Gerechtshof Arnhem


Opsteken van de middelvinger is een belediging

Vandaag heeft de meervoudige strafkamer van het Gerechtshof Arnhem arrest gewezen in het hoger beroep tegen een 25-jarige man die op 25 mei 2006 in Almelo zijn middelvinger opstak tegen twee politieagenten. Ter discussie stond of het opsteken van een middelvinger naar politieagenten kan worden opgevat als een belediging in de zin van het Wetboek van Strafrecht. Het gerechtshof Arnhem veroordeelt de opsteker van de middelvinger wegens het beledigen van ambtenaren.

Bij de rechtbank
In augustus 2006 werd de man door de politierechter in Almelo vrijgesproken, omdat naar het oordeel van deze politierechter het door verdachte gebezigde gebaar, in het algemeen aangeduid als het âfuck-offâ gebaar, weliswaar hoogst onbeschoft was, maar niet beledigend en strafbaar in de zin van het Wetboek van Strafrecht. Het Openbaar Ministerie is hiertegen in hoger beroep gegaan.

Het hoger beroep
Het gerechtshof Arnhem acht bewezen dat de man vanuit een auto zijn middelvinger heeft opgestoken in de richting van twee politiefunctionarissen in uniform. De man heeft hierbij deze politieagenten aangekeken en heeft zijn middelvinger een aantal seconden opgestoken gehouden. De politieagenten voelden zich hierdoor naar eigen zeggen beledigd.

Voor de vraag of het opsteken van de middelvinger âbeledigingâ in de zin van de artikelen 267 juncto 266 van het Wetboek van Strafrecht oplevert is volgens het hof het navolgende van belang. De tenlastelegging ziet op een belediging die iemand door een gebaar (feitelijkheid) in zijn tegenwoordigheid is aangedaan. In een dergelijk geval moet een gebaar als beledigend worden beschouwd wanneer zij de strekking heeft die ander aan te randen in zijn eer en goede naam. Het oordeel dat daarvan sprake is, zal bij gebaren waarvan de betekenis mogelijkerwijs voor discussie vatbaar is, afhangen van de context waarin die gebaren zijn gebezigd.

Het hof is van oordeel dat in het onderhavige geval het opsteken van de middelvinger slechts kan worden begrepen als een uiting van grote minachting tegenover de betreffende politiefunctionarissen en daarmee als een gebaar dat de strekking heeft de politiefunctionarissen tot wie het gebaar was gericht in hun eer en goede naam aan te tasten.