Raad van State
Uitspraak
Zaaknummer: 200703897/2
Publicatie datum: vrijdag 10 augustus 2007
Tegen: het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn
Proceduresoort: Voorlopige voorziening
Rechtsgebied: Kamer 2 - Milieu - Overige
---
200703897/2.
Datum uitspraak: 10 augustus 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige
voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het
geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Niho B.V."
handelend onder de naam Confetti, gevestigd te Apeldoorn,
verzoekster,
en
het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 27 april 2007 heeft verweerder krachtens het Besluit
horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer (hierna: het
Besluit) nadere eisen gesteld met betrekking tot de horeca-inrichting
van verzoekster op het perceel Hoofdstraat 167-2 te Apeldoorn. Dit
besluit is op 27 april 2007 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 6 juni 2007, bij de
Raad van State per faxbericht ingekomen op dezelfde dag, beroep
ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 2 juli 2007. Bij
brief van 2 juli 2007, bij de Raad van State per faxbericht ingekomen
op dezelfde dag, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een
voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 juli 2007,
waar appellante, vertegenwoordigd door mr. M.S. van den Berg, advocaat
te Apeldoorn, en , en verweerder, vertegenwoordigd door M.
Bomhof, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is
niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Ingevolge artikel 5, eerste lid, van het Besluit, gelezen in
samenhang met voorschrift 4.1.4 van de daarbij behorende bijlage, voor
zover thans van belang, kan het bevoegd gezag, om te bereiken dat aan
de in de bijlage bij het Besluit gestelde geluidgrenswaarden wordt
voldaan, nadere eisen stellen ten aanzien van het in acht nemen van
gedragsregels binnen de inrichting.
2.3. De bij het bestreden besluit gestelde nadere eis 1 strekt er toe
dat deuren, (schuif)puien en ramen van de inrichting tussen 23.00 uur
en sluitingstijd tijdens het ten gehore brengen van muziek gesloten
zijn behoudens het onmiddellijk doorlaten van personen en/of goederen.
Volgens de gestelde nadere eis 2 dienen alle in de inrichting werkzame
personen hieromtrent geïnstrueerd te zijn.
Blijkens het bestreden besluit is verweerder tot het opleggen van
vorengenoemde nadere eisen overgegaan nadat hem vanuit de omgeving van
de inrichting klachten hebben bereikt over geluidoverlast.
2.4. Verzoekster is van mening dat verweerder ten onrechte tot het
opleggen van de nadere eisen is overgegaan. Volgens verzoekster heeft
verweerder niet gehandeld overeenkomstig het geluid-excessenbeleid
zoals dat door de gemeente Apeldoorn is vastgesteld. Voorts betoogt
zij dat onvoldoende vaststaat dat bij het geopend zijn van ramen en
deuren van de inrichting de geluidgrenswaarden opgenomen in de bijlage
bij het Besluit worden overschreden. In dit verband voert zij aan dat
ten onrechte geen geluidmetingen zijn verricht. Tot slot stelt
verzoekster zich op het standpunt dat het bestreden besluit in strijd
is met het gelijkheidsbeginsel, nu niet alle cafés aan de Hoofdstraat
nadere eisen opgelegd hebben gekregen, terwijl niet vaststaat door
welke inrichting de geluidoverlast wordt veroorzaakt.
2.5. Verweerder heeft de nadere eisen gebaseerd op voorschrift 4.1.4
van de bijlage bij het Besluit. De Voorzitter is van oordeel dat in
dit stadium van de procedure niet van feiten of omstandigheden is
gebleken waaruit voorvloeit, dat verweerder zich niet in redelijkheid
op het standpunt heeft kunnen stellen dat voornoemde nadere eisen
nodig zijn om te bereiken dat aan de geluidvoorschriften uit de
bijlage bij het Besluit wordt voldaan. Gelet op de aard van de thans
in het geding zijnde nadere eisen is de Voorzitter niet overtuigd dat
gezien de omstandigheden van het geval het noodzakelijk is dat
voorafgaand aan het opleggen van deze nadere eisen geluidmetingen
plaatsvinden. De Afdeling zal dit bij de behandeling van de hoofdzaak
beoordelen. In dit aspect noch in hetgeen overigens is aangevoerd ziet
de Voorzitter aanleiding voor het treffen van een voorlopige
voorziening.
2.6. Gelet hierop ziet de Voorzitter aanleiding het verzoek om het
treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, als Voorzitter, in
tegenwoordigheid van mr. A. Douwes, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll w.g. Douwes
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 augustus 2007
443.