Voorhang tarifering tweedelijns curatieve geestelijke gezondheidszorg
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De Voorzitter van de Eerste Kamer en Tweede Kamer
der Staten Generaal
Postbus 20017
2500 EA DEN HAAG
CZ/CGG-2781648
11 juli 2007
Met ingang van 1 januari 2008 zal de curatieve geestelijke
gezondheidszorg (GGZ) van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
(AWBZ) naar de Zorgverzekeringswet (Zvw) worden overgeheveld (Stb.
2006, 630). De Zvw hanteert voor die zorg een functiegerichte in
plaats van een beroepsgroepgerichte omschrijving. De Zvw biedt
verzekeraars daarmee voor de gehele zorg meer flexibiliteit bij het
inkopen van zorg. Verzekeraars kunnen kiezen uit meer aanbieders en
patiënten kunnen beter kiezen voor de zorgaanbieder die zijn zorg het
beste afstemt op de zorgvraag. Dit is noodzakelijk om de gewenste
omslag van een aanbodgestuurde zorg naar een meer vraaggerichte zorg
en zorg op maat mogelijk te maken.
Met de overheveling van de tweedelijns curatieve GGZ wordt de Diagnose
Behandeling Combinatie (DBC) de nieuwe taal waarin de
GGZ-zorgaanbieders in de tweedelijns GGZ met de verzekeraars afspraken
gaan maken over de hoeveelheden, tarieven en kwaliteit van de
curatieve zorg. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) zal op basis van
de DBC productstructuur, de tarieven gaan vaststellen voor de in
rekening te brengen GGZ DBCs. De Wet marktordening gezondheidszorg
(WMG) is van toepassing op alle zorg zoals omschreven bij of krachtens
de Zvw en derhalve op alle zorgaanbieders die DBCs leveren. De
startpositie van zorgaanbieders moet zo veel mogelijk hetzelfde zijn,
zowel op het gebied om aan de zorgvraag te kunnen voldoen als op het
kunnen leveren van DBCs.
Hierbij kan onderscheid worden gemaakt tussen instellingen voor wie
een budgetsystematiek van toepassing is en andere zorgaanbieders.
Onder die laatste vallen ook de vrijgevestigde psychotherapeuten en
gezondheidszorgpsychologen, daaronder begrepen klinisch-psychologen.
Om gelijke marktcondities te scheppen zal de nu voor hen geldende
uitzondering van tariefregulering worden opgeheven. De vrijstelling
voor de psychotherapeuten is thans nog vastgelegd in een beleidsregel
van de NZa, de vrijstelling voor de gezondheidszorgpsychologen is
vastgelegd in het Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer WMG.
Na het vervallen van die vrijstelling moet de NZa tarieven
vaststellen. Ik zal een aanwijzing geven aan de NZa over de tarifering
van bovenbedoelde DBCs, ook voor deze beroepsgroepen.
Het budget dat bestaande GGZ instellingen met hun zorgverzekeraar
afspreken, wordt nog gebaseerd op de huidige NZa-parameters. Deze
huidige NZa-parameters voor de ambulante zorgverlening hebben (thans
ook) een maximum karakter. Daardoor ontstaat in het ambulante deel
tussen instellingen en vrijgevestigden een gelijk speelveld. Voor deze
bestaande GGZ-instellingen, die productieafspraken met één of meerdere
zorgverzekeraars maken, zal in 2008 een vast tarief gaan gelden voor
zowel de ambulante als de klinische DBCs. De GGZ instellingen
gebruiken immers het DBC-tarief alleen voor het in rekening brengen
van de geleverde zorg. De gedeclareerde DBCs dienen op hun beurt ter
dekking van het instellingsspecifieke budget. Door middel van een
verrekentarief worden discrepanties tussen het afgesproken budget (op
basis van NZa-parameters) en de daadwerkelijke vulling van dat budget
(met DBC tarieven) verrekend.
Deze werkwijze geldt voor de duur van één jaar. Vanaf 1 januari 2009
is het de bedoeling dat ook voor bestaande GGZ-instellingen de DBCs
gebruikt gaan worden voor het vaststellen van het instellingsbudget.
Over de wijze waarop dit precies gaat gebeuren, zal ik binnenkort de
Nza vragen om een uitvoeringstoets. Tot slot zal voor bestaande
instellingen die géén productie afspraken met zorgverzekeraars maken
en voor nieuwe GGZ-instellingen een maximumtarief gaan gelden.
Aanwijzing NZa
Ik ben na de inwerkingtreding van de Wet marktordening gezondheidszorg
(WMG) op grond van artikel 7, eerste lid, van die wet gehouden een
aanwijzing aan de NZa te geven omdat het een wijziging van de
tariefsystematiek betreft. Conform artikel 8 van de WMG informeer ik
beide Kamers der Staten-Generaal met deze brief over de zakelijke
inhoud van die aanwijzing. Ik zal niet eerder overgaan tot het geven
van de aanwijzing dan 30 dagen na verzending van deze brief. Van de
vaststelling van de aanwijzing zal ik mededeling doen in de
Staatscourant.
De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink