Antwoorden op kamervragen van Arib over doelbewuste Hiv besmetting bij seksfeesten
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
PG-K-U-2781822
17 juli 2007
Antwoorden van minister Klink en mede namens de Minister van Justitie,
op kamervragen van Kamerlid Arib over doelbewuste Hiv besmetting bij
seksfeesten (2060716890).
Vraag 1
Bent u op de hoogte van de seksfeesten in Groningen waarbij mensen met
HIV besmet zijn?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat is uw oordeel over deze seksfeesten?
Antwoord 2
Ik vind dit soort praktijken schokkend en keur het af.
Vraag 3
Op welke schaal en in welke omvang vinden deze seksfeesten plaats?
Antwoord 3
Het - in de media opgeroepen - beeld dat er sprake is geweest van
seksfeesten, behoeft enige precisering. Voor zover nu bekend, is er
sprake geweest van achttien ontmoetingen tussen homoseksuele mannen in
(zeer) beperkte kring in de zomer van 2006. Deze ontmoetingen vonden
doorgaans plaats in het huis van de verdachten en soms in het huis van
het slachtoffer, nadat via chatboxen op internet hierover een afspraak
was gemaakt. Bij die ontmoetingen werd dan vervolgens één andere
verdachte betrokken. Soms waren er twee andere verdachten bij
betrokken.
Het strafrechtelijk onderzoek - gericht op de drogering en
opzettelijke HIV besmetting van slachtoffers tijdens bovengenoemde
seksuele contacten - kent in totaal vier verdachten. Hiervan zijn drie
personen verdacht van het daadwerkelijk toedienen van HIV-besmet bloed
en wordt een vierde persoon verdacht van levering van de door de
andere verdachten hierbij gebruikte partydrug.
Er zijn tot nu toe geen signalen dat dit soort praktijken ook elders
in het land spelen.
Vraag 4
Klopt het dat praktijken waarbij mensen doelbewust met HIV-bloed
worden geïnjecteerd al een jaar aan de gang zijn? Zo ja, hoe komt het
dat er niet ingegrepen is door politie, Justitie, of andere
hulpverlenende instanties? Waar heeft het niet tijdig signaleren van
deze praktijken mee te maken?
Antwoord 4
In de zomer van 2006 is de Regiopolitie Groningen door enkele
slachtoffers geïnformeerd over het feit dat deze slachtoffers seksueel
contact hadden gehad met een of meer mannen waarvan zij zich -
vermoedelijk door drogering - niet alles meer konden herinneren en
waarna HIV-besmetting was opgetreden.
Vanwege deze onvolledige herinnering, was het de politie nog niet
bekend dat de HIV-besmetting was ontstaan door het toedienen van bloed
via injecties. Hiervan is eerst in mei 2007 kennis genomen nadat één
van de verdachten hierover verklaarde in zijn verhoor bij de
rechter-commissaris.
Uit gesprekken die zedenrechercheurs van de politie Groningen -
tijdens verschillende intakegesprekken - in 2006 met de slachtoffers
hadden, bleek dat deze slachtoffers anoniem wensten te blijven en geen
van hen bereid was om aangifte te doen. Om die reden is destijds
besloten om geen opsporingsonderzoek te starten omdat het starten van
een dergelijk onderzoek waarschijnlijk zou hebben geleid tot voor
slachtoffers, althans in hun beleving, nadelige gevolgen. Wel is in
deze periode door de GGD informatie verstrekt aan homo-organisaties in
de regio aangaande de risico's van HIV-besmetting.
Op 20 februari 2007 heeft één slachtoffer aangifte gedaan. Alhoewel
deze (eerste) aangifte onvoldoende gronden bood om verdachten aan te
houden, heeft deze aangifte wel geleid tot het starten van een
strafrechtelijk onderzoek waarbij er tevens geregeld contact is
geweest tussen politie en de slachtoffers. Nadat op 29 maart 2007 -
bij de afdeling zeden van de politie Groningen in bijzijn van de
betrokken officier van justitie - een voorlichtingsbijeenkomst werd
gehouden waarin aan slachtoffers het belang van het doen van aangifte
werd uitgelegd, volgde op 4 mei 2007 een tweede aangifte en zijn in de
daarop volgende dagen drie personen aangehouden die ervan worden
verdacht het HIV-besmette bloed te hebben toegediend. Inmiddels zijn
er vier aangiftes ontvangen en heeft de rechtbank de gevangenhouding
voor 90 dagen van deze drie aangehouden verdachten bevolen.
Vraag 5
Bent u bereid onderzoek te laten verrichten naar de juridische
mogelijkheden om sanctionering van deze praktijken tot stand te
brengen?
Antwoord 5
Daar waar strafbare feiten gepleegd zijn kan en zal justitie optreden.