Raad van State
Uitspraak
Zaaknummer: 200703102/2
Publicatie datum: dinsdag 17 juli 2007
Tegen: het college van gedeputeerde staten van Gelderland
Proceduresoort: Voorlopige voorziening
Rechtsgebied: Kamer 1 - RO - Gelderland
---
200703102/2.
Datum uitspraak: 17 juli 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige
voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het
geding tussen:
, wonend te ,
en
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 26 september 2006 heeft de gemeenteraad van Barneveld
het bestemmingsplan "Gedeeltelijke herziening Zuidrand van het
bestemmingsplan Kromme Akker" vastgesteld.
Bij besluit van 27 februari 2007, kenmerk 2006-019712, heeft
verweerder over de goedkeuring van het bestemmingsplan beslist.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 2 mei 2007, bij de
Raad van State ingekomen op 2 mei 2007, beroep ingesteld.
Bij brief van 2 mei 2007, bij de Raad van State ingekomen op 3 mei
2007, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige
voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 juli 2007, waar
verzoeker, in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. V.C.E.
Wattenberg, ambtenaar van de provincie, is verschenen. Voorts zijn
daar gehoord de gemeenteraad van Barneveld, vertegenwoordigd door mr.
J. de Goeij, ambtenaar van de gemeente, en de vereniging "Vereniging
50+ Woongroep", vertegenwoordigd door W.L. Ros.
Buiten bezwaren van partijen zijn ter zitting door verzoeker nog
stukken in het geding gebracht.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is
niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het bestemmingsplan "Gedeeltelijke herziening Zuidrand van het
bestemmingsplan Kromme Akker" (hierna: het plan) voorziet in de
mogelijkheid van woningbouw, waaronder een seniorencomplex, ter
plaatse van het voormalige agrarische bedrijf aan de Wikselaarseweg
18.
2.3. Verzoeker stelt dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft
verleend aan het plandeel met de bestemming "Gestapelde woningen (Ws)"
waar het seniorencomplex is voorzien, gelegen ten zuidoosten van het
appartement van verzoeker. Hij voert hiertoe onder meer aan dat het
complex in het vorige plan aan de oostzijde van het gebied was
voorzien, alsmede dat ter plaatse van het betrokken plandeel
aanvankelijk enkel laagbouw mogelijk was. Hij wijst hierbij op aan hem
door een gemeenteambtenaar verstrekte informatie, waaronder een
overgelegde concept-plankaart. Voorts stelt hij zich op het standpunt
dat een aantal onderzoeken in strijd met artikel 3:11 van de Algemene
wet bestuursrecht (hierna: de Awb) niet ter inzage heeft gelegen.
Verzoeker beoogt te voorkomen dat onomkeerbare gevolgen zullen
optreden als gevolg van de inwerkingtreding van het plan.
2.4. Het seniorencomplex was in het bestemmingsplan "Kromme Akker"
voorzien in het oostelijke deel van het plangebied.
De Voorzitter overweegt hieromtrent dat in het algemeen aan een
geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend.
De gemeenteraad kan op basis van gewijzigde planologische inzichten en
na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en
voorschriften voor gronden vaststellen. De omstandigheid dat het
complex als gevolg van tegenstand van omwonenden thans aan de
westzijde van het plangebied zou zijn voorzien, wat daar ook van zij,
is geen bijzondere omstandigheid op grond waarvan een uitzondering had
moeten worden gemaakt op dit uitgangspunt. Ook overigens is niet van
zodanige omstandigheden gebleken.
2.5. Ten aanzien van de beweerdelijke schending van het
vertrouwensbeginsel overweegt de Voorzitter dat, daargelaten de vraag
of het gemeentelijke beleid in het verleden daadwerkelijk was gericht
op het enkel mogelijk maken van laagbouw ter plaatse van het
voornoemde plandeel, in het algemeen geen rechten kunnen worden
ontleend aan toezeggingen die zijn gedaan door niet terzake
beslissingsbevoegden. De bevoegdheid tot het vaststellen van een
bestemmingsplan berust niet bij een gemeenteambtenaar, op wiens
informatie verzoeker is afgegaan, maar bij de gemeenteraad. De
gemeenteraad heeft bij het ontbreken van een aan hem toe te rekenen
toezegging, dan ook niet in strijd met het vertrouwensbeginsel
besloten. Voor verweerder bestond derhalve geen aanleiding om op grond
van het niet honoreren van gerechtvaardigde verwachtingen door de
gemeenteraad goedkeuring aan het plandeel te onthouden.
2.6. Ten aanzien van het betoog van verzoeker dat het voorontwerp-plan
ten onrechte in een vakantieperiode ter inzage heeft gelegen,
overweegt de Voorzitter dat de Wet op de Ruimtelijke Ordening noch de
Awb zich tegen die handelwijze verzet.
2.7. Voor zover verzoeker stelt dat ten onrechte geen watertoets is
uitgevoerd, overweegt de Voorzitter als volgt. Volgens de
plantoelichting is bij de voorbereiding van het bestemmingsplan
"Kromme Akker" uitvoerig aandacht besteed aan de waterhuishouding en
riolering. Met de komst van de nu voorgenomen woningbouw is toen
rekening gehouden, aldus de plantoelichting. Ter zitting heeft de
gemeenteraad desgevraagd toegelicht dat in samenspraak met het
Waterschap Vallei en Eem een Waterstructuurplan is vastgesteld.
Gelet hierop ziet de Voorzitter dan ook geen aanknopingspunten voor
het oordeel dat onvoldoende onderzoek heeft plaatsgevonden naar de
gevolgen van het plan voor de waterhuishouding.
2.8. Ten aanzien van het betoog dat ten onrechte geen onderzoek heeft
plaatsgevonden naar de luchtkwaliteit, overweegt de Voorzitter als
volgt. Volgens de plantoelichting heeft een onderzoek plaatsgevonden
naar de gevolgen van het plan voor de luchtkwaliteit. De gemeenteraad
heeft ter zitting toegelicht dat in het kader van het bestemmingsplan
"Kromme Akker" een onderzoek heeft plaatsgevonden naar de
luchtkwaliteit, welk onderzoek in het kader van de onderhavige
herziening is geactualiseerd. Deze actualisatie heeft volgens de
gemeenteraad plaatsgevonden op basis van het Besluit luchtkwaliteit
2005. Gelet hierop is naar het oordeel van de Voorzitter afdoende
gebleken dat onderzoek is verricht naar de gevolgen voor de
luchtkwaliteit. Verzoeker heeft in dit kader voorts niet aannemelijk
gemaakt dat de in het plan voorziene woningbouw bij de bij die
onderzoeken gehanteerde verkeersgegevens niet is betrokken.
2.9. Ten aanzien van de vraag of de uitgevoerde onderzoeken ter inzage
hebben gelegen, overweegt de Voorzitter dat ter zitting onweersproken
door de gemeenteraad is gesteld dat de bij de voorbereiding van het
plan uitgevoerde onderzoeken ter inzage hebben gelegen. De Voorzitter
ziet geen aanleiding voor het oordeel dat hiervan niet kan worden
uitgegaan.
2.10. Gelet op het voorgaande verwacht de Voorzitter niet dat de
Afdeling in de bodemprocedure het besluit van verweerder tot
goedkeuring van het plan niet in stand zal laten. Het verzoek dient te
worden afgewezen.
2.11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. A. Kosto, als Voorzitter, in
tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, ambtenaar van Staat.
w.g. Kosto w.g. Neuwahl
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2007
280-500.