Hieronder volgen samenvattingen van recente uitspraken van de Raad
voor de Journalistiek. Via de link die onder elke samenvatting is
vermeld, kunt u de volledige uitspraak opvragen. Een uitspraak
wordt altijd eerst aan de desbetreffende partijen gestuurd en enkele
dagen later op de website van de Raad gepubliceerd.
---
Uitspraken vastgesteld d.d. 23 juli 2007
door mr. A. Herstel, voorzitter, drs. C.M. Buijs, mw. F.W.
Dresselhuys, prof. dr. mr. B. de Gaay Fortman en mr. drs. G.J.
Wolffensperger, leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene,
secretaris, en mw. mr. L.F. Egmond, plaatsvervangend secretaris.
X / Algemeen Dagblad, Y / Algemeen Dagblad en X / GeenStijl.nl
Uitspraken: ongegrond
In Scheveningen heeft een incident plaatsgevonden waarbij een man om
het leven is gekomen. Kort nadat het slachtoffer gewond was geraakt,
heeft een getuige ter plaatse een geluid- en beeldopname gemaakt. X en
zijn vader Y zijn op de filmbeelden te zien. Naar aanleiding van het
incident zijn Y en een andere zoon van hem aangehouden.
Vervolgens is op de website www.ad.nl het artikel "Schokkend filmpje fataal steekincident" verschenen. Het bedoelde filmpje is via de site te bekijken. Daarna zijn op www.ad.nl nog enkele vervolgberichten over de kwestie verschenen. Bezoekers van de website www.ad.nl kunnen reageren op de gepubliceerde berichten. Die reacties verschijnen eveneens op de website. Onder de artikelen is een groot aantal reacties van bezoekers van de website gepubliceerd.
Voorts is op de website www.geenstijl.nl in het bericht "Haagse
Dakmoord op video" aandacht aan het incident besteed. Bij het bericht
is een link geplaatst naar het bewuste filmpje. Ook onder dit bericht
is een groot aantal - deels anonieme - reacties van bezoekers van de
website verschenen.
In alle drie de zaken is allereerst de vraag aan de orde of de
publicatie c.q. het gepubliceerd houden van het gewraakte filmpje
jegens klagers journalistiek onzorgvuldig is. Volgens de Raad zijn de
gewraakte filmbeelden van een dusdanige kwaliteit dat de personen die
daarin voorkomen, onder wie klagers, voor het grote publiek
onherkenbaar zijn. Aldus kan niet worden geconcludeerd dat de privacy
van klagers door de publicatie van de filmbeelden disproportioneel is
geschaad. Dat klagers wellicht door een beperkte groep uit hun directe
omgeving in de filmbeelden zijn herkend, kan daaraan niet afdoen. Het
voor klagers ongewenste effect dat zij op het incident zijn aangesproken, acht de Raad primair de consequentie van dat incident en niet het gevolg van de publicatie van de filmbeelden. (zie punt 2.4.1. van de Leidraad van de Raad en vgl. RvdJ 2004/69)
Ten aanzien van de publicatie c.q. het gepubliceerd houden van de
lezersreacties op beide websites stelt de Raad voorop dat de redactie
verantwoordelijk is voor de inhoud van reacties die worden geplaatst
op de website van het betrokken medium. Het verdient de voorkeur dat
de redactie de voorwaarden voor de selectie en plaatsing van reacties
publiceert. (zie punt 5.1. van de Leidraad) Bovendien dient de
redactie, voordat zij besluit tot plaatsing van een reactie die een
ernstige beschuldiging bevat, te onderzoeken of voor de beschuldiging
een feitelijke grond bestaat. De beschuldigde dient in dat geval de
gelegenheid te krijgen tot een weerwoord. (zie punt 5.3. van de
Leidraad)
In de zaken van X en Y tegen het Algemeen Dagblad acht de Raad van
belang dat de naam van klagers niet in de artikelen voorkomt. De enige
lezersreactie waarin de achternaam van klagers is vermeld, is
inmiddels door het Algemeen Dagblad van de website verwijderd. In de
overige reacties worden weliswaar harde woorden gebruikt, maar die
kunnen niet worden beschouwd te zijn gericht tot klagers persoonlijk,
nu zij in de publicatie niet voor het grote publiek herkenbaar zijn.
Ook in de zaak van X tegen GeenStijl.nl overweegt de Raad dat de
volledige naam van klager niet in de artikelen voorkomt. In de
reacties worden weliswaar harde woorden gebruikt, maar die kunnen niet
worden beschouwd te zijn gericht tot klager persoonlijk, nu hij in de
publicatie niet voor het grote publiek herkenbaar is. De diffamerende
uitlatingen zijn eerder gericht tot de vader en broer van klager, die
naar aanleiding van het incident zijn aangehouden.
In alle zaken is de Raad van oordeel dat er geen grond bestaat voor de
conclusie dat de publicatie c.q. het geplaatst houden van deze
lezersreacties jegens klagers journalistiek ontoelaatbaar is.
Trefwoorden:
· Journalistieke werkwijze: bronnen
· Privacy: beeldmateriaal, verdachten/veroordeelden
· Aard van de publicatie: ingezonden brieven/reacties op
websites
· Aard van het medium: internet, website
Publicatie op www.rvdj.nl/2007/35, www.rvdj.nl/2007/36 en
www.rvdj.nl/2007/37
Y / GeenStijl.nl
Uitspraak: gegrond
Net als in de zaken RvdJ 2007/35, 2007/36 en 2007/37 heeft de klacht
betrekking op berichtgeving over een steekincident in Scheveningen.
Deze klacht betreft echter niet alleen de publicatie op
www.geenstijl.nl van het bericht "Haagse Dakmoord op video" met een
link naar het bewuste filmpje en de daaronder gepubliceerde
lezersreacties, maar ook de publicatie van het bericht "Tokkie 2
dreigt ook met acties". In dit bericht staat een link naar een brief
van de voormalige advocaat van klager, waarin de achternaam van klager
wordt vermeld. Verder heeft klager aangevoerd dat onder het bericht
"Aangifte nummertje 37 van TBS-maatje" een reactie is gepubliceerd,
waarin een link is opgenomen naar een website waarop een duidelijk
herkenbare foto van klager en zijn volledige naam zijn gepubliceerd.
De Raad overweegt in dat verband dat niet is gebleken dat met de
vermelding van klagers naam en de verwijzing naar zijn foto een
maatschappelijk belang is gediend, dat bovendien zwaarder weegt dan
het individuele belang van klager. Verweerder heeft niet op
verantwoorde wijze het belang van klager bij de bescherming van diens
privacy afgewogen tegen het maatschappelijke belang dat met de
berichtgeving is gediend. Met de berichtgeving - de combinatie van
artikelen van verweerder en reacties van bezoekers van de website - is
klagers privacy disproportioneel aangetast.
Bovendien bevat een deel van de reacties diffamerende uitlatingen die
- gezien de herkenbaarheid van klager - moeten worden beschouwd te
zijn gericht tot klager persoonlijk. Voor de publicatie van dergelijke
uitlatingen is een deugdelijke grondslag vereist, maar daarvan is
echter niet gebleken.
Een en ander leidt daarom tot de conclusie dat deze klacht - anders
dan die in de eerder genoemde zaken - gegrond is.
Trefwoorden:
· Journalistieke werkwijze: bronnen
· Privacy: beeldmateriaal, verdachten/veroordeelden
· Aard van de publicatie: ingezonden brieven/reacties op
websites
· Aard van het medium: internet, website
· Procedure: bevoegdheid
Publicatie op www.rvdj.nl/2007/38
W.L. de Ru / G. Meijer, J. Wouda en Dagblad van het Noorden
Uitspraak: gegrond
Op de website van Dagblad van het Noorden www.dvhn.nl is het artikel
"OR Noorderboog wil vertrek van directeur" verschenen. Een nagenoeg
gelijkluidend artikel is op de voorpagina van Dagblad van het Noorden
gepubliceerd, op pagina 9 vervolgd onder de kop "Noorderboog verder
met een `geamputeerde' OR".
Vervolgens is op www.dvhn.nl het artikel "Meelachen of oplazeren bij
Noorderboog" verschenen. In dit artikel worden onder de subkop
"Paspoort" de geboortedatum, burgerlijke staat, hobby, opleidingen en
werkervaring van klaagster weergegeven. Een gelijkluidend artikel is
in Dagblad van het Noorden verschenen onder de kop "'Een wolf in
schaapskleren'". Bij dit artikel is een foto van klaagster geplaatst
In de artikelen wordt aandacht besteed aan de gang van zaken bij
zorgcombinatie Noorderboog, waar klaagster directeur is. Met de
berichtgeving over (vermeende) misstanden bij Noorderboog is een
maatschappelijk belang gediend, aldus de Raad. De berichtgeving is
echter zodanig toegespitst op de persoon van klaagster, dat de
gemiddelde lezer zich niet aan de indruk kan onttrekken dat de
problemen bij Noorderboog enkel, althans voor een belangrijk deel, aan
klaagster te wijten zijn. Klaagsters functioneren is ernstig in
twijfel getrokken en haar integriteit, zowel persoonlijk als in haar
functie als directeur, is in aanzienlijke mate aangetast. Aldus is
sprake van een zodanige diskwalificatie van klaagster dat verweerders
deze niet zonder een deugdelijke grondslag hadden mogen publiceren. De
Raad meent dat klaagster door stelselmatig het geven van een weerwoord
te weigeren haar eigen belang heeft geschaad, maar dat ontslaat
verweerders niet van hun plicht tot het doen van eigen onderzoek. (zie
punt 2.3.1. van de Leidraad van de Raad)
Weliswaar hebben verweerders geput uit meerdere bronnen, maar die
bieden enkel ondersteuning voor de conclusie dat enkele
(ex-)werknemers, ongeveer 30 in een organisatie met 2600 werknemers,
ontevreden zijn over het functioneren van klaagster. Verweerders
hebben niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een ernstige
maatschappelijke misstand op grond waarvan het op de korrel nemen van
klaagster op journalistieke gronden wenselijk of noodzakelijk was.
Ten aanzien van de publicatie van klaagsters CV en delen van haar
sollicitatiebrief stelt de Raad voorop dat een journalist geen brieven
en persoonlijke aantekeningen gebruikt zonder toestemming van
betrokkenen, tenzij een gewichtig maatschappelijk belang dit
rechtvaardigt en hetzelfde doel op geen andere manier bereikt kan
worden. (zie punt 2.4.3. van de Leidraad)
Van een dergelijk maatschappelijk belang is hier niet gebleken. Ook
klaagsters CV en de gepubliceerde delen van haar sollicitatiebrief
bieden onvoldoende grondslag voor de conclusie dat klaagster
disfunctioneert. Door toch tot publicatie daarvan over te gaan, hebben
verweerders de privacy van klaagster disproportioneel geschaad.
Verweerders hebben derhalve de grenzen overschreden van hetgeen -
gelet op de eisen van journalistieke verantwoordelijkheid -
maatschappelijk aanvaardbaar is, door over klaagster te berichten op
de wijze zoals zij hebben gedaan. (vgl. RvdJ 2006/59)
Trefwoorden:
· Journalistieke werkwijze: bronnen, hoor en wederhoor
· Privacy: vermelding persoonlijke gegevens
· Feitenweergave: tendentieuze berichtgeving
Publicatie op www.rvdj.nl/2007/39
---
Uitspraak vastgesteld d.d. 20 juli 2007
door mr. A. Herstel, voorzitter, mw. A.C. Diamand, T.R. Harkema mw.
E.J.M. Lamers en mw. drs. P.C.J. van Schaveren, leden, in
tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mw. mr. P.
Blok, plaatsvervangend secretaris.
Peter R. de Vries en Endemol Nederland B.V. / B. Geel en HP/De Tijd
Uitspraak: ongegrond
Op 2 maart 2007 is in HP/De Tijd in de rubriek `de kring' het artikel
"Rare snuiters" verschenen, waarin melding wordt gemaakt van de
documentaire `I shot JFK'. Vervolgens is op 16 maart 2007 eveneens in
de rubriek `de kring', het artikel "JFK" gepubliceerd.
Verweerders hebben erkend dat zij een fout hebben gemaakt door in het
artikel van 2 maart de documentaire `I shot JFK' van Wim Dankbaar en
het programma van De Vries door elkaar te halen. In dit geval is een
rectificatie gepubliceerd, zodat moet worden beoordeeld of de
onzorgvuldigheid in voldoende mate is hersteld door die rectificatie.
Bij het rectificeren dient de journalist aan de lezer duidelijk te
maken dat hij in de te rectificeren publicatie niet juist heeft
bericht. Volgens de Raad is dat hier gebeurd. In het artikel van 16
maart is duidelijk vermeld dat `De Vries gelijk heeft' en dat in de
eerdere publicatie twee films door elkaar zijn gehaald. Ook uit de
slotpassage is op te maken dat de journalist zich had vergist. Een
ruimhartiger rectificatie zou wellicht niet hebben misstaan. Niettemin
is de Raad van oordeel dat verweerders, alle omstandigheden in
aanmerking genomen, de berichtgeving van 2 maart in voldoende mate
hebben rechtgezet in de publicatie van 16 maart 2007. (zie punt 6 van
de Leidraad van de Raad en vgl. RvdJ 2006/42)
Trefwoorden:
· Feitenweergave: onjuiste berichtgeving
· Rectificatie/weerwoord: rectificatie
Publicatie op www.rvdj.nl/2007/34
---
Uitspraak vastgesteld d.d. 20 juli 2007
door mr. A. Herstel, voorzitter, mw. A.C. Diamand, mw. E.J.M. Lamers
en mw. drs. P.C.J. van Schaveren, leden, in tegenwoordigheid van
mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mw. mr. P. Blok, plaatsvervangend
secretaris.
S. Kremer / D. van Bolhuis, H. van Veen, J. Westera, J. Wouda en
hoofdredacteur P. Sijpersma van Dagblad van het Noorden
Uitspraak: gegrond
Op 10 januari 2007 is op de voorpagina van Dagblad van het Noorden het
artikel "Sjoerd Kremer stopt als burgemeester" gepubliceerd. De klacht
heeft betrekking op het al dan niet schenden van een embargo. In de
Ambtshalve uitspraak inzake embargo (RvdJ 2003/50) heeft de Raad zijn
algemene uitgangspunten samengevat in tien spelregels. Bovendien is in
de Leidraad van de Raad in punt 2.6. `Embargo' - onder verwijzing naar
de Ambtshalve uitspraak - het volgende bepaald: "2.6.1. Een embargo is
een overeenkomst met als doel het bevorderen van de kwaliteit van de
berichtgeving. Het kan niet eenzijdig worden opgelegd. - 2.6.2. De
journalist die een verzoek tot een embargo aanvaardt, dient zich eraan
te houden tot de overeengekomen termijn is verstreken, de onder
embargo verstrekte informatie in een ander medium is gepubliceerd of
degene die om het embargo heeft verzocht, het eerder opheft."
Naar het oordeel van de Raad is afdoende komen vast te staan dat Van
Veen klager heeft benaderd met een verzoek om nadere informatie over
diens mogelijke vervroegde vertrek. Verder is aannemelijk dat klager
de gevraagde informatie pas heeft verschaft nadat hij Van Veen op de
hoogte had gesteld van het feit dat hij de informatie een dag later
tijdens het gebruikelijke persuurtje onder embargo aan andere media
zou verstrekken en nadat Van Veen had toegezegd de informatie niet
eerder te publiceren dan ná de raadsvergadering van 11 januari 2007.
Niet valt in te zien dat Van Veen ervan had kunnen uitgaan dat hij de
informatie exclusief zou verkrijgen, zoals verweerders hebben gesteld.
Evenmin kan het standpunt worden aanvaard dat klager geen nieuws zou
hebben verschaft, zodat geen sprake zou kunnen zijn van een embargo.
Het standpunt van verweerders dat een embargo uitsluitend tussen twee
en niet tussen meerdere partijen kan gelden, wordt door de Raad
evenmin gedeeld. Overigens is niet weersproken dat ook Van Bolhuis en
Wouda het embargo van klager hebben aanvaard.
Verweerders dienden zich derhalve aan het embargo te houden. Van een
bijzondere omstandigheid die zou kunnen rechtvaardigen dat zij de
verkregen informatie hebben gepubliceerd vóór het verstrijken van de
overeengekomen termijn, is niet gebleken. De enkele mogelijkheid dat
andere media het embargo niet zouden nakomen en daardoor wellicht
eerder dan verweerders de informatie zouden publiceren, is daarvoor
onvoldoende.
Door het geaccepteerde embargo niet na te komen hebben verweerders
derhalve grenzen overschreden van hetgeen, gelet op de eisen van
journalistieke verantwoordelijkheid, maatschappelijk aanvaardbaar is.
Trefwoorden:
· Journalistieke werkwijze: embargo
Publicatie op www.rvdj.nl/2007/33
---
Uitspraak vastgesteld d.d. 2 juli 2007
door mr. A.H. Schmeink, waarnemend voorzitter, dr. M.J. Broersma, mw.
F.W. Dresselhuys en mw. drs. P.C.J. van Schaveren, leden, in
tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris.
het Inspraakorgaan Chinezen en Koninklijk Horeca Nederland, sector
Chinees-Indische Bedrijven / Netwerk (NCRV)
Uitspraak: deels gegrond
De klacht betreft de reportage "Moderne slavernij in Chinese
restaurants Nederland". Volgens de Raad laat de vormgeving van die
uitzending de kijker weinig ruimte voor een andere conclusie dan dat
de handelwijze van met name een aanzienlijk deel van de Chinese horeca
niet deugt. Een deugdelijke grondslag voor die zeer ernstige
beschuldiging kan niet worden ontleend aan de door verweerder
opgevoerde bronnen. Er bestond voldoende aanleiding om over
(vermeende) misstanden binnen de horecasector in het algemeen te
berichten, maar niet voor de suggestie dat deze misstanden de Chinese
horecasector betreffen en te concluderen dat de handelwijze van met
name een aanzienlijk deel van die specifieke sector niet deugt.
Voorts is geen wederhoor toegepast. Nu het gaat om beschuldigingen die
betrekking hebben op een collectief - niet nader gespecificeerde
Chinese horeca-ondernemers - had het op de weg van verweerder gelegen
wederhoor toe te passen bij een organisatie die de belangen van dit
collectief behartigt. Het was voor verweerder vrij eenvoudig zich
bijvoorbeeld te wenden tot Koninklijk Horeca Nederland, die een
specifieke afdeling heeft voor de Chinees-Indische bedrijven.
Verweerder heeft in het geheel geen poging ondernomen om wederhoor toe
te passen, terwijl gesteld noch gebleken is van bijzondere
omstandigheden die dat rechtvaardigen.
Ten slotte hebben klagers bezwaar gemaakt tegen de weigering van
verweerder de uitzending te rectificeren. Door de vormgeving van de
uitzending is te lichtvaardig de indruk gewekt dat het specifiek gaat
om een aanzienlijk deel in de Chinese horeca en het had op de weg van
verweerder gelegen de uitzending op dit punt te rectificeren.
De klacht is dan ook gegrond voor zover gericht tegen de in de
uitzending gewekte suggestie dat een aanzienlijk deel van de Chinese
horeca niet deugt, het achterwege laten van wederhoor en de weigering
tot rectificatie. Voor zover de klacht is gericht tegen de meer
algemene wijze waarop verweerder van zijn bronnen gebruik heeft
gemaakt, is deze ongegrond. (vgl. RvdJ 2006/21)
Trefwoorden:
· Journalistieke werkwijze: bronnen, hoor en wederhoor
· Feitenweergave: tendentieuze berichtgeving
Publicatie op www.rvdj.nl/2007/32
---