Strafzaken tegen twee Rwandezen verdacht van genocide en
oorlogsmisdrijven
's-Gravenhage, 24 juli 2007 - Bij de rechtbank 's-Gravenhage stonden
vandaag twee strafzaken op de rol tegen Rwandezen die verdacht worden
van genocide en oorlogsmisdrijven, gepleegd in 1994 in Rwanda.
In de eerste zaak, tegen de 39-jarige J.M., heeft de rechtbank het
openbaar ministerie vandaag niet-ontvankelijk verklaard in de
vervolging van de verdachte voor genocide, gepleegd in Rwanda in 1994.
Deze verdachte staat ook terecht voor oorlogsmisdrijven. De uitspraak
van vandaag heeft geen betrekking op de ontvankelijkheid van het
openbaar ministerie in de vervolging van de verdachte voor deze
misdrijven.
De rechtbank verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk omdat
de Nederlandse strafrechter geen rechtsmacht heeft voor genocide,
gepleegd door een Rwandees in Rwanda in 1994, waarbij geen Nederlandse
slachtoffers zijn gevallen.
Het openbaar ministerie was zich ervan bewust dat de Nederlandse
strafrechter uit zichzelf geen rechtsmacht heeft in dit geval, maar
meende dat een verzoek van de aanklager van het Rwanda-tribunaal de
vervolging over te nemen, zoals in deze zaak is gebeurd, wel
rechtsmacht zou vestigen.
De rechtbank komt echter tot het oordeel dat de Nederlandse
strafrechter ook niet deze zogeheten afgeleide rechtsmacht heeft,
omdat niet voldaan is aan het vereiste dat de strafvervolging door
Nederland alleen kan worden overgenomen op grond van een verdrag
waaruit de bevoegdheid tot strafvervolging voor Nederland volgt.
De volledige tekst van de beslissing van de rechtbank zal morgen, 25
juli 2007, gepubliceerd worden op deze site.
Het openbaar ministerie heeft in de beslissing in deze zaak aanleiding
gevonden om de dagvaarding in de tweede zaak, tegen de 61-jarige
Rwandees Michel B., in ieder geval voor vandaag in te trekken. Voor
informatie hierover wordt verwezen naar het landelijk parket in
Rotterdam.
Bron: Rechtbank 's-Gravenhage
Datum actualiteit: 24 juli 2007
Rechtbank 's-Gravenhage