Raad van State


Uitspraak

Zaaknummer: 200704886/1
Publicatie datum: dinsdag 21 augustus 2007
Tegen: het college van burgemeester en wethouders van Venray Proceduresoort: Voorlopige voorziening
Rechtsgebied: Kamer 2 - Milieu - Overige

---

200704886/1.
Datum uitspraak: 21 augustus 2007

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

, wonend te ,

en

het college van burgemeester en wethouders van Venray, verweerder.


1. Procesverloop

Bij besluit van 9 mei 2007 heeft verweerder besloten het wassen en sorteren van aardappels in de inrichting aan de te onder voorwaarden te gedogen.

Tegen dit besluit hebben verzoekers bezwaar gemaakt. Bij brief van 11 juli 2007, bij de Raad van State ingekomen op 12 juli 2007, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 augustus 2007, waar verzoekers, vertegenwoordigd door mr. M.J. Smaling, en verweerder, vertegenwoordigd door ing. J.F.M. Schepen en M.W. Timmermans, zijn verschenen. Voorts is , vertegenwoordigd door , bijgestaan door mr. P.J.G. Goumans, advocaat te Roermond, als partij gehoord.


2. Overwegingen

2.1. Verzoekers voeren aan dat verweerder ten onrechte heeft besloten tot gedogen. Zij stellen overlast te ondervinden van het wassen en sorteren van aardappels in de inrichting en de daarmee verband houdende verkeersbewegingen. Voorts betogen zij dat het gedogen niet in tijd beperkt is.

2.2. Niet in geschil is dat het wassen en sorteren van aardappels op grond van de voor de inrichting geldende vergunning niet is toegestaan, zodat verweerder ter zake handhavend kon optreden.

Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan weigeren dit te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.

2.3. Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat concreet uitzicht op legalisatie van de illegale activiteiten bestaat, nu hij op 4 mei 2007 een ontwerp-besluit heeft gepubliceerd dat strekt tot verlening van een vergunning voor onder meer deze activiteiten (hierna: de ontwerp-vergunning). Voorts stelt verweerder dat de gedoogtermijn is beperkt tot 1 september 2007 en dat door de aan het bestreden besluit verbonden voorwaarden een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor omwonenden wordt gegarandeerd.

2.4. Gezien de stukken, waaronder met name de ontwerp-vergunning, bestaat er naar het oordeel van de Voorzitter concreet uitzicht op legalisatie. Aan het bestreden besluit zijn verder voorwaarden verbonden, bestaande uit de met betrekking tot de gedoogde activiteiten relevante voorschriften van de ontwerp-vergunning, aangevuld met enkele nadere voorzieningen en beperkingen. Gelet op het vorenstaande acht de Voorzitter het, bij afweging van alle betrokken belangen, aanvaardbaar dat de illegale activiteiten worden gedoogd tot de door verweerder genoemde datum van 1 september 2007.

Met betrekking tot deze datum overweegt de Voorzitter als volgt. In de overwegingen van het bestreden besluit is gesteld dat de gedoogsituatie voortduurt totdat, onvoorziene omstandigheden daargelaten, op 1 september 2007 de vergunning wordt verleend. In het dictum van het besluit ontbreekt evenwel een gedoogtermijn. Voorts acht de Voorzitter het onaanvaardbaar dat, zonder enige nadere onderbouwing door verweerder terzake, door middel van de clausule met betrekking tot onvoorziene omstandigheden de mogelijkheid zou worden geschapen tot verlenging van de gedoogtermijn voor onbepaalde tijd.

2.5. Gelet hierop ziet de Voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.

2.6. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.


3. Beslissing

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit wordt geschorst met ingang van 1 september 2007;

II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Venray tot vergoeding van bij verzoekers in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de gemeente Venray aan verzoekers onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;

III. gelast dat de gemeente Venray aan verzoekers het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van 143,00 (zegge: honderddrieënveertig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. T.C. Leemans, ambtenaar van Staat.

w.g. Brink w.g. Leemans
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2007

442.