Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Directie Landbouw
Bezuidenhoutseweg 73
Postadres: Postbus 20401
2500 EK 's-Gravenhage
Telefoon: 070 - 3786868
Fax: 070 - 3786100

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal

Postbus 20018
2500 EA 's-GRAVENHAGE
6 juni 2007 2060717370 DL. 2007/1828 12 juli 2007

Kamervragen over diervriendelijke
slachtmethoden

Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad

12 juli 2007 DL. 2007/1828 2

Geachte Voorzitter,

Hierbij doe ik u de antwoorden toekomen op de vragen die gesteld zijn door het lid Van Gent (GroenLinks) over diervriendelijke slachtmethoden.


1
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het onderzoek naar diervriendelijke dodingmethoden voor gehouden dieren en het vroegtijdig prenataal sexen van kippeneieren zoals genoemd in het amendement Van Gent? De opdracht voor diervriendelijke dodingmethoden van pluimvee en varkens is verleend aan de Animal Science Gro(ASG). Zoals nu voorzien zullen de resultaten van het totale onderzoek eind 2008 bekend zijn.
Het vervolgonderzoek naar alternatieven voor de doding van eendagskuikens waar ik in mijn brief van 30 maart 2007 (Kamerstukken 30 800 XIV 2006/07, nr. 86) naar verwijs is uitgezet bij de ASG. De ASG zal in samenwerking met het Rathenau Instituut trachten de maatschappelijke relevante ethische vragen te beantwoorden die gesteld kunnen worden naar aanleiding van het ASG-rapport "Alternatieven voor doding eendagskuikens" van
1 maart 2007 dat ik gelijktijdig met de brief van 30 maart 2007 heb meegezonden. De uitkomsten van dit onderzoek zijn in de eerste helft van 2008 te verwachten. Hierna zal ik een besluit nemen over het initiëren van onderzoek naar één of meer van de geboden perspectieven die in het hiervoor genoemde ASG-rapport van 1 maart zijn beschreven.
2
Wat is het gemiddelde op jaarbasis van meldingen die bij de Algemene Inspectiedienst (AID) vanuit de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID) binnenkomen? Hoeveel daarvan leiden uiteindelijk tot een proces-verbaal? De LID heeft geen taak in slachthuizen waardoor er op dit vlak geen meldingen van de LID naar de AID komen. Deze taak is toebedeeld aan de VWA. De VWA heeft vanaf medio 2006 zes vermoedelijke overtredingen gemeld bij de AID. Geen van deze zes overtredingen heeft geleid tot een proces-verbaal.
3
Hoeveel controles voert de AID zelf uit en hoeveel daarvan leiden tot een proces-verbaal? De VWA houdt toezicht op de slachthuizen. De AID komt dan ook normaliter pas in actie na een melding van de VWA. Desalniettemin voert de AID op eigen initiatief controles uit waarbij het aspect van doden van dieren aan de orde komt. Vanaf begin 2006 betreft het ruim 40 controles, waarbij enkele overtredingen zijn vastgesteld buiten de door de minister erkende slachtplaatsen.

4
Op welke wijze en hoe vaak controleert de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) de gasbedwelmingsmethode die bijvoorbeeld gebruikt wordt bij het doden van varkens en biggen in het slachtbedrijf VION?
De controles op de gebruikte apparatuur inclusief het CO2-alarm vinden plaats als onderdeel van het integrale toezicht van de Voedsel en Waren Autoriteit. Bij permanent toezicht op de grotere slachterijen wordt meerdere keren per dag de bedwelming en de gebruikte apparatuur beoordeeld en worden de resultaten vastgelegd in een controlelijst. Bij nietpermanent toezicht met een frequentie van eenmaal per week houdt de VWA iedere week toezicht en bij het toezicht met een maandelijkse frequentie ten minste twee keer per jaar.
5
Wat is uw oordeel over het feit dat het op dit moment niet mogelijk is om de gasbedwelmingsmethode visueel te beoordelen?
De gasbedwelmingsmethode is via een aan de buitenkant te openen deurtje in de wand van de bedwelmingskamer wel visueel te beoordelen.
6
In hoeverre is een daadwerkelijke controle van de gasbedwelmingsmethode mogelijk? De te gebruiken gasmengselconcentratie is op Europees niveau vastgelegd. De VWA dient erop toe te zien dat het bedrijf deze gasmengselconcentratie ook daadwerkelijk gebruikt. Dit wordt gedaan door controle van de apparatuur op de wijze zoals geantwoord is bij vraag 4.

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg