Kamerbrief inzake verslag bezoek minister voor Ontwikkelingssamenwerking aan Geneefse organisaties (http://www.minbuza.nl:80/nl/actueel/brievenparlement,2007/07/Kamerbrief-inzake-verslag-bezoek-minister-voor-Ont.html) 23-07-2007 |
Samenvatting:
Inhoud:
Op 9 en 10 juli heb ik in Genève een kennismakingsbezoek gebracht aan ILO,
UNHCR, IOM, WTO, UNAIDS, GFATM en WHO. Tevens heb ik op 10 juli deelgenomen aan
een paneldiscussie in ECOSOC die in het teken stond van de Delivering
as One (kortheidshalve Eén VN) hervormingsexercitie. Hieronder
treft u aan een samenvatting van de gevoerde gesprekken.
Internationale Arbeidsorganisatie (ILO)
In mijn gesprek met Directeur Somavia van de ILO heb ik het belang van
de ILO op het gebied van fundamentele sociale en economische rechten benadrukt.
De Decent Work Agenda van de ILO en de daaruit voortkomende bevordering
van de sociale dialoog in ontwikkelingslanden zijn van groot belang. In dit
kader heb ik een extra bijdrage van ¤ 2 mln. per jaar, bovenop het bestaande
samenwerkingsprogramma, voor de zogeheten decent work country programmes
toegezegd. DG Somavia stond uitgebreid stil bij de positie van de ILO in
het multilaterale systeem. De ILO onderkent het grote belang van de
VN-hervormingen in het algemeen en het 'Delivering as One' proces in het
bijzonder. Hoewel de betrekkingen met UNDP in de laatste maanden duidelijk zijn
verstevigd, verloopt de samenwerking in dit 'Delivering as One' proces nog niet
optimaal. UNDP luistert vanuit zijn centrale coördinatierol nog te weinig naar
met name de gespecialiseerde VN-organisaties, aldus Somavia. Ook is gesproken
over de noodzaak om wereldwijd een 'sociale vloer' op te bouwen. Hiervoor is
naar alle waarschijnlijkheid een modernisering van de bestaande ILO-verdragen
betreffende sociale zekerheid nodig teneinde ook ontwikkelingslanden in staat te
stellen deze te kunnen nakomen.
UNHCR
Met de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen (UNHCR) dhr. Guterres is vooral
gesproken over het belang van een goede overgang van humanitaire noodhulp naar
wederopbouw in postconflict landen. Deze overgang verloopt in veel
post-conflictlanden nog niet goed. Het ontbreekt de internationale gemeenschap
aan de juiste instrumenten. Voor wat betreft Darfur is het belangrijk dat lessen
getrokken worden uit de te late interventies in Zuid-Sudan. Een politieke
oplossing (vredesakkoord) in Darfur is niet levensvatbaar zonder de nodige
maatregelen op het terrein van ontwikkelingssamenwerking en het is belangrijk
dat op korte termijn wordt begonnen met de wederopbouw in Darfur. Gebrekkige
toegang tot water is op dit moment een groot probleem. In dit verband merkte
Guterres ook op dat de pogingen van de Vredesopbouw Commissie van de VN om in
Burundi en Sierra Leone te komen tot wederopbouw niet mogen falen. De situatie
met betrekking tot de Afghaanse vluchtelingen in Pakistan is precair. In de kern
gaat het om een migratieprobleem maar Pakistan is vooralsnog niet bereid tot een
migratiedialoog.
IOM
Ik heb aan Directeur Generaal McKinley van de Internationale Organisatie voor
Migratie (IOM) aangegeven dat het onderwerp 'migratie en ontwikkeling' voor
Nederland een belangrijk thema is en dat de terugkeerprogramma's van de IOM
worden gewaardeerd. Daarbij is wel opgemerkt dat het van belang is dat de IOM
zich concentreert op zijn kernmandaat, zijnde begeleiding van migratiestromen,
en niet te veel nevenactiviteiten ontplooit. Ten aanzien van de problematiek van
de Afghaanse vluchtelingen heb ik het belang van vrijwillige terugkeer van
Afghaanse vluchtelingen uit Pakistan benadrukt. McKinley onderkent dit belang en
erkent tevens dat dit vooral een zaak is voor UNHCR. IOM beziet of het voor wat
betreft de opvang en integratie van terugkerende Afghaanse vluchtelingen in
Afghanistan een rol kan spelen. In Sudan tot slot wordt tussen UNHCR en IOM nauw
samengewerkt aan de terugkeer van ontheemden naar Zuid-Sudan.
WTO
Ik heb Directeur Generaal Lamy verzekerd dat een succesvolle afsluiting van
de Doha-ronde topprioriteit blijft voor Nederland. Lamy heeft zelf de regie in
handen genomen na het recente falen van het G-4 overleg in Potsdam. Ik heb met
Lamy onder meer gesproken over de ontwikkelingsdimensie van de Doha-ronde. De
inzet van de ontwikkelingslanden heeft zowel een offensieve component (verlaging
van tarieven en
meer toegang tot ontwikkelde markten) als een defensieve component
(bescherming eigen markten). Lamy heeft goede hoop dat hun belangen uiteindelijk
goed tot hun recht komen zonder dat het uitgangspunt van vrijhandel geweld wordt
aangedaan. Ik heb in dit verband de ondersteunende rol van het Aid for trade
programma ter sprake gebracht en mijn zorgen uitgesproken over de grote
verscheidenheid aan instrumenten op dit beleidsterrein. In november 2007 wordt
een eerste overkoepelende Aid for Trade conferentie in Geneve
georganiseerd waarbij het uitdrukkelijk de bedoeling is een gemeenschappelijke
strategie vast te stellen. De WTO doet bij de uitvoering van de Aid for
trade agenda in bescheiden mate aan technische assistentie, onder meer via
het Netherlands Trainee programma. Lamy sprak in dit verband ook zijn
grote waardering uit voor de activiteiten van het Centrum tot Bevordering van de
Import uit ontwikkelingslanden (CBI) en gaf aan dit instituut graag een keer te
willen bezoeken.
Tot slot heb ik aandacht gevraagd voor de zogeheten Non Trade
Concerns (NTC's). Onderwerpen als arbeidsnormen, klimaatvraagstukken en
dierenwelzijn zijn ook voor de WTO van belang en zouden waar mogelijk meegenomen
moeten worden in de Doha-ronde, zonder dat ze een struikelblok mogen vormen.
Lamy bevestigde het belang van de NTC's en riep Nederland en de EU op een
voortrekkersrol ten aanzien van deze onderwerpen te blijven spelen.
UNAIDS
Met uitvoerend directeur Piot van het VN programma inzake HIV/AIDS
(UNAIDS) deel ik de grote zorg over het toenemende aantal HIV-infecties onder
meisjes en vrouwen wereldwijd. De HIV/AIDS pandemie kan niet worden overwonnen
tenzij wordt geïnvesteerd in de werkelijke oorzaken van de feminisering van
HIV/AIDS, namelijk geweld tegen vrouwen en vrouwenrechten en weinig of geen
verankering van seksuele en reproductieve gezondheidsrechten binnen
gezondheidssystemen. Ik heb UNAIDS steun toegezegd voor de rol van UNAIDS op de
thema's veiligheid en humanitair beleid en voor de uitvoering van de lange
termijnagenda 'HIV/AIDS 2031'. In 2031 is het 50 jaar geleden dat het HIV/AIDS
virus bekend werd. Deze agenda bevat drie uitdagingen:
1. Hoe houden we de financiering voor de HIV/AIDS problematiek in stand?
2. Hoe houden we het thema hoog op de politieke agenda?
3. Hoe waarborgen we relevant onderzoek voor de specifieke problematiek in
Afrika?
GFATM
Het Global Fund to fight AIDS, Tuberculosis and Malaria
(GFATM) is een onafhankelijk publiek privaat partnerschap dat in 2002 is
gelanceerd als nieuw multilateraal instrument om additionele fondsen aan te
trekken voor de strijd tegen HIV/AIDS, tbc en malaria. Aan uitvoerend directeur
Katazchkine heb ik mijn zorgen
geuit over het toenemend aantal HIV-infecties onder meisjes en vrouwen
wereldwijd.
Het fonds beschikt over immense fondsen voor o.a. AIDS, maar de pandemie kan
desondanks nooit worden overwonnen wanneer niet wordt geïnvesteerd in de
werkelijke oorzaken van de feminisering van HIV/AIDS. Katazchkine deelde mijn
analyse maar gaf aan dat tot op heden maar weinig projectaanvragen op het
terrein van seksuele en reproductieve gezondheidsrechten zijn ingediend. Een
betere verankering van deze rechten in gezondheidsystemen is dan ook van groot
belang. Ook deskundigen werkzaam op Nederlandse ambassades alsmede experts van
bijvoorbeeld UNFPA kunnen hierbij een belangrijke rol spelen.
WHO
Tegenover directeur generaal Chan van de Wereldgezondheidsorganisatie
(WHO) heb ik mijn waardering uitgesproken voor het feit dat de WHO versterking
van gezondheidsystemen tot prioriteit heeft gemaakt. Het is de bedoeling dat een
brede benadering wordt gehanteerd, waarbij in seksuele en reproductieve
gezondheidsrechten, opleidingen, infrastructuur, primaire gezondheidszorg en
sociale bescherming wordt geïnvesteerd. Voor een effectieve strategie op het
terrein van seksuele en reproductieve gezondheidsrechten moet vooral gedacht
worden aan partnerschappen met gelijkgezinden, zoals de Scandinavische landen en
het Verenigd Koninkrijk en organisaties als UNFPA en UNAIDS. De WHO is de
organisatie die informatie moet verschaffen over bijvoorbeeld de effecten van
onveilige abortus en versterking van primaire gezondheidszorg, inclusief
verloskundige hulp, op moedersterfte. De WHO is volledig gecommitteerd aan de
VN-hervormingen en ondersteunt het Eén VN hervormingsproces. Wel wordt het
belang van een flexibele benadering zonder blauwdrukken benadrukt. Anders is de
kans groot dat de groep van ontwikkelingslanden (G77) zich gaat verzetten.
ECOSOC panel
Als laatste onderdeel van mijn bezoek aan de Geneefse instellingen heb
ik deelgenomen aan de bijeenkomst van de Economische en Sociale Raad (ECOSOC)
van de Verenigde Naties. Ik was uitgenodigd als spreker in een panel over de
effectiviteit van de bijdrage van de Verenigde Naties aan ontwikkeling op
landenniveau. De paneldiscussie diende als aftrap voor een vervolgdiscussie in
ECOSOC over de operationele activiteiten van de VN op landenniveau en de
eventuele noodzaak tot verdere hervormingen op dit gebied. Later dit jaar zal
hierover tijdens de 62e Algemene Vergadering van de VN (AVVN) nadere
besluitvorming plaatsvinden.
In mijn interventie heb ik vooral benadrukt dat de omgeving waarin
ontwikkelingssamenwerking plaatsvindt snel verandert en dat deze ook steeds
complexer wordt. Daarom moeten bestaande structuren en werkwijzen, ook die van
de VN, aangepast worden wil de VN een relevante speler blijven. De VN is te
gefragmenteerd en niet voldoende coherent om de belangrijke rol, die het
VN-systeem op landenniveau zou moeten spelen, werkelijk te vervullen. Daarom heb
ik nogmaals benadrukt hoe belangrijk het is dat de VN als Eén VN gaat werken op
landenniveau op basis van vier principes: één leider, één programma, één
begroting en, waar mogelijk, één kantoor. Goed functionerende VN organisaties op
hun beurt moeten dan wel kunnen rekenen op stabiele meerjarige en ongeoormerkte
financiering op centraal en landenniveau. Dit heb ik toegezegd. Tijdens het
debat bleek dat er bij diverse ontwikkelingslanden, maar ook binnen het
VN-systeem zelf, zorgen bestaan over het Eén VN concept. De invoering van dit
concept zou leiden tot vermindering van country ownership, het zou
gepaard gaan met extra voorwaarden, het zou een blauwdruk omvatten en het zou
bedoeld zijn om bezuinigingen te bewerkstelligen. Het debat in ECOSOC-verband
heeft hopelijk bijgedragen aan een vermindering van deze zorgen. Besluitvorming
over dit onderwerp zal immers alleen mogelijk zijn als ontwikkelingslanden,
donorlanden en het VN-systeem een zelfde perceptie hebben van de vraagstukken
waar het om gaat.
Dit vereist veel dialoog. Om deze dialoog te bevorderen heeft Nederland
onlangs samen met, en in, Nicaragua een conferentie voor alle
Latijns-Amerikaanse en Caraïbische landen georganiseerd over deze thematiek.
Tijdens de aanstaande zitting van de AVVN zal moeten blijken of discussies zoals
in ECOSOC-verband en in Nicaragua hebben bijgedragen aan een beter onderling
begrip over dit onderwerp.
De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Bert Koenders
---
Ministerie van Buitenlandse Zaken