Raad van State


Uitspraak

Zaaknummer: 200702106/4
Publicatie datum: donderdag 26 juli 2007
Tegen: het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant Proceduresoort: Voorlopige voorziening
Rechtsgebied: Kamer 1 - RO - Noord-Brabant

---

200702106/4.
Datum uitspraak: 26 juli 2007

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

, wonend te ,

en

het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant, verweerder.


1. Procesverloop

Bij besluit van 27 juni 2006 heeft de gemeenteraad van Oirschot het bestemmingsplan "Woonwijken kern Oirschot" vastgesteld.

Verweerder heeft bij zijn besluit van 13 februari 2007, no. 1212843, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.

Tegen dit besluit heeft onder meer verzoeker bij brief van 9 mei 2007, bij de Raad van State per fax ingekomen op dezelfde datum, beroep ingesteld.
Bij brief van 9 mei 2007, bij de Raad van State per fax ingekomen op dezelfde datum, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 juli 2007, waar verzoeker, vertegenwoordigd door mr. R.Th.J. van 't Zelfde, advocaat te Breda, en de gemeenteraad, vertegenwoordigd door S. van Kollenburg, ambtenaar van de gemeente, is verschenen. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.


2. Overwegingen

2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.2. Het plan beoogt een actuele planologische regeling te geven voor het gebied ten noordoosten van de kern Oirschot. Het plan is grotendeels conserverend van aard.

Verzoeker woont aan de . Het plan voorziet voor het naastgelegen perceel, , in de bestemming "Maatschappelijke doeleinden" met de nadere aanduidingen "tandartspraktijk toegestaan" en "dienstwoning toegestaan". Achter de woning van verzoeker liggen gronden waaraan in het plan de bestemming "Groenvoorzieningen" is toegekend.

2.3. Verzoeker stelt dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan genoemde plandelen. Hij voert hiertoe onder meer aan dat de doeleindenomschrijving voor het perceel , bij beëindiging van de daar gevestigde tandartsenpraktijk, diverse andere ontwikkelingen mogelijk maakt, hetgeen verzoeker ongewenst acht. Voorts voorziet het plan naar de mening van verzoeker ten onrechte in de mogelijkheid van de bouw van een dienstwoning en heeft hij bezwaar tegen de bouwhoogte. Wat betreft de gronden met de bestemming "Groenvoorzieningen" stelt verzoeker dat het plan daar ten onrechte de aanleg van parkeervoorzieningen mogelijk maakt.

Verzoeker beoogt te voorkomen dat onomkeerbare gevolgen zullen optreden als gevolg van de inwerkingtreding van het plan.

2.4. Verweerder heeft het plan niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening geacht en heeft het grotendeels goedgekeurd.

2.5. Ter zitting is gebleken dat nog geen bouwvergunning voor het perceel is aangevraagd. Weliswaar is niet onaannemelijk dat deze alsnog wordt aangevraagd, maar nu het de Voorzitter op voorhand niet is gebleken dat de planologische regeling voor het perceel in strijd is met goede ruimtelijke ordening, ziet de Voorzitter geen aanleiding het besluit op dit punt te schorsen. Het verzoek komt in zoverre dan ook niet voor inwilliging in aanmerking.

Ingevolge artikel 14.1. van de planvoorschriften zijn de als "Groenvoorzieningen" aangewezen gronden onder meer bestemd voor parkeervoorzieningen. Ingevolge artikel 14.2.2. van de planvoorschriften zijn parkeervoorzieningen uitsluitend toegestaan via vrijstelling. De Voorzitter betwijfelt of het rechtstreeks toelaten van parkeervoorzieningen op grond van artikel 14.1. strookt met het opnemen van een vrijstellingsbevoegdheid voor diezelfde voorzieningen in artikel 14.2.2. en of het plan op dit punt niet in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel. Teneinde onomkeerbare gevolgen te voorkomen ziet de Voorzitter hierin aanleiding om de goedkeuring van dit plandeel, bij wijze van voorlopige voorziening, te schorsen, zoals aangegeven op de bij de uitspraak behorende kaart 1.

2.6. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.


3. Beslissing

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 13 februari 2007, kenmerk no. 1212843, voor zover het betreft de goedkeuring van het plandeel met de bestemming "Groenvoorzieningen" zoals dat is aangegeven op de bij de uitspraak behorende kaart 1;

II. wijst het verzoek voor het overige af;

III. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant tot vergoeding van bij verzoeker in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de provincie Noord-Brabant aan verzoeker onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;

IV. gelast dat de provincie Noord-Brabant aan verzoeker het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van 143,00 (zegge: honderddrieënveertig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. A. Kosto, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. G.A. van der Sluijs, ambtenaar van Staat.

w.g. Kosto w.g. Van der Sluijs
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 26 juli 2007

461.

---