Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 AE Den Haag
Den Haag Ons kenmerk
11 juli 2007 HO/BL/07/23803
Onderwerp
Toezeggingen plenair wetgevingsdebat over
meeneembare studiefinanciering en
collegegeldkrediet
Tijdens het plenair wetgevingsdebat over meeneembare studiefinanciering en collegegeldkrediet van
28 maart jongstleden heb ik uw Kamer de toezegging gedaan de mogelijkheden te inventariseren voor
studenten uit minder ontwikkelde landen om in Nederland te kunnen studeren. Met de nu voorliggende
brief ontvangt u deze toegezegde inventarisatie, welke in overleg met de minister voor
Ontwikkelingssamenwerking tot stand is gekomen. Hierbij is gekeken of de vraag mogelijk groter is dan
het huidige aanbod.
De Nederlandse overheid biedt via verschillende beurzenprogramma's internationale studenten de
mogelijkheid een periode in Nederland te studeren. Deze programma's staan open voor studenten uit
minder ontwikkelde landen. Enkele van deze programma's zijn specifiek gericht op deze groep
studenten. Bij deze categorie is één van de doelstellingen dat de studenten bij terugkomst in het land
van herkomst een bijdrage kunnen leveren aan de capaciteitsopbouw van het land, op basis van de in
Nederland verworven kennis. Via de volgende beurzenprogramma's kunnen studenten uit minder
ontwikkelde landen een periode in Nederland studeren.
Huygens Scholarship Programme
Sinds 1 september 2006 bestaat het centrale beurzenprogramma `Huygens Scholarship Programme'
(HSP) van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Het HSP is gericht op excellente
inkomende en uitgaande bachelor- en masterstudenten en pas afgestudeerden. De middelen voor het
HSP bedragen jaarlijks in totaal ruim 5 miljoen. Daarvan is 4 miljoen (80%) beschikbaar om
excellente buitenlandse studenten naar Nederland te halen en 1 miljoen (20%) om excellente
Nederlandse studenten een beurs te geven om een periode in het buitenland te studeren. Het HSP is er
voor alle opleidingen die in het CROHO zijn opgenomen.
Voor het studiejaar 2006-2007 zijn via het HSP 167 talentvolle buitenlandse studenten geselecteerd
om in Nederland te komen studeren. Deze studenten zijn afkomstig uit 105 landen. In totaal zijn 419
aanvragen voor een HSP-beurs ingediend door studenten uit minder ontwikkelde landen. Hiervan zijn
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl
blad 2/3
35 beurzen toegekend. Dit aantal lijkt zeer beperkt. Echter, voor het HSP is excellentie en
(uitzonderlijke) kwaliteit van de betrokken student het enige criterium. Daarbij wordt geen
onderscheid gemaakt naar bijvoorbeeld land van herkomst, vakgebied of geslacht.
Libertas Noodfonds
Sinds 28 juli 2006 kunnen studenten, voor wie het vanwege politieke redenen praktisch onmogelijk is
geworden om verder te studeren in hun thuisland, hun studie in Nederland vervolgen dan wel
beginnen. Deze regeling draagt de naam Libertas Noodfonds (LN). Het ministerie van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap stelt hiervoor jaarlijks 1 miljoen beschikbaar. Per regeling is bepaald dat
momenteel studenten uit Wit-Rusland en Zimbabwe voor ondersteuning via het Libertas Noodfonds in
aanmerking komen.
In het studiejaar 2006/2007 maakten twee studenten uit Wit-Rusland gebruik van deze regeling. Voor
het studiejaar 2007/2008 is de aanvraagprocedure net gestart. Ook voor dit collegejaar is een bedrag
van 1 miljoen beschikbaar. Op dit moment zijn aanvragen ingediend door 12 Wit-Russische studenten
en één Zimbabwaanse student. De verwachting is echter dat het totaal aantal aanvragen nog zal
oplopen.
De beurzenprogramma's HSP en Libertas Noodfonds worden in mijn opdracht beheerd door de Nuffic
de Nederlandse organisatie voor internationale samenwerking in het hoger onderwijs.
Netherlands Fellowship Programme
Het ministerie van Buitenlandse Zaken stelt daarnaast jaarlijks 32 miljoen beschikbaar voor de
vermindering van kwantitatieve en kwalitatieve tekorten aan geschoold middenkader in 57
ontwikkelingslanden. Dit vraaggestuurde programma biedt medewerkers uit het middenkader, die al
bij een instelling of organisatie werkzaam zijn, de mogelijkheid om in Nederland een academische
studie of kortdurende training te volgen. Voor het studiejaar 2006/2007 vroegen in totaal 7.537 (3.406
master, 3.913 short courses en 218 PhD) studenten een NFP-beurs aan. Aan 1.532 (589 master, 897
short courses en 46 PhD) werknemers is vervolgens een NFP-beurs toegekend om een periode in
Nederland te studeren.
De Nuffic beheert in opdracht van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking het
beurzenprogramma NFP.
StuNed
De doelstelling van StuNed (Studeren in Nederland) is om door middel van het verstrekken van beurzen
aan jonge Indonesische professionals de vakkennis en vaardigheden van deze professionals te
vergroten, en zodoende een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de human resources (en
daarmee aan de socio-economische ontwikkeling) van Indonesië. Het StuNed-programma wordt
uitgevoerd door het Netherlands Education Support Office (NESO) in Jakarta. Voor het studiejaar
2006/2007 werden in totaal 780 aanvragen voor een StuNed-beurs ingediend, waarvan 252
gehonoreerd werden. Het budget op jaarbasis bedraagt ongeveer 6 miljoen.
blad 3/3
Institutionele middelen
Daarnaast hebben Nederlandse hoger onderwijsinstellingen de ruimte financiële middelen uit de eigen
lumpsum in te zetten voor beurzen aan studenten uit minder ontwikkelde landen. Deze middelen
worden onder andere verkregen uit de bekostiging van studenten van buiten de EU/EER, waaronder
studenten uit minder ontwikkelde landen. Soms worden deze beurzen eenmalig vergeven. Zo biedt de
TU Delft in 2007 eenmalig tien beurzen aan voor Afrikaanse studenten. Andere instellingen bieden op
meer structurele basis beurzen aan voor studenten uit minder ontwikkelde landen.
Op 1 januari 2009 vervalt echter deze bekostiging voor niet-EU/EER studenten. Vanaf die datum krijgen
de instellingen de beschikking over een budget voor Kennisbeurzen. Een instelling krijgt de ruimte deze
middelen naar eigen inzicht in te zetten, ter versterking van het eigen internationaliseringsbeleid. In
het totale budget van 20 miljoen voor de Kennisbeurzen is een bedrag van 5 miljoen opgenomen uit
ODA-middelen. Deze worden specifiek ingezet voor studenten uit minder ontwikkelde landen.
Tenslotte bestaan ook samenwerkingsverbanden tussen individuele Nederlandse instellingen voor
hoger onderwijs met internationale partners. Nederlandse hoger onderwijsinstellingen zijn autonoom
in het aangaan van samenwerkingsverbanden met buitenlandse partners. Binnen de kaders van deze
samenwerkingsverbanden vindt ook mobiliteit van studenten en staf plaats, naast gemeenschappelijke
curriculumontwikkeling, onderzoekssamenwerking of andere vormen van ondersteuning in
capaciteitsopbouw. Verschillende universiteiten hebben verder speciale onderzoeksinstituten of centra
voor ontwikkelingssamenwerking, die zich bezighouden met ontwikkelingsvraagstukken. Bij andere
instellingen is dit gedecentraliseerd naar faculteiten.
Bovenstaande inventarisatie biedt u een overzicht van de mogelijkheden voor studenten uit minder
ontwikkelde landen om een periode in Nederland te studeren. Hieruit blijkt dat vooralsnog de vraag
naar beurzen groter is dan het huidige aanbod. Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben
geïnformeerd.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
mede namens de minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
dr. Ronald H.A. Plasterk