Wiegman-van Meppelen Scheppink over medische heroïneversterkking in de buurt van basisscholen

Antwoorden op kamervragen van Wiegman-van Meppelen Scheppink over medische heroïneversterkking in de buurt van basisscholen

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport



De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

VGP-K-U-2772736

11 juli 2007

Antwoorden van minister Klink op kamervragen van het Kamerlid Wiegman-van Meppelen Scheppink over medische heroïneverstrekking in de buurt van basisscholen (2060715340).

Vraag 1
Bent u op de hoogte van het besluit in Leeuwarden om in een wijk waar sprake is van veel drugsoverlast, in de buurt van twee basisscholen, een voorziening ten behoeve van medische heroïneverstrekking te vestigen?

Antwoord 1
Ja, ik ben op de hoogte van de voorgenomen locatiekeuze van de heroïnebehandeleenheid in Leeuwarden.

Vraag 2
Hoe beoordeelt u de wenselijkheid van deze voorziening binnen een straal van 100 meter van twee basisscholen en in de looproutes naar deze scholen?

Antwoord 2
Gezien de bijzondere aard van de heroïnebehandeling is VWS nauw betrokken bij de beleidsinhoudelijke aspecten van de behandeling. Maar VWS heeft echter geen zeggenschap over de vestigingsplaats van behandelunits, dit is een verantwoordelijkheid van de gemeente. Een gemeente bepaalt, in overleg met de betrokken partijen, waar een behandelunit gevestigd wordt.
De locatiekeuze en de inrichting van de unit wordt echter wel getoetst door de Centrale Commissie Behandeling Heroïneverslaafden (CCBH) en de Inspectie voor de Gezondheidszorg. De CCBH beoordeelt of het pand en de locatie geschikt zijn voor de vestiging van een behandelunit. De eisen hiervoor liggen vast in een door de CCBH opgesteld handboek (manual), hierin is veel aandacht voor veiligheid en beheersbaarheidaspecten. Steden zijn er aan gehouden om ook na de onderzoeksperiode de opgestelde protocollen en richtlijnen van de CCBH op het gebied van veiligheid en beheersbaarheid te volgen. Zo dient elke deelnemende gemeente, in samenwerking met het OM en de Politie, een beheersprotocol op te stellen om te voorkomen dat de behandeling een verstorend effect heeft op de openbare orde en veiligheid. Verder gelden voor de patiënten in de heroïnebehandeling een aantal huisregels die vergelijkbaar zijn met de huisregels van bijvoorbeeld een methadonbehandeling, zo mogen ze niet rondhangen in de omgeving van de behandelunit - zowel binnen als buiten openingstijden - en mogen ze geen drugs gebruiken in de omgeving van de behandelunit. Daarnaast beoordeelt de Inspectie voor de Gezondheidszorg vanuit de voorschriften van de Opiumwet of een voorgenomen locatie geschikt is om de heroïnebehandeling in uit te voeren.
Ook in Leeuwarden hebben de IGZ en de CCBH de toekomstige behandelunit bezocht en beoordeeld. Zowel de inspectie als de CCBH waren van mening dat de locatiekeuze van Leeuwarden geen bezwaren oproept.

Vraag 3
Bent u bereidt om aan het vestigen van een heroïne-unit vergelijkbare criteria te stellen als in het regeerakkoord ten aanzien van coffeeshops is afgesproken?

Antwoord 3
In vraag 2 heb ik reeds aangegeven dat de vestigingskeuze van een heroïnebehandelunit een gemeentelijke verantwoordelijkheid is, dit geldt overigens ook voor voorzieningen als een gebruikersruimte of opvangvoorzieningen. Hiervoor is gekozen omdat een gemeente het beste rekening kan houden met de specifieke lokale omstandigheden. Landelijk vastgestelde criteria lijken mij in dit opzicht niet aangewezen en kunnen de vestiging van een dergelijke voorziening zelfs onnodig bemoeilijken. Er zijn mijns inziens al voldoende kaders waar de gemeente zich aan dient te houden bij de vestiging van een heroïnebehandelunit. Niet alleen dienen de CCBH en de IGZ de voorgenomen vestigingskeuze goed te keuren. De gemeente dient zich ook te houden aan de bestemmingsplannen. Bovendien hebben burgers voldoende mogelijkheden ter beschikking om hun mening te geven over de voorgenomen vestiging van een heroïnebehandelunit. Wel ben ik van mening dat een goede communicatie en een duidelijke procesgang belangrijke elementen zijn om problemen bij de vestiging van een verslavingszorgvoorziening te voorkomen. Ik heb het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid dan ook gevraagd om best practices op lokaal niveau bij de vestiging van een verslavingszorgvoorziening te verzamelen en via de website te verspreiden. Gemeenten kunnen op die manier van elkaars goede voorbeelden leren.

Vraag 4
Bent u bereid dergelijke afstandscriteria als voorwaarde te stellen in een convenant bij de toedeling van subsidiegeld ten behoeve van medische heroïneverstrekking?

Antwoord 4
Nee, zie antwoord op vraag 3

Vraag 5
Zou de medische verstrekking van heroïne niet beter in een medische omgeving van een ziekenhuis of in de setting van een afkickkliniek kunnen plaatsvinden in plaats van via een op zichzelf staande post van een verslavingszorginstelling?

Antwoord 5
In haar advies uit 2003 aan de Minister van VWS heeft de Commissie Invoeringsaspecten Behandeling Heroïneverslaafden (CIBH) aandacht besteed aan de institutionele inbedding van de heroïnebehandeling. De CIBH is van mening dat de heroïnebehandelunit in beginsel fysiek afgezonderd dient te worden van andere vormen van hulpverlening, om vermenging van doelgroepen te voorkomen en het aanwezige personeel optimale veiligheid te bieden.
Wel pleit de CIBH voor organisatorische integratie binnen de verslavingszorg. De CIBH concludeert dat integratie kan leiden tot kostenbesparing en kwaliteitsverhoging. Functionele Integratie met een bestaande voorziening is volgens de CIBH alleen toe te staan indien en voorzover de unit ook wordt gebruikt voor andere intensieve zorg voor een vergelijkbare doelgroep. Voorwaarde is dan wel dat de patiëntgroepen gescheiden blijven.
In het kabinetstandpunt op het advies van de CIBH van 11 december 2003 heeft mijn voorganger deze conclusie onderschreven en ook ik sluit me hierbij aan.

Vraag 6
Bent u bereid om op dit laatste punt nadere aanvullende voorschriften te stellen?

Antwoord 6
Nee. Zie mijn antwoord op vraag 5. De gemeente heeft in overleg met de uitvoerende instelling voor verslavingszorg, binnen de gestelde kaders van de CCBH en de IGZ, de keuzevrijheid om een zelfstandige of geïntegreerde unit te openen. Ook hier is ruimte voor lokaal maatwerk van belang.