Wetsvoorstel verzwaren incassoregime en andere maatregelen zorgverzekering
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Z/F-2785675
18 juli 2007
Met de brief van 23 mei 2007 (30 918, nr. 10) heb ik uw Kamer op de
hoogte gebracht van de structurele maatregelen die ik voor ogen heb om
wanbetaling binnen de zorgverzekering tegen te gaan. De structurele
maaregel komt - in het kort - neer op het rechtstreeks op het inkomen
van de wanbetaler (met een premie-achterstand van zes maandpremies)
heffen van een vervangende nominale premie. Of deze maatregel werkt is
afhankelijk van de samenstelling van de groep wanbetalers. Ten behoeve
hiervan heb ik in mei 2007 het CBS verzocht een analyse hiervan te
geven.
Tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel tot Wijziging van
de Zorgverzekeringswet en andere wetten met het oog op het verzwaren
van het premie-incassoregime en andere maatregelen om de werking van
het met die wet en de Wet op de zorgtoeslag in het leven geroepen
stelsel te optimaliseren (verzwaren incassoregime premie en nadere
maatregelen zorgverzekering; Kamerstukken II, 2006/07, 30 918, nr. 2)
heb ik toegezegd uw Kamer te informeren over de samenstelling van de
groep wanbetalers.
Het CBS heeft 13 juli jl. een rapportage uitgebracht. Met deze brief
informeer ik u kort over de resultaten.
Het CBS becijfert het aantal wanbetalers op 190.000 op 31 december
2006, dit is circa anderhalf procent van de Nederlandse volwassenen.
Het aantal van 190 duizend wanbetalers ligt lager dan het eerder aan u
gerapporteerde aantal van 240 duizend wanbetalers op 1 januari 2007
(Kamerstukken II, 2006/07, 30 918, nr. 8). Het lagere aantal is toe te
schrijven aan het feit dat zorgverzekeraars hun registraties hebben
opgeschoond en er verzekerden zijn die ondertussen wél hun premie
hebben betaald. Verder worden door het CBS alleen inwoners van
Nederland van 18 jaar en ouder meegeteld, die ingeschreven staan in
een gemeente in Nederland.
Wanbetalers zijn er bij alle bevolkingsgroepen, maar niet in dezelfde
mate. Ontvangers van een uitkering, éénoudergezinnen, ongehuwde
stellen met kinderen en allochtonen zijn relatief vaak wanbetaler.
Onder jongeren komen relatief meer wanbetalers voor dan onder ouderen.
Van de personen met een bijstandsuitkering had 4,5 procent de
zorgverzekeringspremie minstens een half jaar niet betaald. Dat is
drie keer zo veel als het gemiddelde van alle Nederlanders. Personen
met een werkloosheidsuitkering zijn ruim twee keer zo vaak als
gemiddeld wanbetaler. Van de 190 duizend wanbetalers heeft ongeveer 40
duizend een uitkering.
Onder alleenstaande ouders en ongehuwde partners in een gezin met
kinderen bevonden zich twee keer zo veel wanbetalers als het
gemiddelde voor heel Nederland. De partners in een gehuwd stel zonder
kinderen zijn daarentegen veruit het minst geneigd om niet te betalen.
Eind 2006 had 3 procent van de allochtonen de premie voor de
zorgverzekering minstens een half jaar niet betaald. Dat is bijna drie
keer zo veel als bij autochtonen.
In de groep van 20-24-jarigen komen relatief gezien de meeste
wanbetalers voor (2,9%). Naarmate men ouder wordt, daalt dit
percentage. In de bevolkingsgroep van ouder dan 75 jaar is nog maar
0,1% wanbetaler.
Op de website van het CBS is de volledige rapportage te vinden.
Dit onderzoek geeft een goed inzicht in de samenstelling van de groep
wanbetalers.
Er is nog wel een verdere analyse nodig naar de bronnen van inkomen en
een onderzoek naar de hoeveelheid wanbetalers die een zorgtoeslag
ontvangen.
Om nog meer zicht in het soort inkomensbron van wanbetalers te
verkrijgen (naast de wanbetalers met een uitkering) heb ik het CBS
verzocht een bestandskoppeling te maken tussen wanbetalers en het
hebben van een vast inkomen dan wel vaste werkgever.
Het antwoord op deze vragen is voor zowel de structurele als de
tijdelijke maatregel `stopzetten zorgtoeslag' van belang.
De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink