· Feitenweergave: tendentieuze berichtgeving
Publicatie op www.rvdj.nl/2007/45
Stichting Omnicum en A.M. van Brandwijk-Vogelaar / VARA
Uitspraak: ongegrond
Bij een bijeenkomst van de Stichting Omnicum heeft cameraman Molenaar,
in dienst van de VARA, opnamen gemaakt. Terwijl Molenaar aan het
filmen was, is - kort gezegd - irritatie ontstaan bij bezoekers van de
bijeenkomst en bij Molenaar. De opnamen van Molenaar zijn vervolgens
door de VARA uitgezonden in het televisieprogramma NOVA.
Volgens klaagsters is de gedraging van Molenaar in strijd met punt
2.1.2. van de Leidraad van de Raad: "De journalist lokt geen
incidenten uit met de kennelijke bedoeling nieuws te creëren." Uit de
overgelegde dvd-opname van de gebeurtenissen, de daarvan gemaakte
afzonderlijke afdrukken en de nadere toelichting daarop van partijen,
komt het beeld naar voren dat aan de kant van zowel de bezoekers van
de bijeenkomst als die van Molenaar irritatie is ontstaan, die in
korte tijd is geëscaleerd. Hoewel van beide kanten kennelijk weinig is
ondernomen om de gemoederen tot bedaren te brengen, biedt de
beschikbare informatie naar het oordeel van de Raad onvoldoende grond
voor de conclusie dat Molenaar het incident heeft uitgelokt met de
kennelijke bedoeling nieuws te creëren. De klacht is dan ook
ongegrond.
Trefwoorden:
· Journalistieke werkwijze: misbruik van positie
· Procedure: ontvankelijkheid
Publicatie op www.rvdj.nl/2007/46
---
Raad voor de Journalistiek