College van Beroep voor het bedrijfsleven
Standaardmaatregel onevenredig. Verminderde verwijtbaarheid
Door voorkeur te geven aan een nieuwe tijdelijke werkkring met een
proeftijd boven de zekerheid van een vast dienstverband heeft
betrokkene door eigen toedoen arbeid in dienstbetrekking niet
behouden. In de gedingstukken ziet de Rad onvoldoende grond om aan te
nemen dat de hier aan de orde zijnde gedraging betrokkene in het
geheel niet zou kunnen worden verweten. Het College heeft zonder
nadere motivering de standaardmaatregel van 100% gedurende een maand
opgelegd. In de omstandigheden van dit geval ziet de Raad echter
onvoldoende grondslag voor onverkorte toepassing van de uit het
Maatregelenbesluit voortvloeiende standaardmaatregel. De Raad neemt
daarbij in aanmerking het op zich reële perspectief van betrokkene op
positieverbetering en de omstandigheid dat, hoewel een
werkloosheidsrisico is genomen, niet gezegd kan worden dat dit risico
zonder meer voorzien was nu het om soortgelijk werk ging en hij dit
werk al enige jaren verrichtte. In dit licht bezien is de opgelegde
maatregel niet evenredig aan de ernst van de verweten gedraging. De
Raad voorziet zelf in de zaak door te bepalen dat de verlaging van de
bijstand wordt vastgesteld op 20% gedurende een maand.
LJ Nummer:
BA8829
Bron: Centrale Raad van Beroep
Datum actualiteit: 12 juli 2007