Raad van State
Uitspraak
Zaaknummer: 200704256/2
Publicatie datum: maandag 23 juli 2007
Tegen: het college van burgemeester en wethouders van Dronten
Proceduresoort: Voorlopige voorziening
Rechtsgebied: Kamer 3 - Hoger Beroep - Bouwzaken
---
200704256/2.
Datum uitspraak: 23 juli 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige
voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende
het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Windpark
Kubbeweg B.V.", gevestigd te Biddinghuizen, gemeente Dronten,
verzoekster,
tegen de uitspraak in zaak nos. AWB 06/2712 en 07/760 van de
voorzieningenrechter van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 15 juni 2007
in het geding tussen:
verzoekster
en
het college van burgemeester en wethouders van Dronten.
1. Procesverloop
Bij besluit van 14 juni 2006 heeft het college van burgemeester en
wethouders van Dronten (hierna: het college) aan
vrijstelling en bouwvergunning verleend voor de bouw van drie
windmolens op het perceel te .
Bij besluit van 12 december 2006 heeft het college het door
verzoekster daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 juni 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de
voorzieningenrechter van de rechtbank Zwolle-Lelystad, voor zover
thans van belang, het door verzoekster daartegen ingestelde beroep
gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd, het
door verzoekster gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard en
bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden
besluit.
Tegen deze uitspraak heeft verzoekster bij brief van 20 juni 2007, bij
de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld.
De gronden zijn aangevuld bij brief van 29 juni 2007.
Bij brief van 29 juni 2007, bij de Raad van State ingekomen op 1 juli
2007, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige
voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 juli 2007,
waar verzoekster, vertegenwoordigd door mr. A.M.C. Marius-van Eeghen,
advocaat te Den Haag, is verschenen.
Voorts is als partij gehoord vergunninghouder, vertegenwoordigd door
mr. ing. A.P.J. Timmermans.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is
niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. De vraag of verzoekster belanghebbende is bij het besluit van 14
juni 2006 in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet
bestuursrecht leent zich minder goed voor beantwoording in deze
procedure. Hetgeen verzoekster heeft aangevoerd, geeft op voorhand
evenwel geen aanleiding voor het oordeel dat de aangevallen uitspraak
in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans dat
uiteindelijk zal blijken dat de vrijstelling en bouwvergunning niet
mochten worden verleend. Gelet hierop en op het financiële belang van
vergunninghouder bij de bouw van de drie windmolens, ziet de
Voorzitter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige
voorziening.
2.3. Het verzoek dient te worden afgewezen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, als Voorzitter, in
tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, ambtenaar van Staat.
w.g. Claessens w.g. Van Roessel
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2007
457.