Rapport Rutgers Nisso Groep seksuologische gezondheidszorg
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bij brief van 5 juli 1007 hebt u mijn reactie gevraagd op het
onderzoeksrapport van de Rutgers Nisso Groep (RNG) "Seksuologische
gezondheidszorg voor mensen met chronische ziekten en lichamelijke
beperkingen". In dit rapport wordt geconstateerd dat er in Nederland
geen goed toegankelijke seksuologische hulpverlening is die adequaat
kan omgaan met de specifieke problemen van mensen met een chronische
ziekte en/of lichamelijke aandoeningen. De RNG doet vervolgens een
reeks van aanbevelingen om deze situatie te verbeteren. Het
onderkennen en bespreekbaar maken van de problematiek speelt hierbij
een essentiële rol, vooral ook met het oog op de preventieve werking
die hier van uit gaat. Voorts worden genoemd bevordering van de
(financiële) toegankelijkheid, kwaliteitsverbetering en
kennisvermeerdering door onderzoek.
In het rapport wordt niet aangegeven tot wie of welke instantie(s) de
aanbevelingen zich richten. Ik constateer dat hier vooral een taak
ligt voor de patiëntenverenigingen. Zeker waar het gaat om het
verbeteren van informatievoorziening naar de mensen met chronische
ziektes en lichamelijke beperkingen toe. Vooral jongeren met een
chronische ziekte of lichamelijke handicap missen vaak essentiële
informatie over seksualiteit en relaties. Zowel veel ouders als
hulpverleners mijden dit onderwerp, mogelijk vanuit de gedachte geen
sluimerende gevoelens wakker te willen maken. Hierdoor tobben veel
jongeren met gevoelens over seksualiteit.
Maar het ligt ook op de weg van patiëntenverenigingen deze
problematiek bij hulpverleners aan te kaarten en bespreekbaar te
maken. Sommige hulpverleners (b)lijken relationele en seksuele
problemen niet tot hun takenpakket te rekenen.
Voorts is het uiteraard een eigen verantwoordelijkheid van zorg- en
hulpverleners om een open en veilig klimaat te creëren waar
onderwerpen als intimiteit en seksualiteit bespreekbaar zijn. Dit
geldt ook voor huisartsen en medische specialisten, met name met het
oog op de bijwerkingen die bepaalde geneesmiddelen op seksueel gebied
kunnen geven.
Ik heb natuurlijk ook nog nagedacht over de vraag of de rijksoverheid
hier een rol heeft. De onderzoekers wijzen namelijk op knelpunten rond
het vergoeden van aanvullende hulpverlening en (hulp)middelen die niet
in de reguliere pakketten zitten. Deze materie raakt het vraagstuk van
de grenzen aan de zorg.
Het spitst zich toe op de vraag: is de rijksoverheid aansprakelijk
voor een (gezond) seksleven van haar burgers? En vervolgens: is dit
een via de AWBZ of ZVW afdwingbaar recht? Mijn antwoord hierop is
negatief. Ik zal dan ook rond deze thematiek geen speciale financiële
maatregelen treffen.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
mw. dr. J. Bussemaker