Ministerie van Verkeer en Waterstaat

abcdefgh

De voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Binnenhof 4
2513 AA DEN HAAG

Contactpersoon Doorkiesnummer
- - Datum Bijlage(n) 12 juli 2007 - Ons kenmerk Uw kenmerk VENW/DGP-2007/4727 - Onderwerp
Verkeersveiligheid

Geachte voorzitter,

Tijdens het Algemeen Overleg Verkeersveiligheid van 5 juni j.l. zijn er vragen aan mij gesteld over het verkeersveiligheidsbeleid. Veel daarvan heb ik tijdens het Algemeen Overleg al beantwoord. Een aantal bleef echter nog onbeantwoord. Ik heb toegezegd die vragen bij brief te beantwoorden. Met deze brief kom ik aan mijn toezegging tegemoet.

Vragen van het Kamerlid Cramer (Christen Unie)


1. Is de minister bereid het initiatief van het Platform Dode Hoek Amsterdam voor het plaatsen van bolle spiegels op kruispunten landelijk uit te zetten?


1. De keuze voor plaatsing van de spiegels is een zaak van de plaatselijke wegbeheerder. Zie ook het antwoord op vraag 9 van het kamerlid Roemer.


2. Zijn er dwingende redenen om aan het verbod van brommobielen op fiets- en voetgangersponten vast te houden of is de bewindsman bereid de regelgeving op dat punt te heroverwegen?


2. Het is aan de eigenaar/exploitant van een veerpont om te beslissen of een veerpont wordt ingezet voor alleen passagiers, brom(fietsen) of andere voertuigen. Een veerpont is geen openbare weg of - enkele uitzonderingen daargelaten - openbaar vervoer, maar een private aangelegenheid. Als de exploitant er voertuigen op toelaat, moet de veerpont aan bepaalde technische eisen, afmetingen, etc. voldoen. Concreet: Postbus 20901, 2500 EX Den Haag Telefoon 070 - 351 6171 Bezoekadres Plesmanweg 1-6, 2597 JG Den Haag Fax 070 - 351 7895

bereikbaar met tram 9 (station hs en cs) en bus 22 (station cs)

VENW/DGP-2007/4727

het is dus zeer wel denkbaar dat een pontje, waarop prima een paar mensen met hun fietsen of (gewone) bromfietsen meekunnen, niet geschikt is voor brommobielen, om de eenvoudige reden dat het pontje te klein is. Ook kan de exploitant redeneren dat er dan minder andere fietsen op kunnen.
Het ligt dan ook niet voor de hand regelgeving op dit punt aan te passen.


3. Is de minister bereid in de toekomst koepelorganisaties van scholen bij deze projecten (als het boek van Paul van Loon over de dode hoek) te betrekken?

3. Ja, daar ben ik toe bereid.

Vragen van het Kamerlid De Rouwe (CDA)


4. In de cijfers over 2006 is er geen regionale doorvertaling. Klopt dat? Is het mogelijk hieraan in de volgende rapportage aandacht te besteden?

4. De doelstelling uit de Nota Mobiliteit voor het aantal doden (maximaal 900 in 2010) is al in 2004 regionaal doorvertaald. Over de regionale doorvertaling van de eind 2006 aangescherpte doelstelling van maximaal 750 doden in 2010 heb ik inmiddels afspraken met de provincies en stadsregio's gemaakt.


5. Welke rol ziet de minister voor zichzelf weggelegd om gemeenten te helpen bij fietsvriendelijk beleid?

5. Gemeenten hebben een eigen rol, taak en verantwoordelijkheid waar ik niet in wil treden. Via de Brede Doeluitkering ontvangen gemeenten middelen, waarbij men eigen ruimte heeft om deze te middelen aan bijvoorbeeld fietsveilige voorzieningen te besteden. Wel vind ik de ontwikkeling zorgelijk. In de strategie verkeersveiligheid zal de fiets dan ook prominent in beeld komen. Met de Fietsersbond ben ik inmiddels al in gesprek om te bezien op welke wijze de verkeersveiligheid van de fiets valt te verbeteren. Ik ga er van uit dat elke betrokken actor daar aan een gepaste bijdrage zal geven. Enkele voorbeelden heb ik u eerder in mijn brief over de presentatie van de ongevalcijfers over 2006 en de antwoorden op de kamervragen van de leden Van der Staaij en Duyvendak genoemd, zoals bijvoorbeeld het screenen van de CROW- richtlijnen en afspraken maken hoe deze beter op elkaar kunnen worden afgestemd.

Vragen van het Kamerlid Roefs (PvdA)


6. Nog steeds kan men een bullbar op zijn auto laten zetten en nog steeds zijn opvoersetjes voor bromfietsen verkrijgbaar. Wat doet de minister aan de verkoop van deze ongewenste zaken?

6. Sinds 25 mei 2007 mogen geen bullbars meer verkocht worden die niet voldoen aan de eisen uit richtlijn 2005/66/EEG (artikel 1a.9, tweede lid van het Voertuig- reglement). Een bestuurder die een auto heeft met een bullbar die niet aan de vereisten van de richtlijn voldoet is strafbaar.
---

VENW/DGP-2007/4727

Het verkopen van opvoersets voor gebruik op de openbare weg is verboden en dus strafbaar. Het verkopen van onderdelen om bromfietsen op te voeren voor gebruik buiten de openbare weg (bijv. wegraces, motorcross e.d.) is niet verboden. V&W heeft in het verleden een convenant met de branche gesloten dat hun leden geen opvoersets voor gebruik op de openbare weg zullen verkopen.


7. Wil de minister de gemeenten op het belang van schoolverkeersexamen wijzen?

7. Verkeerseducatie is inderdaad erg belangrijk. Van belang is niet alleen de theorie, maar ook praktijklessen. Onlangs heeft het Kennisplatform verkeer en vervoer een toolkit beschikbaar gesteld waarin talloze lokale projecten en initiatieven zijn opgenomen, gerangschikt naar doelgroepen en leerdoelen. Het verkeersexamen is daarin opgenomen, maar dit is niet het enige instrument dat de gemeenten voorhanden hebben. Het is in principe aan de gemeenten zelf om te bepalen welke educatieve projecten zij voor hun lokale situatie het meest effectief achten. Ik wil hierover met de VNG in overleg treden.


8. Wil de minister bij het afleggen van het theorie-examen voor het nieuwe rijbewijs letten op duidelijk taalgebruik?

8. Ja, bij de ontwikkeling van het nieuwe rijexamen wordt extra aandacht besteed aan duidelijk taalgebruik.

Vragen van het Kamerlid Roemer (SP)


9. Wat vindt de minister van de dodehoekspiegels die in Amsterdam onder de verkeerslichten zijn aangebracht. Houdt hij de effecten in de gaten en overweegt hij een landelijke invoering?

9. Binnen de bebouwde kom, en zeker in de grote steden, vinden relatief meer fietsongevallen met vrachtauto's plaats dan daarbuiten. Daarom is het een prima initiatief als gemeenten zoals Amsterdam spiegels monteren onder verkeerslichten. Er is overigens (nog) geen bewezen positief effect van deze spiegels. Ik heb begrepen dat de gemeenten Amsterdam en Rotterdam meer van deze spiegels gaan monteren. De keuze voor plaatsing van de spiegels is een zaak van de plaatselijke wegbeheerder.


10. Vluchtstroken verdwijnen door wegverbreding. Goed voor de doorstroming, aandachtspunt voor de verkeersveiligheid. Zijn de effecten groot en is er sprake van extra gevaar?

10. Sinds medio jaren 90 zijn er op een aantal proeflocaties spitsstroken aangelegd. Deze proeven bleken succesvol en de uitkomsten zijn gebruikt voor het Spoedwetprogramma (spoedwet 2003) waarbij onder meer vluchtstroken tijdens drukke periodes worden gebruikt als spitsstrook. Indien er geen aanvullende maatregelen worden getroffen zijn de nadelen voor de verkeersveiligheid groot en is derhalve sprake van extra gevaar. Voor pechgevallen ontstaat een probleem en wordt
---

VENW/DGP-2007/4727

de doorgang van hulpdiensten bij een ongeval belemmerd. Om de verkeersveiligheid tijdens openstelling van de spitsstroken toch te garanderen is een pakket veiligheids- maatregelen noodzakelijk. Voor elk individueel besluit voor een spitsstrook wordt daarvoor een afwegingsnotitie verkeersveiligheid genomen waaraan de rechter toetst. Veiligheidsmaatregelen zijn:

- aanleggen van extra pechhavens om de ca. 500 meter
- plaatsen van toezichtcamera's (mocht onverhoopt een auto met pech niet de pechhaven bereiken, dan wordt de spitsstrook afgekruist)
- calamiteitenplan op maat: HWN wordt met dwarsverbindingen OWN bereikbaar voor hulpdiensten

- doorgaans snelheidverlaging bij openstelling


11. Gordels kunnen diep insnijden en zitjes ontbreken of zitten niet goed. Zijn de regels voldoende aangescherpt?

11. De regels voor het gebruik van kinderzitjes zijn vorig jaar aangescherpt, in overeenstemming met de desbetreffende Europese richtlijn. Er is op ruime schaal bekendheid gegeven aan de nieuwe regels en het belang ervan. Zie ook www.kinderzitjes.nl.


12. Wil de bewindsman ingaan op het gegeven dat ernstig hersenletsel optreedt door ongevallen met kleine scooters waarvoor geen helm nodig is?

12. De enige scooters die op de openbare weg mogen rijden zonder helmplicht zijn snorscooters. Op snorscooters en andere snorfietsen hoeft geen helm te worden gedragen, omdat door de lagere maximumsnelheid van 25 km/u de kans op hersenletsel geringer is dan op een bromfiets. Ik heb geen plannen voor snorfietsen alsnog een helmdraagplicht in te voeren, omdat daarmee deze categorie in feite zijn bestaansrecht zou verliezen.


13. Is de omvang van de BDU-gelden in overeenstemming met de ambities van de bewindsman?

13. Ik ga ervan uit dat de doelstellingen voor 2010 en 2020 op het gebied van de verkeersveiligheid met de beschikbare middelen haalbaar zijn.

Vragen van het Kamerlid Duyvendak (Groen Links)


14. Het verkeer voor de automobilist en de passagiers wordt veiliger, maar dat geldt niet voor degene die door een auto geraakt wordt en zeker niet voor fietsers. Zo zijn auto's de afgelopen 10 jaar 50% zwaarder geworden. Ziet de bewindsman dit oorzakelijke verband?

14. Onder de huidige omstandigheden, waarbij bij de vormgeving en ontwikkeling van auto's beperkt aandacht wordt besteed aan degene buiten het voertuig is dit het geval. Mijn inzet is er op gericht dit probleem aan te pakken. Zie ook mijn antwoord
---

VENW/DGP-2007/4727

op vraag 16.


15. Het voornemen meer fietslessen te gaan geven wekt de indruk dat vooral fietsers niet goed opletten. Is het niet te vroeg om te stellen dat de fietser moet veranderen?

15. In het algemeen overleg heb ik kenbaar gemaakt dat ik de problematiek van de fietsveiligheid in een algehele strategische benadering wil integreren. Dit betekent dat de fietslessen onderdeel van de aanpak zullen zijn en dat de fietsveiligheid ook wordt beschouwd vanuit de invalshoeken gedrag, weg en voertuig. Hieruit zullen ook maatregelen voortvloeien die ik samen met de maatschappelijke partners wil oppakken.


16. Kan in EuroNCAP, of vooruitlopend daarop alleen in Nederland, een classificatie worden opgenomen waaruit de botsgevaarlijkheid van een auto duidelijk wordt, zodat daarop beleid kan worden gevoerd?

16. Er is in EuroNCAP al een classificatie voor de veiligheid van voetgangers. Auto's die veiliger dan gemiddeld voor voetgangers zijn, zijn dat in het algemeen ook voor fietsers. De planning voor het Nederlandse onderzoek specifiek gericht op het verbeteren van de botsveiligheid voor fietsers is dat er eind 2007 aan de hand van een aantal indicatoren een beoordelingssysteem ligt voor het toetsen van de botsvriendelijkheid van personenauto's op dit gebied. De Fietsersbond laat dit onderzoek namens mij uitvoeren. Het resultaat van dit onderzoek zal onder de aandacht worden gebracht van onder andere de Europese Commissie en de EuroNCAP partners.
Ik zie het niet als een realistische optie om, vooruitlopend op internationale toepassing, op nationaal niveau het beoordelingssysteem op de in Nederland verkochte auto's te gaan toepassen, gezien de hoge kosten in verhouding tot het te verwachten rendement in de vorm van een substantieel effect op het koopgedrag.


17. Wat is de visie van de bewindsman op een standaardkilometergrens van 30 in plaats van 50 binnen de bebouwde kom?

17. Het centraal invoeren van een standaardkilometergrens van 30 in plaats van 50 in de bebouwde kom past niet in de decentrale aanpak van verkeersveiligheid. Het is aan de wegbeheerders zelf om te bepalen of gebieden als 30 km/h gebied worden ingericht.

Vragen van het Kamerlid De Krom (VVD)


18. Hoe wordt de EU-richtlijn vakbekwaamheid buschauffeurs en vrachtwagenchauffeurs in Nederland geïmplementeerd?

18. De EU-richtlijn vakbekwaamheid bevat minimumnormen voor de opleiding en nascholing van bus- en vrachtwagenchauffeurs in Europa. Nederland kent reeds lange tijd dergelijke vakbekwaamheidsnormen. Deze normen worden getoetst in de voor
---

VENW/DGP-2007/4727

beroepschauffeurs verplichte examens voor het chauffeursdiploma (CCV-B), die het CBR afneemt. Nieuw in het Nederlandse systeem is een stelsel van verplichte nascholing van chauffeurs, waarin zij in een periode van 5 jaar minimaal 35 uur cursus moeten volgen. Voor een goede aansluiting op de behoeften en wensen van chauffeurs, ontwikkel ik dit stelsel van nascholing in nauw overleg met brancheorganisaties, vakbonden en opleidingsinstituten in de sector. Uitgangspunt is om niet meer te regelen dan Europees voorgeschreven.


19. Wat doet de minister met de proef die in IJsland is gehouden over de subjectieve verkeersveiligheid?

19. Een proef zoals gedaan in IJsland is interessant om kennis van te nemen. Uitwisseling van best practices met andere landen vindt regelmatig plaats en dit neem ik mee bij mijn beleidsvorming. Zo zal risico-perceptie onderdeel gaan uit maken van het nieuwe rijbewijsexamen.

Vragen van het Kamerlid Madlener (PVV)


20. Is de minister bereid om met fiscale maatregelen het gebruik van veilige auto's te stimuleren?

20. Er worden geen fiscale maatregelen overwogen om de aanschaf van veilige auto's te stimuleren.


21. Wil de minister met de auto-industrie in overleg treden over de standaard-uitrusting van auto's met ESC?

21. Om de introductie van veiligheidssystemen als ESC te bevorderen heeft de Europese Commissie, in samenwerking met de FIA, het initiatief genomen voor het eSafetyAware programma. Doel hiervan is om de consument op de hoogte te brengen van de voordelen van nieuwe geavanceerde systemen. Verkeer en Waterstaat is ook tot dit programma toegetreden. Samen met andere Nederlandse partijen zal worden onderzocht op welke wijze de introductie van ESC in Nederland kan worden gestimuleerd. Hierbij wordt o.a. gedacht aan voorlichting van consument en autoverkopers over het nut van ESC. Tevens zal met industrie en importeurs worden overlegd of de beschikbaarheid van ESC op in Nederland verkochte modellen kan worden vergroot. Standaard uitrusten van alle auto's met ESC zal alleen via Europese wetgeving kunnen. De mogelijkheden hiervoor worden momenteel in de EU onderzocht.

Vragen van het Kamerlid Van der Staaij (SGP)


22. Hoe ziet de bewindsman zijn eigen rol en verantwoordelijkheden en wat verwacht hij van decentrale overheden?


---

VENW/DGP-2007/4727

22. Samenwerking is een belangrijke pijler onder het verkeersveiligheidbeleid. De nationale doelstelling voor verkeersveiligheid is door de gezamenlijke overheden vastgesteld.
Ik ben als minister verantwoordelijk voor de nationale maatregelen, zoals modernisering van de rijopleiding, invoering van het alcoholslot, en voor veilige rijkswegen. Daarnaast zet ik mij in Europees verband in om de veiligheid van voertuigen te verbeteren, aangezien wij hier sterk afhankelijk zijn van Europese regelgeving.
De provincies en stadsregio's hebben de regie voor het regionale en lokale beleid. Elk van hen is verantwoordelijk voor het realiseren van hun regionale subdoelstelling. Zij kunnen, binnen de randvoorwaarden van de Nota Mobiliteit, zelf bepalen op welke wijze zij dat doel gaan realiseren.


23. Hoe denkt de bewindsman over het invoeren van knipperende mistachterlichten ter voorkoming van kop-staart-botsingen?

23. Er zijn geharmoniseerde Europese eisen voor de verlichting van gemotoriseerde voertuigen. In het internationale overleg daarover is door Nederland het idee ingebracht om als signaal voor krachtig remmen het mistachterlicht te laten knipperen. Daar is geen steun voor gevonden. De andere landen wilden òf de remlichten laten knipperen òf de waarschuwingsknipperlichten. Daarbij lagen de standpunten zodanig vast dat uiteindelijk bij wijze van compromis besloten is dat de fabrikant zelf mag kiezen. Een poging om dan naast een van deze signalen tenminste òòk het mistachterlicht te laten knipperen als dat aanstaat, heeft het ook niet gehaald. Nederland kan dit niet als individueel land invoeren.


24. Kan verder worden gekeken naar mogelijkheden om kwetsbare weggebruikers en vrachtverkeer te scheiden?

24. In veel regio's wordt er hard gewerkt door alle betrokkenen om vrachtauto's te stimuleren voor geschikte routes te kiezen. Hiervoor zijn zogenoemde Kwaliteitsnetten Goederenvervoer in ontwikkeling. Een goede routekeuze komt zowel de bereikbaarheid, de verkeersveiligheid als de leefbaarheid ten goede. Door met prioriteit in de doorstroming en verkeersveiligheid te investeren op deze kwaliteitsnetten, worden ze aantrekkelijker voor vrachtverkeer. De vrachtstromen worden hierdoor gebundeld op wegen die daarvoor het meest geschikt zijn, zoals wegen met gescheiden fietspaden.

Hoogachtend,

DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,

Camiel Eurlings

---