IP/07/1083
Brussel, 12 juli 2007
Staatssteun: Commissie geeft groen licht voor twee nieuwe Nederlandse
filmfondsen
De Europese Commissie gaf toestemming voor twee nieuwe Nederlandse fondsen
voor steun aan de bioscoopfilm, nadat ze deze aan de staatssteunregels van
het EG-Verdrag had getoetst. De fondsen hebben een totaalbudget van 162
miljoen EUR en de steun wordt verleend in de vorm van rechtstreekse
subsidies voor de productie en bioscoopuitbreng van lange speelfilms, die
een culturele waarde hebben en bijdragen aan de diversiteit van film in
Nederland. Het onderzoek van de Commissie leerde dat de beide fondsen
voldeden aan de criteria van de mededeling over staatssteun voor
cinematografische en andere audiovisuele werken (zie IP/01/1326). De
goedkeuring geldt tot 1 juli 2013.
In een reactie verklaarde Neelie Kroes, Commissaris voor
concurrentiebeleid: "De Commissie heeft zich ervan kunnen vergewissen
dat de nieuwe Nederlandse filmfondsen aan de EU-regels voor
staatssteun voldoen. Dankzij de medewerking van de Nederlandse
autoriteiten konden we deze regelingen voor productie en uitbreng van
Nederlandse films van hoge kwaliteit snel goedkeuren."
Het totale budget van de nieuwe Nederlandse filmfondsen bedraagt
162 miljoen EUR met een jaarbudget van 27 miljoen EUR. De steun wordt
verleend in de vorm van directe subsidies en bedraagt in beginsel niet
meer dan 50% van de filmkosten (voor moeilijke en lowbudgetfilms zijn
hierop uitzonderingen mogelijk).
Om van deze fondsen steun te kunnen krijgen, moeten bioscoopfilms aan
minstens drie (op zeven) mogelijke culturele criteria voldoen:
* het scenario speelt zich overwegend af in Nederland of in een
andere EU-lidstaat of EVA-Staat;
* ten minste één van de hoofdpersonages behoort tot de Nederlandse
cultuur of het Nederlandse taalgebied;
* het originele scenario is hoofdzakelijk in het Nederlands
geschreven;
* het scenario is gebaseerd op een van origine Nederlandstalig
literair werk;
* het hoofdthema heeft betrekking op kunst of kunstenaars;
* het hoofdthema heeft betrekking op historische figuren of
gebeurtenissen;
* het hoofdthema heeft betrekking op voor Nederland actuele,
culturele, maatschappelijke of politiek relevante kwesties.
De Commissie keurde deze regelingen goed op basis van de criteria die
in de mededeling uit 2001 voor de beoordeling van steun voor
filmproductie zijn vastgelegd. Omdat deze mededeling echter ten
laatste 31 december 2009 afloopt, hebben de Nederlandse autoriteiten
toegezegd om, mocht dat nodig blijken, aanpassingen door te voeren
wanneer er nieuwe EU-regels komen.
Zoals bij andere regelingen voor filmsteun in Europa, bevatten de
nieuwe Nederlandse filmfondsen zgn. "territoriale voorwaarden"; dit
betekent dat een deel van de productie-uitgaven voor een film in
Nederland moeten plaatsvinden. Dergelijke voorwaarden mogen volgens de
mededeling van 2001 worden opgelegd, als het om niet meer dan 80% van
het filmproductiebudget gaat. Met het oog op een herziening van deze
mededeling is de Commissie een studie begonnen om de economische en
culturele impact van dergelijke territoriale voorwaarden te
onderzoeken. De resultaten van deze studie zullen eind 2007
beschikbaar komen.
Achtergrond
De mededeling staatssteun voor cinematografische en andere
audiovisuele werken in Europa legt de voorwaarden vast waarop de
culturele afwijking van artikel 87, lid 3, onder c), van het
EG-Verdrag op dit soort steun kan worden toegepast (zie IP/01/1326).
In 2004 werd de mededeling verlengd tot 30 juni 2007 (zie IP/04/343)
en op 13 juni 2007 werd ze verder verlengd tot uiterlijk 31 december
2009 (zie IP/07/820). De mededeling eist dat het "algemene
wettelijkheidsbeginsel" wordt nageleefd en legt nog vier specifieke
criteria vast om steun voor de productie van bioscoop- en
televisiefilms als culturele steun te kunnen goedkeuren. Het gaat om
de volgende criteria: a) de steun is voor een cultureel product
bestemd; b) de producent moet ten minste 20% van het productiebudget
in andere lidstaten kunnen besteden zonder dat de steun uit de
regeling wordt gekort (de zgn. "territorialiseringsvoorwaarden"); c)
de steunintensiteit is in beginsel beperkt tot 50% van het
productiebudget (behalve voor moeilijke en lowbudgetfilms), en d) er
mag geen extra steun worden verleend voor specifieke filmmakende
activiteiten.
European Union