Kamerbrief inzake verzoek om informatie over de politieke en humanitaire
situatie in Somalië
12-07-2007 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Graag bieden wij u hierbij de reactie aan op uw verzoek van 26 april
2007 met kenmerk 07-BuZa-B-025. In uw brief verzocht u om informatie
over de politieke en humanitaire situatie in Somalië.
Somalië kampt al decennialang met conflicten en rivaliteit tussen
(sub-) clans en belangengroeperingen onder leiding van elkaar
bestrijdende krijgsheren. De situatie werd sinds 2005 complexer door
de opkomst van de Unie van Islamitische Rechtbanken (UIC), die zich
langs godsdienstige lijnen verzetten tegen de internationaal erkende
overgangsregering (TFG).
Ondanks pogingen van de internationale gemeenschap om vrede tussen de
verschillende facties te sluiten, is er tot op heden geen uitzicht op
een duurzame oplossing voor het conflict. Het land gaat gebukt onder
extreme armoede en kent al 16 jaar geen effectieve regering. In 1991
heeft Somaliland zich unilateraal afgescheiden. Hoewel door geen
enkele land erkend, kent Somaliland relatieve stabiliteit. De
humanitaire situatie blijft zorgelijk, met name in Zuid-Somalië. Het
conflict werkt ook destabiliserend voor de rest van de Hoorn van
Afrika. Zo verblijven honderdduizenden Somalische vluchtelingen in
Kenia en Jemen (en een kleiner aantal in Ethiopië) en is de
veiligheidssituatie in Kenia verslechterd door de illegale in- en
doorvoer van wapens in Somalië. De onrust in de Ethiopische
Ogadenregio loopt op en een oplossing voor het grensconflict tussen
Ethiopië en Eritrea lijkt ver weg nu beide landen verschillende
groeperingen in Somalië actief steunen. Eritrea heeft zich
teruggetrokken uit de regionale organisatie IGAD. De VS is sinds zomer
2006 militair actief in de Hoorn van Afrika en zoekt er naar
terroristen. De buitenlandse inmenging in Somalië is niet beperkt tot
genoemde landen. Ook groeperingen uit andere Afrikaanse en Arabische
landen zijn actief in Somalië, zoals bevestigd in het meest recente
rapport van de Monitoring Group van het VN- Wapenembargo. Somalië
dreigt daarmee meer en meer het slagveld te worden van conflicten
tussen bui tenlandse machten, terwijl het intern te maken heeft met
zijn eigen burgeroorlog.
De internationale gemeenschap is eensgezind over de noodzaak van een
brede, all-inclusive verzoeningsdialoog om een duurzame oplossing te
vinden voor het conflict. Om dit te bewerkstelligen moet er een
nationaal verzoeningscongres (National Reconciliation Congres, NRC)
komen. Het congres wordt echter iedere keer uitgesteld. Redenen
hiervoor zijn onenigheid over welke groeperingen deel mogen nemen aan
het congres, de veiligheidssituatie in Mogadishu en logistieke en
capaciteitsproblemen.
Opkomst en (tijdelijke) ondergang van de UIC
Uit onvrede over de aanhoudende slechte veiligheidssituatie en
uitzichtloosheid sloten veel Somaliërs zich de afgelopen jaren aan bij
de Unie van Islamitische Rechtbanken (Union of Islamic Courts, UIC),
een beweging die gematigde en fundamentalistische moslims kent.
Bevreesd voor de steun die de UIC ondervond, bond een door de VS
gesteunde alliantie van krijgsheren (Alliance for the Restoration of
Peace and Counter-Terrorism) in voorjaar 2006 de strijd aan met de
UIC. Gezochte al-Qaida-leden zouden daar namelijk deel uitmaken. Deze
strijd had een averechts effect: de opkomst van de UIC werd erdoor
versneld. De UIC groeide uit tot de grootste sociale groepering in
Somalië en veroverde grote delen van het land op de overgangsregering
(TFG) en krijgsheren. Mogadishu werd voor het eerst in 14 jaar
gepacificeerd, waardoor toegang voor hulporganisaties mogelijk werd.
De spanning tussen de UIC en de overgangsregering liep in de tweede
helft van 2006 hoog op. Diplomatieke initiatieven van de Arabische
Liga en de regionale organisatie IGAD om een politieke oplossing voor
het conflict te vinden, liepen op niets uit waarop een militaire
interventie volgde. In verrassend korte tijd heroverde de
overgangsregering, met steun van het Ethiopische leger, begin januari
2007 grote delen van Somalië op de UIC. De UIC ging tijdelijk
ondergrond s en aanhangers vluchtten naar Jemen, Saudi-Arabië,
Ethiopië, Kenia, Dubai en Eritrea. De onderliggende krachten die de
UIC aan de macht brachten, zijn echter niet verdwenen.
De overgangsregering had Ethiopië om militaire steun gevraagd omdat
het vond dat de internationale gemeenschap te weinig deed om de enige
internationaal erkende, maar zwakke overgangsregering te beschermen
tegen de UIC. Ethiopië staat achter de overgangsregering omdat het
verwacht dat de TFG de beste kans op duurzame stabiliteit biedt.
Bovendien beschouwt Ethiopië de snelle opmars van de UIC (gesteund
door Eritrea) als een bedreiging van de eigen nationale veiligheid. De
UIC had een jihad uitgeroepen richting Ethiopië en streefde openlijk
naar een Groot Somalië, inclusief gebieden in Ethiopië en Kenia. De
dreiging nam toe nadat de UIC dorpen aan de grens met Ethiopië
veroverde.
De VS leverde intelligence en logistieke steun aan de
overgangsregering en voerde tijdens het offensief tegen de UIC enkele
eigen militaire (ondersteunings-)operaties uit. Graag verwijs ik u
hiervoor naar mijn antwoorden op Kamervragen naar aanleiding van de
Amerikaanse operaties op 8 januari in Ras Kamboni, Zuid Somalië
(21501-02, nr. 726). De oppositie in Somali ë was fel gekant tegen de
Ethiopische aanwezigheid. Het overgangsparlement (TFP) raakte verdeeld
hetgeen er toe leidde dat de parlements-voorzitter zich met circa 30
parlementsleden afsplitste in de zogenaamde Asmaragroep.
De internationale gemeenschap riep Ethiopië op zich uit Somalië terug
te trekken. De VN-Veiligheidsraad stemde op 20 februari 2007 in met
resolutie 1744 waarmee de Afrikaanse Unie werd gemachtigd om een
vredesmacht, genaamd AMISOM te stationeren, waardoor terugtrekking
door Ethiopië op termijn mogelijk zou worden zonder dat er een
machtsvacuüm zou ontstaan.
Complexe verhoudingen en clanrivaliteit
De snelle opkomst van de UIC was niet alleen het gevolg van de
aanhoudende slechte veiligheidssituatie en uitzichtloosheid. Een
belangrijke oorzaak voor de voortdurende instabiliteit is
(sub)clan-gerelateerd. De overgangsregering is zwak en
vertegenwoordigt naar de mening van bepaalde clans in onvoldoende mate
de gehele Somalische bevolking. De situatie wordt verder gecompliceerd
door de snel wisselende allianties, betrokkenheid van buurlanden en de
rol van de VS in de regio.
De Somalische politieke arena is de afgelopen maanden verder
gefragmenteerd. Tegenover de zwakke overgangsregering, die in 2004
werd gevormd na een langdurige verzoeningsconferentie in buurland
Kenia, staat de oppositie die sterk verdeeld is.
De voornaamste oppositiegroepering is de UIC, die af wil van
clanallianties en Somalië op basis van de Sharia willen besturen. De
UIC staat onder leiding van de fundamentalistische Sheikh Hassan Dahir
Aweys. Hij wordt door de VS in verband gebracht met Al-Qaeda. De
gematigde Sharif Sheikh Ahmed speelt ook een belangrijke rol binnen de
UIC. Beiden zijn naar het buitenland (Jemen en Eritrea) gevlucht nadat
de overgangsregering, gesteund door Ethiopië, Mogadishu en andere
gebieden in zuid-en centraal Somalië heroverde. Verwacht wordt dat
deze groep een blijvende factor zal zijn in het Somalische conflict.
De onderliggende redenen en krachten die ten grondslag lagen aan de
opkomst van de UIC zijn immers nog sterk aanwezig in Somalië. De UIC
blijft onder bepaalde (sub)clans draagvlak behouden.
De Hawiye, één van de vier voornaamste clans in Somalië, en daarbinnen
te identificeren subclans (waaronder de Abgaal en Habrgedir) zijn ook
van belang in het politieke proces omdat zij de TFG niet ten volle
steunen. De Hawiye is de dominante clan in Mogadishu en omgeving.
Verschillende van deze subclans voelen zich ondervertegenwoordigd in
de overgangsregering en hebben zich de afgelopen weken verenigd in het
Hawiye Leadership Committee (HLC). Daarnaast spelen ook clans uit
andere regio's van Somalië een rol, maar deze zijn over het algemeen
wel tevreden met de overgangsregering.
Een derde belangrijke groep bevindt zich in Eritrea/Dubai. Deze
zogenaamde Asmara-group bestaat uit uitgeweken leden van het
Transitionele Federale Parlement. Kopstukken daarbij zijn de
voormalige parlementsvoorzitter Sheikh Sharif Sheikh Aden en voormalig
vice-premier Hussein Mohamed Farrah Aidid. Deze groep weigert aan elke
vorm van verzoening mee te werken zolang Ethiopië of andere
buitenlandse troepen zich in Somalië bevinden.
Recente ontwikkelingen
De machtstrijd tussen de overgangsregering, gesteund door Ethiopische
troepen enerzijds én militia van de Hawiye-clan gesteund door
(fundamentalistische) islamitische groeperingen anderzijds, werd in
maart en april 2007 letterlijk in de straten van Mogadishu
uitgevochten. Er vielen tientalen doden en circa 400.000 burgers
ontvluchtten de stad. De overgangsregering verklaarde eind april alle
strategische locaties in de hoofdstad in handen te hebben, en wel
voldoende stevig om het nationale verzoeningscongres in Mogadishu te
houden. Anderen betwijfelen dat en spreken van een tactische en
tijdelijke terugtrekking van de milities.
Het begin van het nationale verzoeningscongres (NRC), gepland voor 14
juni 2007 in Mogadishu is laatstelijk uitgesteld tot 15 juli 2007. Het
onafhankelijke National Reconciliation and Governance Committe (NRGC),
verantwoordelijk voor het verzoeningscongres, heeft vanwege
capaciteitsproblemen besloten het aantal deelnemers te beperken tot
maximaal 1325. Voor het congres zijn 60 tot 75 dagen uitgetrokken.
Thans worden hevige discussies gevoerd over de selectie van de
deelnemers. De overgangsregering staat erop dat de deelname alleen op
basis van clanverdeling plaatsvindt. Hierdoor wordt het voor
vertegenwoordigers uit het maatschappelijk middenveld, bedrijfsleven,
prominente religieuze leiders en gematigde UIC-leden lastig om op
eigen titel aan het congres deel te nemen, als zij niet door hun clan
worden genomineerd. De Europese Unie en anderen hechten aan een breed
gedragen verzoeningsproces en spannen zich in om deze groepen wel te
laten deelnemen aan de conferentie.
De International Contact Group on Somalia, het belangrijkste
internationale overlegorgaan over Somalië, kwam op 6 juni bijeen in
Londen. De groep waarin onder andere het EU-voorzitterschap, de
Commissie, Italië, het Verenigd Koninkrijk, Zweden, Noorwegen en de VS
deelnemen, besprak de voortgang in het verzoeningsproces en de
mogelijkheden om de veiligheidssituatie in Somali ë te verbeteren.
Partijen in Somalië werden opgeroepen om in dialoog met elkaar te
treden en zich in te spannen voor verbetering van de humanitaire
situatie. De internationale gemeenschap werd verzocht om AMISOM verder
te versterken.
De humanitaire situatie
De chronisch slechte humanitaire situatie blijft een zorgpunt en wordt
veroorzaakt door de aanhoudende burgeroorlog, het geweld en het gebrek
aan natuurlijke hulpbronnen. Daarnaast werd het land in 2006
geteisterd door zowel grote droogte als overstromingen. Tijdens de
gevechten in maart en april ontvluchtten honderdduizenden Mogadishu.
Toegang door hulpverleners werd in eerste instantie door de
overgangsregering en andere strijdende partijen bemoeilijkt.
Op 12 mei bracht John Holmes, adjunct-secretaris-generaal voor
humanitaire zaken van de Verenigde Naties, een bezoek aan Somalië. Hij
vroeg bij president Yusuf en premier Gedi om aandacht voor de
erbarmelijke humanitaire omstandigheden waarin veel ontheemden leven.
Ook het grote aantal gevallen van cholera en acute diarree en de
snelle stijging van prijzen van voedsel, huur, transport en water
baarden zorgen. De president en de premier zegden toe zich in te
spannen om de situatie te verbeteren. Ook toonden zij zich bereid mee
te werken aan een door de Hoge Commissaris van de Mensenrechten van de
VN in te stellen onderzoek naar aanleiding van berichten over
schendingen van de mensenrechten tijdens de gevechten in maart/april.
Volgens de VN waren begin juni 30-40% van de ontheemden weer
teruggekeerd naar Mogadishu. Overige ontheemden in Zuid en Centraal
Somalië zijn moeilijker bereikbaar omdat zij verder weg zijn getrokken
naar gebieden waar zij clanbescherming genieten. Zij worden door de
plaatselijke bevolking verzorgd, maar het gevaar bestaat dat ook hier
de beperkte middelen (voedsel en andere levensmiddelen) voortijdig
uitgeput raken.
Veiligheidssituatie
De zwakke AU-vredesmissie AMISOM kan nog onvoldoende gewicht in de
schaal leggen om de situatie positief te beïnvloeden. De vredesmissie
zou moeten bestaan uit 8000 militairen en kreeg op 20 februari 2007
van de VN-Veiligheidsraad een mandaat voor zes maanden mee. Er is
uitdrukkelijk gesteld door de Verenigde Naties en de Afrikaanse Unie
dat er geen buurlanden mogen deelnemen aan de missie. Uganda heeft
inmiddels 1500 soldaten gestationeerd. Burundi, Nigeria en Ghana
hebben ook troepen toegezegd. Er bestaat nog onduidelijkheid over de
stationering van deze troepen vanwege onder meer financi ële materiele
en logistieke tekorten. Daarnaast lijkt Burundi, dat twee bataljons
heeft toegezegd, nog lang niet voorbereid te zijn op uitzending.
Andere Afrikaanse landen zijn huiverig om onder deze
veiligheids-omstandigheden en zonder duidelijk mandaat en rules of
engagement soldaten in Somalië te plaatsen. Ethiopië heeft inmiddels
een deel van zijn troepen uit Somalië teruggetrokken en heeft
toegezegd overige troepen uit Somalië te halen zodra AMISOM op sterkte
is. Het is echter hoogst onzeker of AMISOM ooit op volle sterkte zal
komen. De VN onderzoekt thans mogelijkheden om AMISOM te laten
opvolgen door een VN-missie of een coalition of the willing. Het
onderwerp staat eind juni op de agenda van de Veiligheidsraad. Onder
de huidige omstandigheden lijkt verdere terugtrekking door Ethiopië
geen optie daar dit het gevaar meebrengt dat een machtsvacuüm in
Somalië ontstaat. De AU Commissievoorzitter Konaré sprak al van een
`catastrofe' als Ethiopië zou besluiten zich voortijdig uit Somalië
terug te trekken. Anderzijds stuit de Ethiopische aanwezigheid in
Somalië op weerstand bij een groot gedeelte van de bevolking. Zij
insisteren op het vertrek van de Ethiopische troepen voordat er sprake
kan zijn van een brede verzoeningsconferentie.
De algemene veiligheidsituatie in Mogadishu lijkt na een periode van
relatieve rust weer te verslechten. De tactiek van tegenstanders van
de overgangsregering is echter anders dan in de gewelddadige maanden
maart en april. Vooral op afstand bediende explosieven worden steeds
vaker ingezet en ook zelfmoordaanslagen komen steeds vaker voor.
Premier Gedi is ten minste drie keer aan een aanslag ontsnapt, meest
recentelijk begin juni toen een voertuig met explosieven voor zijn
residentie ontplofte. In mei werden vier soldaten van de Afrikaanse
vredesmissie en een districts-commissaris bij verschillende aanslagen
gedood. Kleinschalige gevechten komen ook in andere delen van het land
vaker voor. Piraterij voor de kust laait weer op.
De VS heeft de afgelopen maanden diverse aanvallen uitgevoerd in
Somalië teneinde aanhangers van Al-Qaida op te pakken. Hoewel er een
tiental doden viel, is het niet duidelijk of de VS de door haar
gezochte terroristen heeft weten uit te schakelen. De internationale
gemeenschap tracht tot beleidsafstemming met de VS te komen op het
vlak van vrede en veiligheid alsook verzoening en humanitaire hulp.
Dit lukt slechts gedeeltelijk omdat de VS in de Hoorn slechts in
beperkte mate afstemming zoekt met internationale partners op het
terrein van verzoening. De druk op landen in de regio, waaronder
Kenia, om medewerking te verlenen aan de Amerikaanse strijd tegen
terrorisme is groot.
Inspanningen van Nederland en de Europese Unie
De Europese Unie en Nederland plaatsen het Somalische conflict in een
regionale context. Ontwikkelingen in Somalië hebben consequenties
voor, bijvoorbeeld, de moeizame verhoudingen tussen Ethiopië en
Eritrea en de veiligheidssituatie in Kenia. Oplossingen voor Somalië
moeten in eerste instantie door de Somaliërs zelf worden gezocht via
politieke dialoog tussen de overgangsregering en de andere actoren in
Somalië. Deze oplossingen moeten echter ook regionaal gedragen worden
om enige kans van slagen te hebben.
De Europese Unie spant zich in onder meer via de International Contact
Group on Somalia en de International Advisory Committee, die het
National Reconciliation and Governance Committe adviseert om een brede
verzoeningsdialoog tot stand te brengen en heeft daarvoor zowel
diplomatieke alsook financiële middelen ter beschikking gesteld. De EU
heeft EUR 2 miljoen toegezegd voor de organisatie van het
verzoenings-congres mits alle lagen van de bevolking bij het congres
vertegenwoordigd zijn.
Ook voert de EU regelmatig gesprekken met de overgangsregering, het
Hawiye Leadership Committee en de Asmara-group, maar ook met andere
belangrijke internationale spelers zoals de Afrikaanse Unie, de VN, de
Arabische Liga en de VS. Commissaris Louis Michel sprak eind april in
Brussel met president Isaias van Eritrea over Somalië. In mei sprak
een trojkamissie van de EU met president Yusuf in Nairobi om het
belang van een brede dialoog en toegang tot de ontheemden nogmaals te
onderstrepen.
De Europese Commissie heeft onlangs de heer Georges-Marc André benoemd
tot speciale vertegenwoordiger voor Somalië. De speciale
vertegenwoordiger zal, net als de belangrijkste internationale
organisaties die actief zijn in Somalië, vanuit Kenia opereren. Door
het grote aantal spelers op het Somaliëdossier is het van belang dat
de EU met één stem spreekt. Nederland verwelkomt daarom de benoeming
van de vertegenwoordiger van de Commissie en hoopt dat hiermee de coö
rdinatie van het EU-beleid verder zal verbeteren.
Ook op het gebied van humanitaire hulp en wederopbouw is de EU zeer
actief in Somalië. Zo is de EU veruit de grootste donor op het gebied
van humanitaire hulp en wederopbouw. De EU heeft de afgelopen maanden
herhaaldelijk aandacht gevraagd voor de humanitaire situatie in
Somalië. In mei heeft de RAZEB Raadsconclusies aangenomen waarin
partijen opgeroepen worden om toegang aan internationale
hulporganisaties te verschaffen ten behoeve van de ontheemden.
Op het vlak van vrede en veiligheid heeft de EU EUR 15 miljoen aan de
Afrikaanse Unie beschikbaar gesteld voor AMISOM. Daarnaast is uit het
nieuwe EU-instrument for Stability EUR 2,5 miljoen beschikbaar gesteld
voor financiering van de AMISOM Strategic Management and Planning
Capability.
Ook Nederland hanteert een regionale benadering op Somalië. Nederland
draagt bij aan verbetering van stabiliteit in de Hoorn via onder
andere politieke dialoog met en inzet van instrumenten van
ontwikkelingssamenwerking in verschillende landen in de regio (Kenia,
Ethiopië, Eritrea en Jemen). De situatie in Somalië wordt actief
gevolgd via de ambassade in Kenia (verantwoordelijk voor het ressort
Somalië) en overige posten in de regio. De huidige Nederlandse inzet
in Somalië richt zich voornamelijk op het vlak van humanitaire hulp en
asiel & migratie.
Nederland gaf de afgelopen jaren jaarlijks ongeveer EUR 3,5 - EUR 4
miljoen aan noodhulp. In 2006 is dit bedrag incidenteel verhoogd naar
EUR 11 miljoen in verband met de droogte en overstromingen. Vanwege de
instabiele humanitaire situatie in Somalië is het budget voor 2007
verhoogd naar EUR 5 miljoen. Hiervan is EUR 1 miljoen bestemd voor de
opvang van Somalische vluchtelingen in buurland Kenia. Daarnaast zijn
bijdragen gegeven aan UNICEF, UNHCR,WFP, OCHA, ICRC, Oxfam-Novib en
enkele andere NGO's die werkzaam zijn in Somalië. Nederland heeft
verder een bijdrage geleverd aan NEDSOM, een diaspora-organisatie die
zich inspant voor circulaire migratie.
Voor het overige opereert Nederland voornamelijk in EU-kader.
Nederland acht het van belang een coherente internationale benadering
te ontwikkelen tussen het grote aantal internationale actoren dat
actief is op het Somalië-dossier. Andere EU-partners, met name de
Europese Commissie, spelen een goede voortrekkersrol op dit dossier.
Ten aanzien van het unilateraal afgescheiden Somaliland steunt
Nederland de EU-positie dat erop staat dat erkenning eerst door landen
in de regio en/of door de Somalische overgangsregering dient te
geschieden alvorens Europese landen tot erkenning zouden moeten
overgaan.
Belangrijke data
De komende maanden staat een aantal belangrijke evenementen ten
aanzien van Somalië gepland. Van groot belang is het welslagen van de
verzoeningsconferentie die op 15 juli 2007 van start moet gaan. Het is
onzeker of de belangrijkste groeperingen (gematigde UIC-leiders,
maatschappelijk middenveld, bedrijfsleven, prominente religieuze
leiders) daadwerkelijk mogen deelnemen aan de conferentie. Eind juni
zal de Secretaris Generaal van de Verenigde Naties met een rapport
komen over de voortgang in het verzoeningsproces. Ook zal besloten
moeten worden over de verlenging van het mandaat voor AMISOM,
inclusief de financiering daarvan. Nederland kan overheveling van de
missie naar een VN-geleide vredesmissie in Somalië slechts
ondersteunen als sprake is van een duidelijk mandaat voor een
VN-missie. Momenteel onderzoekt de VN mogelijkheden voor een coalition
of the willing (dus niet noodzakelijkerwijs onder VN-vlag). Nederland
zal de situatie in Somalië nauwgezet blijven volgen en in EU-kader
blijven streven naar een breed gedragen verzoeningsproces.
De Minister van Buitenlandse Zaken, De Minister voor
Ontwikkelingssamenwerking,
Drs. M.J.M. Verhagen Drs. A.G. Koenders
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken