Aan UVA ontworpen kanker-medicijn (EOquin) in laatste testfase in VS
12/07/2007 14:22
NDDO Research Foundation
Amsterdam, juli 2007
Aan de Universiteit van Amsterdam ontworpen kanker-medicijn (EOquin(R)) in laatste testfase in meer dan vijftig kankercentra in de VS
Bij marktintroductie eerste nieuw geneesmiddel voor de behandeling van oppervlakkig blaascarcinoom sinds twintig jaar
Het Californische biotechnologiebedrijf Spectrum Pharmaceuticals, de sponsor van het klinische onderzoek met EOquin(R), en de Amerikaanse Food and Drug Administration (FDA) hebben onlangs een overeenkomst gesloten betreffende het opzetten van een fase 3 klinische studie voor de behandeling van oppervlakkig blaascarcinoom. De resultaten van deze studie, welke eind 2010 worden verwacht, zullen als basis dienen voor de registratie van EOquin(R) als nieuw geneesmiddel.
De toestemming van de FDA is gebaseerd op een vorig jaar in Europa succesvol afgesloten fase 2 studie (67 % respons: volledige verdwijning van de tumoren) bij een groep van 46 blaaskankerpatiënten en een aanvullende studie in de VS naar de veiligheid van het middel bij toediening na het operatief verwijderen van blaastumoren. Tijdens deze laatste studie werd nogmaals aangetoond, dat EOquin(R) vrijwel geen nadelige bijwerkingen heeft en niet via de blaaswand in het lichaam wordt opgenomen.
Het middel EOquin(R) - oorspronkelijk genoemd EO9, oftewel Eef Oostveen 9 - is een van de tientallen indoolchinonderivaten met een cytostatische activiteit die in de jaren tachtig aan de Universiteit van Amsterdam (vakgroep Organische Scheikunde) zijn ontworpen door Dr. Eef Oostveen in samenwerking met Prof. Dr. Nico Speckamp.
Het postdoc-onderzoek van Dr. Oostveen werd uitgevoerd in een gezamenlijk project met het farmacologielaboratorium van het Academisch ziekenhuis van de Vrije Universiteit Amsterdam (Prof. Dr. H.M. Pinedo) en gesubsidieerd door het Koningin Wilhelminafonds (KWF).
Dr. Oostveen ging bij het ontwerpen van zijn actieve verbindingen uit van het bekende cytostaticum mitomycine C, waar in het begin van de jaren tachtig door verschillende groepen in Nederland onderzoek naar gedaan werd: een zogenaamde biomimetische benadering (nabootsing van de natuur). Mitomycine wordt geïsoleerd uit bepaalde schimmels en is al bijna vijftig jaar op de markt: Mitomycine C is een middel dat in staat is onder zuurstofarme omstandigheden te reageren met DNA en zo de groei van de kankercellen te stoppen. Het bijzondere van EOquin(R) is, dat het in tegenstelling tot mitomycine C geen beschadigingen van het beenmerg - oorzaak van o.a. bloedarmoede en een verlaagde immuniteit - als bijwerking heeft. Dit is ook vastgesteld in een begin jaren negentig uitgevoerd fase I en II klinisch onderzoek met dit middel. Hierbij werd EOquin(R) echter intraveneus toegediend.
Bovendien wordt het geactiveerd door het enzym "DT-Diaphorase". Dit enzym is in bepaald tumorweefsel (zoals blaastumoren) in grotere hoeveelheden aanwezig. Op deze manier is er met EOquin(R) een selectieve benadering mogelijk.
De preklinische studies met het medicament, welke wereldwijd door enkele tientallen onderzoeksgroepen - vooral in Engeland - zijn uitgevoerd, werden ook gesubsidieerd en gecoördineerd door de NDDO Research Foundation te Amsterdam.
In juli 2001 heeft Spectrum Pharmaceuticals een wereldwijde licentie genomen op een gezamenlijk patent van de NDDO Research Foundation te Amsterdam en de Universiteit van Amsterdam betreffende de bereiding en toepassing van een aantal potentieel actieve middelen voor de behandeling van kanker, waaronder EOquin(R) (EO9).
Het klinische onderzoek
De eerste positieve resultaten met EO9 werden al bereikt in de initiële klinische fase I/II studie - gestart in het vierde kwartaal van 2002 in Engeland. In deze studie is bij acht van de twaalf behandelde patiënten een volledige verdwijning van de tumoren waargenomen. Een aantal van hen is meerdere jaren tumorvrij gebleven. In deze studie werd waargenomen, dat EOquin goed wordt verdragen en slechts geringe bijwerkingen heeft die snel verdwijnen.
De fase II klinische studies naar het middel, EOquin(R) (EO9), zijn in de jaren 2003-2006 uitgevoerd in kankercentra in Nederland en Engeland onder supervisie van de afdeling Urologie van het Universitair Medisch Centrum Nijmegen St. Radboud en de Nederlandse New Drug Development Oncology (NDDO) organisatie in samenwerking met het Amerikaanse Spectrum Pharmaceuticals.
Tijdens deze fase II klinische studies werd het nieuwe middel in de blaas toegediend aan een groep van 46 patiënten, bij wie de tumoren terugkeerden na een behandeling met de bestaande chemotherapeutica. Bij 67 % van de patiënten werd een volledige verdwijning van de tumor(en) waargenomen. Dit werd vastgesteld door middel van microscopisch onderzoek aan weefsel van de blaas (biopsie) na behandeling.
EOquin(R) werd goed verdragen door de patiënten. In enkele gevallen werd alleen lokaal enige tijdelijke irritatie van de blaaswand waargenomen. Het kankermedicijn is namelijk niet in staat de blaaswand te passeren. Dit laatste is vastgesteld door middel van bloedonderzoek.
De selectie van de patiënten voor het fase III klinische onderzoek is in april dit jaar van start gegaan in 53 kankercentra in 24 staten van de VS. In dit klinisch vergelijkend onderzoek worden bij een groep patiënten met oppervlakkig blaascarcinoom de tumoren operatief verwijderd. Daarna wordt bij de helft van de patiënten additioneel het middel EOquin(R) (EO9) toegediend. Na twee jaar vindt de definitieve evaluatie plaats met betrekking tot de responsfactor en eventuele bijwerkingen.
Blaaskanker
Blaaskanker is een relatief veelvoorkomende vorm van kanker met wereldwijd meer dan ca 300.000 nieuwe patiënten per jaar. In Nederland wordt jaarlijks bij 4000 mensen deze diagnose gesteld. Blaaskanker komt vier maal zo vaak voor bij mannen als bij vrouwen. Blaaskanker is daarmee de vierde meest voorkomende tumor bij mannen en de achtste bij vrouwen. Bij een tumor van de blaaswand wordt onderscheid gemaakt tussen een oppervlakkig groeiende (ongeveer 70 % van de gevallen) en een infiltratief groeiende blaastumor. Een infiltratief groeiende tumor bevindt zich zowel in het blaasslijmvlies als in de blaasspier. Een oppervlakkig groeiende tumor bevindt zich alleen in het blaasslijmvlies, maar kan bij een niet tijdige behandeling doorgroeien in de blaasspier.
De huidige behandeling van "oppervlakkige" blaaskanker bestaat uit het operatief (via een katheter) verwijderen van de tumoren al dan niet gevolgd door een blaasspoeling met een oplossing van een cytostaticum (Mitomicyne C, of doxorubicin) of van een BCG-vloeistof (Bacillus Calmette-Guérin: turberculosevaccin). Ondanks deze behandeling laait de tumorgroei frequent na korte tijd weer op.
Er is dus een grote behoefte aan nieuwe middelen met een verbeterde werking: uitstel van de vorming van tumoren voor langere tijd.
De hoge respons van EOquin(R) én de waargenomen werkzaamheid bij BCG- en/of Mitomycine C resistente blaastumoren zou kunnen duiden op een verhoogde effectiviteit in dit opzicht.