Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Directie Voedselkwaliteit en Diergezondheid

De Voorzitter van de Tweede Kamer

der Staten-Generaal


Postbus 20018

2500 EA 's-GRAVENHAGE

uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum

3 juli 2007
2060719920 VD. 2007/1568
10 juli 2007 onderwerp bijlagen

Kamervragen over de oormerkplicht en gewetensbezwaarden

Geachte Voorzitter,

Hierbij zend ik u het antwoord op de vragen van het lid Thieme (PvdD) over de oormerk- plicht en gewetensbezwaarden. Ik bericht u het volgende.


1
Kent u het bericht `boer weigert vee te oormerken"?1

Ja.


2
Heeft u kennisgenomen van het feit dat de rechter een schuldigverklaring zonder straf- oplegging heeft uitgesproken in het onderhavige geval?

Ja.


3
Maakt u daaruit op dat ook de rechterlijke macht het onredelijk vindt om gewetens- bezwaarden van de oormerkplicht te vervolgen? Zo ja, op welke wijze en binnen welke termijn wilt u hierin verandering brengen? Zo neen, op welke wijze interpreteert u de uitspraak en welke conclusies verbindt u hier aan?

Nee, er is in deze zaak wel degelijk een schuldigverklaring. In het onderhavige geval heeft de rechter gemeend, gelet op de specifieke omstandigheden, geen strafoplegging te moeten uitspreken. Dat kan niet zonder meer veralgemeniseerd worden naar andere houders die weigeren oormerken toe te passen. Aan deze uitspraak kan dan ook geen argument voor derden worden ontleend om hun verplichtingen in het kader van de regelgeving omtrent identificatie niet na te komen.


1 NRC Handelsblad, 30 juni 2007

Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
10 juli 2007 VD. 2007/1568 2


4
Is het waar dat er wel een regeling voor rundveehouders met gewetensbezwaren is, maar niet voor hobbydierhouders? Zo ja, vindt u dit onderscheid terecht en waarom? Zo neen, kunt u aangeven waarom hobbydierhouders wel in de veronderstelling zijn dat zij niet onder deze regeling kunnen vallen?

Voor een beperkte groep rundveehouders, die al bekend waren als gewetensbezwaarden voordat de dwingende Europese oormerkverplichting tot stand kwam, geldt thans dat zij
- zolang hun dieren op het eigen bedrijf zijn - niet gehouden zijn de oormerkverplichting op deze dieren toe te passen. Het betreft een zeer kleine groep veehouders waartoe ook geen nieuwe gewetensbezwaarde houders worden toegelaten, gelet op de strenge alternatieve garanties die deze houders geven en het feit dat deze dieren bij verplaatsing alsnog volgens de Europese regels met twee oormerken geïdentificeerd worden. De extra risico's van tracering zijn bij deze groep minimaal. Voor houders van schapen en geiten kan ik geen regeling treffen. Ten tijde van het vaststellen van de Europese regelgeving heeft mijn voorganger gepleit voor alternatieve identificatie van dieren bij hobbyhouders. Dit pleidooi heeft evenwel geen weerklank gevonden in de Europese Gemeenschap.


5
Wegen de gewetensbezwaren van rundveehouders voor u zwaarder dan die van hobbydierhouders? Zo ja, waarom? Zo neen, wat is dan de reden voor deze ongelijke behandeling? Bent u bereid daar een einde aan te maken door ook de gewetensbezwaren van hobbydierhouders te honoreren?

Ik treed niet in de gewetensbezwaren van individuele houders. Aan de bezwaren van hobbyhouders probeer ik tegemoet te komen door de eisen aan identificatiemiddelen te minimaliseren binnen het Europese kader. Voor schapen en geiten betekent dit bijvoor- beeld dat zij geïdentificeerd kunnen worden met een maagbolus, die geen ingreep is en een oormerk van minimaal formaat.


6
Kunt aangeven waarom er nog steeds een oormerkplicht bestaat nu er zoveel dier- vriendelijker alternatieven van identificatie en registratie (I&R) voorhanden zijn zoals chippen?

Een onderhuidse transponder is vooralsnog niet toegelaten als identificatiemiddel voor schapen, geiten, runderen en varkens. Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedsel- kwaliteit (LNV) voert, in samenwerking met de Nederlandse Belangenvereniging van Hobbyhouders (NBvH), een proef uit om aan te tonen of de onderhuidse transponder een volwaardig identificatiemiddel kan zijn, die terug te vinden is en verwijderd kan worden op het moment dat een dier geslacht wordt. Indien de proef lukt, wordt deze informatie gebruikt om bij de Europese Commissie te pleiten voor het toestaan van de onderhuidse transponder. De Europese regelgeving zal echter ook voor deze identificatiemethode nog voorschrijven dat deze gecombineerd wordt met een visueel zichtbaar oormerk.

Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
10 juli 2007 VD. 2007/1568 3


7
Bent u bereid zodanig beleid te ontwikkelen zodat niemand meer verplicht wordt mee te werken aan de dieronvriendelijke oormerkplicht? Zo ja, op welke termijn en wijze? Zo neen, waarom niet?

In reactie op de vragen 5 en 6 heb ik mijn inzet voor alternatieve vormen van identificatie aangegeven. Hierbij blijft gelden dat de Europese regelgeving ook verplicht tot het identificeren van schapen en geiten met één of twee oormerken. De Nederlandse overheid is op grond van het EG-verdrag gehouden de Europese regelgeving te handhaven. Het staat mij niet vrij hiervan af te wijken.

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,

G. Verburg


---- --