Raad van State
Uitspraak
Zaaknummer: 200704940/1 en 200704940/2
Publicatie datum: donderdag 16 augustus 2007
Tegen: het college van burgemeester en wethouders van Skarsterlân
Proceduresoort: Voorlopige voorziening / hoofdzaak
Rechtsgebied: Kamer 3 - Hoger Beroep - Bestuursdwang / Dwangsom
---
200704940/1 en 200704940/2.
Datum uitspraak: 16 augustus 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige
voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met
toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van:
{appellanten}, beiden wonend te {woonplaats},
tegen de uitspraak in de zaken nos. AWB 07/522 en 07/523 van de
voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden van 27 maart 2007 in
het geding tussen:
appellanten
en
het college van burgemeester en wethouders van Skarsterlân.
1. Procesverloop
Bij besluit van 30 oktober 2006 heeft het college van burgemeester en
wethouders van Skarsterlân (hierna: het college) een verzoek van
appellanten om handhavend tegen het gebruik van de banen 3 en 4 van de
tennisaccommodatie van tennisvereniging "De Greensetters" (hierna: de
vereniging) en tegen de verlichting rond de banen 1 en 2 en het
hekwerk rond de gehele accommodatie op te treden afgewezen.
Bij besluit van 5 februari 2007 heeft het college het door appellanten
daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, het besluit van 30
oktober 2006 ingetrokken, doch opnieuw geweigerd handhavend op te
treden, als door appellanten verzocht.
Bij uitspraak van 27 maart 2007, verzonden op 1 juni 2007, heeft de
voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden (hierna: de
voorzieningenrechter) het daartegen door appellanten ingestelde beroep
ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief, bij de Raad van
State ingekomen op 16 juli 2007, hoger beroep ingesteld. Voorts hebben
zij de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Deze
brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 26 juli 2007 heeft de vereniging stukken ingediend. Deze
zijn aan de andere partijen toegestuurd.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 augustus 2007,
waar {een van de appellanten} in persoon, bijgestaan door mr. E.
Wiarda, werkzaam bij Langhout & Wiarda, juristen, rentmeesters en
makelaars te Oranjewoud, en het college, vertegenwoordigd door A.C.
Teuben-Bokma, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is
daar de vereniging, vertegenwoordigd door haar {voorzitter}, gehoord.
2. Overwegingen
2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen
aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel
om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet
bestuursrecht onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.2. Niet in geschil is dat het gebruik van de banen 3 en 4 in strijd
is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan en voor het oprichten
van de verlichtingsmasten en het hekwerk, hoewel vereist, geen
bouwvergunning is verleend. Het college kon derhalve handhavend
optreden, als door appellanten verzocht.
Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in
geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan
dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te
treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts
onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan weigeren dit te
doen.
2.3. Het college heeft ter toelichting van zijn weigering aangevoerd
dat de tennisaccommodatie op korte termijn naar een andere locatie in
de gemeente zal worden verplaatst. De hiervoor vereiste
bouwvergunningen zijn inmiddels verleend. Dat hiertegen bezwaar is
gemaakt en thans ter zake mediation plaatsvindt, neemt volgens het
college niet weg dat op korte termijn met de werkzaamheden zal kunnen
worden begonnen. Onder deze omstandigheden weegt het belang van de
vereniging bij het kunnen blijven gebruiken van de banen 3 en 4, de
verlichting en het hekwerk, totdat de accommodatie verplaatst wordt,
volgens het college zwaarder dan dat van appellanten bij het staken
van het gebruik van de banen 3 en 4 en het verwijderen van de
lichtmasten en het hekwerk.
2.4. Appellanten betogen dat de voorzieningenrechter, door dat
standpunt te aanvaarden, heeft miskend dat de illegale situatie, nadat
deze onder voorwaarden reeds tot 1 oktober 2006 was gedoogd, als
gevolg van de afwijzing thans voor onbepaalde tijd wordt gedoogd. Dat
de tennisaccommodatie zal worden verplaatst en derhalve van de huidige
locatie zal verdwijnen, betekent niet dat concreet zicht daarop
bestaat. Derhalve zal de overlast die zij van de tennisaccommodatie
ondervinden voor onbepaalde tijd voortduren, aldus appellanten.
2.5. Aannemelijk is dat de voorbereiding van de verplaatsing van de
tennisaccommodatie in een vergevorderd stadium verkeert en de
desbetreffende werkzaamheden, zoals het college ter zitting heeft
verklaard, op korte termijn een aanvang zullen nemen. Evenzeer
aannemelijk is dat handhaving thans tot ernstige gevolgen voor de
vereniging zal leiden. Nu de vereniging voorts ter zitting heeft
verklaard dat de banen 3 en 4 op 1 oktober 2007 zullen worden
gesloten, zijn er bijzondere omstandigheden die het afzien van het
verzochte handhavend optreden zouden kunnen rechtvaardigen.
Aan de weigering om handhavend op te treden ontbreekt echter een
concrete datum, waarop de illegale situatie in ieder geval beëindigd
dient te zijn en waarna daartegen wel zal worden opgetreden. Door ook
in het besluit van 5 februari 2007 geen datum op te nemen, waarna
handhavende maatregelen zullen worden getroffen, indien de overtreding
voortduurt, is dit besluit in strijd met de rechtszekerheid. De
voorzieningenrechter heeft het besluit van 5 februari 2007 ten
onrechte niet deswege vernietigd.
2.6. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te
worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen,
zal de Voorzitter het beroep van appellanten gegrond verklaren en het
besluit van 5 februari 2007 vernietigen. Het college dient binnen de
na te melden termijn een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met
inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
2.7. Onder deze omstandigheden bestaat aanleiding het verzoek om het
treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.8. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te
worden verwezen.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 27 maart
2007 in de zaken nos. AWB 07/522 en 07/523;
III. verklaart het bij de rechtbank in deze zaken ingestelde beroep
gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en
wethouders van Skarsterlân van 5 februari 2007, kenmerk
2006.007152.tat;
V. draagt het college van burgemeester en wethouders van Skarsterlân
op binnen vier weken na de verzending van deze uitspraak met
inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit op het
gemaakte bezwaar te nemen;
VI. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van
Skarsterlân tot vergoeding van bij appellanten in verband met de
behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten
tot een bedrag van 1.288,00 (zegge: twaalfhonderdachtentachtig euro),
geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende
rechtsbijstand; het dient door de gemeente Skarsterlân aan appellanten
onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
VII. gelast dat de gemeente Skarsterlân aan appellanten het door hen
betaalde griffierecht ten bedrage van 428,00 (zegge:
vierhonderdachtentwintig euro) voor de behandeling van het beroep en
het hoger beroep vergoedt;
VIII. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als Voorzitter, in
tegenwoordigheid van mr. L. Groenendijk, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Groenendijk
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 augustus 2007
164.