Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Inhoud pagina: Brief aan Tweede Kamer over onderzoek 'Jonge burgers en
democratie'
17 juli 2007
Bijgaand zend ik u - ter kennisneming - het rapport van het in
opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties uitgevoerde onderzoek "Jonge burgers en
democratie". Het rapport kondigde ik reeds aan in mijn antwoorden op
de vragen van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties over het jaarverslag 2006 .
Het onderzoek was gericht op kennis, houding en vaardigheden van jonge
burgers van 18 tot en met 25 jaar ten aanzien van de democratie.
Naar mijn oordeel blijkt uit het onderzoek dat de kennis van jongeren
op bepaalde punten tekort schiet. Ik noem:
- Het kiesrecht: een op de vier jongeren weet niet dat de gemeenteraad
en provinciale staten rechtstreeks worden gekozen. Een op de acht weet
dat niet van de Tweede Kamer.
- Een op de drie jongeren kent niet de vertrouwensregel, de centrale
notie van onze parlementaire democratie.
- De machtenscheiding: Een substantiële minderheid heeft onvoldoende
begrip van de ratio en essentialia van de scheiding van machten.
- Een op de vijf jongeren heeft onvoldoende besef van het beginsel van
scheiding van kerk en staat.
- Bijna de helft van de jongeren weet niet dat Europese regels
voorrang hebben op nationale voorschriften.
Daarnaast vindt een meerderheid dat rekening houden met anderen niet
ten koste mag gaan van je eigen vrijheid en ruim de helft is het eens
met de stelling dat `niemand het recht heeft mij voor te schrijven wat
ik moet doen of laten'. Ik beschouw dat als een zorgelijke uitkomst,
een houding die blijk geeft van doorgeslagen individualisme, niet
passend bij democratisch burgerschap.
Zowel op het punt van kennis van de democratie als de ontwikkeling van
een democratische houding, spelen diverse organisaties een rol. Om die
reden heb ik hen nadrukkelijk de vraag gesteld op welke wijze zij een
bijdrage zouden kunnen leveren om zichtbaar vooruitgang te boeken op
bovenstaande punten. Met name ten aanzien van de door mij bekostigde
instellingen zal ik binnen de grenzen van mijn bevoegdheden hun inzet
op deze punten verlangen. Van andere instellingen hoop ik op hun steun
om in elk geval op het punt van de kennis van de democratie op korte
termijn vooruitgang te boeken.
Ten slotte heb ik het rapport ter kennisneming toegezonden aan o.a. de
Commissie uitdragen kernwaarden van de rechtsstaat en de Raad voor de
maatschappelijke ontwikkeling.
Minister Ter Horst
---
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties