Port of Rotterdam

Voorbereiding aanleg Maasvlakte 2

Havenbedrijf onderzoekt baby-vissen in Noordzee

10-07-2007

Onderzoekers bekijken op dit moment de conditie van juveniele vissen in de Noordzee.

Dat zijn de vissen die dit voorjaar 'uit het ei' gekropen zijn. Soorten, aantallen en lengte worden opgemeten. Op zo'n 100 locaties tot ongeveer 50 km uit de kust tussen Walcheren en Den Helder word dit onderzoek uitgevoerd. Een dergelijk uitgebreid onderzoek naar alle vissoorten is in dit deel van de Noordzee, voor zover bekend, nog niet eerder gedaan. Het onderzoek is een zogenaamde 0-meting. Door hetzelfde onderzoek te herhalen tijdens de zandwinning voor Maasvlakte 2, en de resultaten met elkaar te vergelijken, kunnen eventuele effecten van de zandwinning in kaart gebracht worden. Het onderzoek richt zich speciaal op de baby-vissen omdat de verwachting is dat een eventueel effect van de aanleg van Maasvlakte 2 daar het eerst merkbaar zal zijn.

Voor aanleg van Maasvlakte 2 is circa 325 miljoen kuub zand nodig. Dat moet vooral gewonnen worden in de Noordzee, in de buurt van het op te spuiten gebied. Dan is immers de afstand die de baggerschepen met het zand moeten varen het kleinst. In het milieueffectrapport (MER) Aanleg Maasvlakte 2 wordt beschreven wat de verwachte effecten op het zeeleven zullen zijn als gevolg van de zandwinning. Dat gebeurt op basis van bestaande wetenschappelijke kennis en speciaal hiervoor ontwikkelde, state-of-the-art computermodellen. Daaruit blijkt dat de verwachte effecten op het leven in de Noordzee niet significant zijn.

Ontgrondingsvergunning

Voor de aanleg start moet een ontgrondingsvergunning worden verkregen om zand te mogen winnen uit de Noordzee. Onderdeel daarvan zal zijn dat de effecten van de zandwinning gemeten moeten worden om te zien of deze blijven binnen de bandbreedte zoals voorspeld in het MER.

Voordelta

De zandwinning zal ver uit de kust plaatsvinden, waar de Noordzee dieper is dan 20 meter. Dit is namelijk de grens van de zogenaamde Voordelta, die direct langs de kust ligt. In de Voordelta is een rijker en gevarieerder zeeleven dan waar de Noordzee dieper is. De Voordelta valt onder de Europese Vogel- en habitatrichtlijn die strenge eisen stelt aan ingrepen in dit gebied. Alle huidige zandwinlocaties op de Noordzee bevinden zich buiten de 20 meter lijn.

0-metingen

Het Havenbedrijf Rotterdam, verantwoordelijk voor de aanleg van Maasvlakte 2, moet en wil verantwoord omgaan met het zeemilieu. Daarom wordt voor start van de aanleg het leven op (epifauna) en in de zeebodem (infauna) in kaart gebracht, net als de conditie van de juveniele vissen. Het leven op en in de zeebodem is vorig jaar al in kaart gebracht met een 0-meting. Deze wordt in september 2007 herhaald. Voor de baby-vissen vindt nu de 0-meting plaats.

Laatstgenoemde meting kost ruim ¤ 200.000,-. Daar komen tijdens de aanleg nog de kosten bij voor de monitoring, het onderzoeken of de effecten zich voordoen zoals voorspeld. Alles bij elkaar spendeert het Havenbedrijf zo'n ¤ 3 miljoen aan het onderzoek naar de effecten van de zandwinning op natuur en ecologie.

100 keer de netten overboord

Op zo'n 100 vastgelegde locaties gooien de onderzoekers hun netten overboord. Dat gebeurt tussen Walcheren en Den Helder, op verschillende afstanden uit de kust. De netten zijn een boomkor die over de zeebodem schuift om vooral de platvis te vangen, en een gewoon net dat door het water getrokken wordt. Beide netten hebben fijne mazen van ongeveer 1 cm respectievelijk 1 mm, zodat niet alleen de grote, maar juist ook alle kleine visjes worden gevangen. Aan boord scheiden de onderzoekers alle juveniele vissen van de andere bewoners van de zee, en tellen en meten ze ze per soort. Dat zijn er meer dan 30. Van iedere soort worden per locatie minstens 10 visjes ingevroren om eventueel later nog nader te kunnen onderzoeken. Een dergelijk uitgebreid onderzoek naar alle vissoorten is in dit deel van de Noordzee, voor zover bekend, nog niet eerder gedaan.

Wetenschap

Door het ontwikkelen van geavanceerde computermodellen, de 0-metingen, en vervolgens de monitoring en daarmee verificatie van de nieuwe computermodellen ontstaat veel nieuwe kennis over de effecten van zandwinning op het leven in de Noordzee. In het Tweede Regionaal Ontgrondingsplan Noordzee (RON2) uit 2004, dat het Rijksbeleid voor zandwinning op zee beschrijft, staat dat er leemten zijn in de kennis van de effecten van grootschalige diepe zandwinning. RON2 wil daarom het eerste project dat zich voordoet gebruiken als pilot-project met een uitgebreid monitoringsprogramma om zo de kennis op dit vlak te vergroten. De nu lopende 0-metingen passen daarin. Het Havenbedrijf levert zo een wezenlijke bijdrage aan de kennis over de Noordzee.

Diepe zandwinputten

Het zand voor Maasvlakte 2 wordt gewonnen door zand op te zuigen waardoor zogenaamde zandputten ontstaan. Gebruikelijk is een ontgronding van 2 meter, maar gelet op de hoeveelheid zand die nodig is, zou dan een stuk Noordzeebodem van 11 bij 30 km afgegraven moeten worden. Daarom zal zand gehaald worden uit putten die een veel kleiner oppervlak hebben en een stuk dieper zijn. Een ontgraving van 10 tot 15 meter diepte ten opzichte van de huidige zeebodem ligt voor de hand. Putten met deze diepte worden door de stroming bij elk tij van vers water voorzien, zodat geen zuurstofloos water ontstaat. Dat laatste zou immers leven op de zeebodem praktisch onmogelijk maken.

Zwevende slibdeeltjes

De effecten die voorspeld zijn als gevolg van de zandwinning zijn tweeledig. Enerzijds verdwijnt het zeeleven ter plaatse van de winning zelf. Door zogenaamde rekolonisatie komt dit binnen enkele jaren weer op het oude niveau. Anderzijds komen slibdeeltjes van de bodem in het zeewater. Dat gebeurt doordat de sleephopperzuigers behalve zand ook water naar boven pompen. Dat water vloeit, met een beperkte hoeveelheid zand en slibdeeltjes, weer via de overvloei van het baggerschip terug de zee in. Het zand zakt dan snel naar de bodem, maar het lichtere slib wordt door de stroming over enige afstand meegevoerd voor het bezinkt. Dat slib vertroebelt het water en zorgt dat minder licht doordringt in het water. Algen groeien daardoor minder snel waardoor minder van deze zogenaamde primaire productie beschikbaar is als voer voor slakjes en schelpen, die op hun beurt weer voer zijn voor hogere dieren in de voedselketen.

Vertroebeling van het water kan ook gevolgen hebben voor vissen en vogels die op zicht jagen. Tegelijkertijd kan dit weer positief uitpakken voor de soorten waarop dan gejaagd wordt. Het is echter zeer de vraag of dit soort theoretische mogelijkheden zich in de praktijk zal voordoen en dan ook nog meetbaar is.

Natuurlijk fenomeen

Aanwezigheid van zwevend slib in het zeewater is op zich een natuurlijk fenomeen. Rivieren voeren continu slib aan. Ook vanuit het Nauw van Calais komt jaarlijks 10 tot 40 miljoen ton slib de Noordzee in. Het bezinkt in stilstaand of langzaam stromend water en wordt losgewoeld als de stroming toeneemt of door de golfslag bij harde wind. Zo zit er veel slib in het water in de Voordelta en de zogenaamde kustrivier, de doorgaande stroming met relatief zoet (want rivier)water van zuid naar noord vlak langs de kust.

Expertmeetings

In de voorbereiding van het onderzoek heeft het Havenbedrijf enkele 'expertmeetings' gehouden. Daarbij zijn doelstellingen en onderzoeksmethode uitgebreid besproken met een groep van zo'n 20 deskundigen op het gebied van maritieme ecologie en onderzoek. Het onderzoek wordt uitgevoerd door Institute of Estuarine and Coastal Studies (IECS) van de universiteit van Hull (GB) vanaf de kotter MS Jade. Het onderzoek is Europees aanbesteed en duurt ongeveer 2 weken.

© Havenbedrijf Rotterdam N.V.