Antwoorden naar aanleiding van de schriftelijke vragen van de vaste commissie voor
Financiën over de heffing van douanerechten bij het voorstel voor een gemoderniseerd
douanewetboek (ingezonden 15 maart 2007, nr. 137618U)
Naar aanleiding van de bespreking van het BNC-fiche Kamerstukken II 2005/06, 22 112, nr. 445, fiche
2, Voorstel voor een verordening tot vaststelling van het communautair douanewetboek
(gemoderniseerd douanewetboek) Uitvoering van het Lissabon-programma van de Gemeenschap
, in de procedurevergadering van de vaste commissie voor Financiën, heeft de
commissie mij enkele vragen voorgelegd. De commissie vraagt mij de schatting van het kabinet als
zou Nederland als gevolg van de gecentraliseerde vrijmakingsprocedure 200 miljoen euro per jaar
minder aan douanerechten kunnen heffen, te verduidelijken. In het bijzonder vraagt de commissie of
er minder douanerechten in Europa zullen worden geheven, dan wel dat er een verschuiving zal
plaatsvinden waardoor in andere lidstaten meer rechten worden geheven en in Nederland minder. Ik
antwoord de commissie als volgt.
In het voorstel ter modernisering van het Communautaire douanewetboek, waarover op 25 juni jl. door
de Raad voor Concurrentievermogen een politiek akkoord is bereikt, is de mogelijkheid tot het
toepassen van gecentraliseerde vrijmaking (Centralised clearance) opgenomen. Dit concept houdt in
dat het voor bedrijven die aan bepaalde eisen voldoen, mogelijk wordt om al hun douaneaangiften op
één centrale plek in te dienen ongeacht waar de goederen in het vrije verkeer van de Europese
Gemeenschap worden gebracht. In dit geval wordt de plaats waar de douaneschuld ontstaat de plaats
waar de aangever is gevestigd. Gecentraliseerde vrijmaking is belangrijk voor het Nederlandse en
Europese bedrijfsleven, want het betekent per saldo een substantiële lastenverlichting voor het
bedrijfsleven door vereenvoudiging van bepaalde douaneformaliteiten.
Voor sommige lidstaten, met name lidstaten waar zich veel hoofdboekhoudingen van bedrijven
bevinden, zal gecentraliseerde vrijmaking een toename betekenen van de geïnde douanerechten,
voor andere een vermindering. Het totale bedrag aan douanerechten dat door de lidstaten van de EU
wordt geheven, vermindert dus niet. Wel zal er een verschuiving plaatsvinden tussen de verschillende
lidstaten.
Volgens een inschatting waarbij geen rekening is gehouden met gedragseffecten, zal het bedrag aan
douanerechten dat in Nederland wordt geheven, afnemen ten gunste van andere EU-lidstaten. Deze
inschatting is gebaseerd op de bijdrage van het Nederlandse Bruto Nationaal Product (BNP)
gerelateerd aan het BNP van de Europese Unie als geheel. De inschatting is voorts gebaseerd op de
mate waarin Nederland op dit moment bijdraagt aan het totale bedrag aan douanerechten dat in de
EU wordt geheven en op het aantal Nederlandse bedrijven dat op dit moment al gebruik maakt van
mogelijkheden om periodiek aangifte te doen van douanerechten. De daadwerkelijke toename of
vermindering van de douanerechten zal mede afhangen van de hoeveelheid bedrijven die in een
bepaald land een hoofdkantoor hebben en daar hun fiscale- en douaneverplichtingen afhandelen. Dit
hangt op zijn beurt onder meer af van het vestigingsklimaat in een land. Maar ook andere factoren
kunnen van invloed zijn, zoals de omvang van de bedrijven die in Nederland gecentraliseerde
vrijmaking zullen toepassen en de wijze waarop bedrijven een vergunning voor het toepassen van
gecentraliseerde vrijmaking kunnen krijgen. De onbekendheid van deze factoren maakt een meer
nauwkeurige inschatting van de impact van gecentraliseerde vrijmaking op de douanerechten die in
Nederland in de toekomst zullen worden geheven, op dit moment niet mogelijk.
Omdat geschat wordt dat gecentraliseerde vrijmaking een vermindering zal betekenen van de door
Nederland geïnde douanerechten, heeft Nederland aangedrongen op flankerende maatregelen met
betrekking tot de perceptiekosten. Perceptiekosten zijn dat deel van de douanerechten dat de
lidstaten zelf mogen houden ter compensatie van de door de douane gemaakte kosten. In een
Raadsverklaring die op 25 juni jl. door de Raad voor Concurrentievermogen is aangenomen, is
vastgelegd dat voordat het gemoderniseerde douanewetboek in werking zal treden, flankerende
maatregelen worden ontworpen om tot een herverdeling van de perceptiekosten tussen de lidstaten te
komen.
---- --
Ministerie van Financiën