Projectorganisatie Maasvlakte 2
Onderzoek naar vissen op Zeebodem
In de Noordzee is onderzoek gedaan naar de conditie van juveniele
vissen. Dat zijn de vissen die dit voorjaar `uit het ei' gekropen
zijn. Soorten, aantallen en lengte worden opgemeten. Op zo'n 100
locaties tot ongeveer 50 km uit de kust tussen Walcheren en Den Helder
word dit onderzoek uitgevoerd. Een dergelijk uitgebreid onderzoek naar
alle vissoorten is in dit deel van de Noordzee, voor zover bekend, nog
niet eerder gedaan.
Het onderzoek is een zogenaamde 0-meting. Door hetzelfde onderzoek te
herhalen tijdens de zandwinning voor Maasvlakte 2, en de resultaten
met elkaar te vergelijken, kunnen eventuele effecten van de
zandwinning in kaart gebracht worden. Het onderzoek richt zich
speciaal op de baby-vissen omdat de verwachting is dat een eventueel
effect van de aanleg van Maasvlakte 2 daar het eerst merkbaar zal
zijn.
Voor aanleg van Maasvlakte 2 is circa 325 miljoen kuub zand nodig. Dat
moet vooral gewonnen worden in de Noordzee, in de buurt van het op te
spuiten gebied. Dan is immers de afstand die de baggerschepen met het
zand moeten varen het kleinst. In het milieueffectrapport (MER) Aanleg
Maasvlakte 2 wordt beschreven wat de verwachte effecten op het
zeeleven zullen zijn als gevolg van de zandwinning. Dat gebeurt op
basis van bestaande wetenschappelijke kennis en speciaal hiervoor
ontwikkelde, state-of-the-art computermodellen. Daaruit blijkt dat de
verwachte effecten op het leven in de Noordzee niet significant
zijn.
Ontgrondingsvergunning
Voor de aanleg start moet een ontgrondingsvergunning worden verkregen
om zand te mogen winnen uit de Noordzee. Onderdeel daarvan zal zijn
dat de effecten van de zandwinning gemeten moeten worden om te zien of
deze blijven binnen de bandbreedte zoals voorspeld in het MER.
Voordelta
De zandwinning zal ver uit de kust plaatsvinden, waar de Noordzee
dieper is dan 20 meter. Dit is namelijk de grens van de zogenaamde
Voordelta, die direct langs de kust ligt. In de Voordelta is een
rijker en gevarieerder zeeleven dan waar de Noordzee dieper is. De
Voordelta valt onder de Europese Vogel- en habitatrichtlijn die
strenge eisen stelt aan ingrepen in dit gebied. Alle huidige
zandwinlocaties op de Noordzee bevinden zich buiten de 20 meter lijn.
0-metingen
Het Havenbedrijf Rotterdam, verantwoordelijk voor de aanleg van
Maasvlakte 2, moet en wil verantwoord omgaan met het zeemilieu. Daarom
wordt voor start van de aanleg het leven op (epifauna) en in de
zeebodem (infauna) in kaart gebracht, net als de conditie van de
juveniele vissen. Het leven op en in de zeebodem is vorig jaar al in
kaart gebracht met een 0-meting. Deze wordt in september 2007
herhaald. Voor de baby-vissen vindt nu de 0-meting plaats.
Laatstgenoemde meting kost ruim EUR 200.000,-. Daar komen tijdens de
aanleg nog de kosten bij voor de monitoring, het onderzoeken of de
effecten zich voordoen zoals voorspeld. Alles bij elkaar spendeert het
Havenbedrijf zo'n EUR 3 miljoen aan het onderzoek naar de effecten van
de zandwinning op natuur en ecologie.
100 keer de netten overboord
Op zo'n 100 vastgelegde locaties gooien de onderzoekers hun netten
overboord. Dat gebeurt tussen Walcheren en Den Helder, op
verschillende afstanden uit de kust. De netten zijn een boomkor die
over de zeebodem schuift om vooral de platvis te vangen, en een gewoon
net dat door het water getrokken wordt. Beide netten hebben fijne
mazen van ongeveer 1 cm respectievelijk 1 mm, zodat niet alleen de
grote, maar juist ook alle kleine visjes worden gevangen. Aan boord
scheiden de onderzoekers alle juveniele vissen van de andere bewoners
van de zee, en tellen en meten ze ze per soort. Dat zijn er meer dan
30. Van iedere soort worden per locatie minstens 10 visjes ingevroren
om eventueel later nog nader te kunnen onderzoeken. Een dergelijk
uitgebreid onderzoek naar alle vissoorten is in dit deel van de
Noordzee, voor zover bekend, nog niet eerder gedaan.
Wetenschap
Door het ontwikkelen van geavanceerde computermodellen, de 0-metingen,
en vervolgens de monitoring en daarmee verificatie van de nieuwe
computermodellen ontstaat veel nieuwe kennis over de effecten van
zandwinning op het leven in de Noordzee. In het Tweede Regionaal
Ontgrondingsplan Noordzee (RON2) uit 2004, dat het Rijksbeleid voor
zandwinning op zee beschrijft, staat dat er leemten zijn in de kennis
van de effecten van grootschalige diepe zandwinning. RON2 wil daarom
het eerste project dat zich voordoet gebruiken als pilot-project met
een uitgebreid monitoringsprogramma om zo de kennis op dit vlak te
vergroten. De nu lopende 0-metingen passen daarin. Het Havenbedrijf
levert zo een wezenlijke bijdrage aan de kennis over de Noordzee.
Diepe zandwinputten
Het zand voor Maasvlakte 2 wordt gewonnen door zand op te zuigen
waardoor zogenaamde zandputten ontstaan. Gebruikelijk is een
ontgronding van 2 meter, maar gelet op de hoeveelheid zand die nodig
is, zou dan een stuk Noordzeebodem van 11 bij 30 km afgegraven moeten
worden. Daarom zal zand gehaald worden uit putten die een veel kleiner
oppervlak hebben en een stuk dieper zijn. Een ontgraving van 10 tot 15
meter diepte ten opzichte van de huidige zeebodem ligt voor de hand.
Putten met deze diepte worden door de stroming bij elk tij van vers
water voorzien, zodat geen zuurstofloos water ontstaat. Dat laatste
zou immers leven op de zeebodem praktisch onmogelijk maken.
Zwevende slibdeeltjes
De effecten die voorspeld zijn als gevolg van de zandwinning zijn
tweeledig. Enerzijds verdwijnt het zeeleven ter plaatse van de winning
zelf. Door zogenaamde rekolonisatie komt dit binnen enkele jaren weer
op het oude niveau. Anderzijds komen slibdeeltjes van de bodem in het
zeewater. Dat gebeurt doordat de sleephopperzuigers behalve zand ook
water naar boven pompen. Dat water vloeit, met een beperkte
hoeveelheid zand en slibdeeltjes, weer via de overvloei van het
baggerschip terug de zee in. Het zand zakt dan snel naar de bodem,
maar het lichtere slib wordt door de stroming over enige afstand
meegevoerd voor het bezinkt. Dat slib vertroebelt het water en zorgt
dat minder licht doordringt in het water. Algen groeien daardoor
minder snel waardoor minder van deze zogenaamde primaire productie
beschikbaar is als voer voor slakjes en schelpen, die op hun beurt
weer voer zijn voor hogere dieren in de voedselketen.
Vertroebeling van het water kan ook gevolgen hebben voor vissen en
vogels die op zicht jagen. Tegelijkertijd kan dit weer positief
uitpakken voor de soorten waarop dan gejaagd wordt. Het is echter zeer
de vraag of dit soort theoretische mogelijkheden zich in de praktijk
zal voordoen en dan ook nog meetbaar is.
Natuurlijk fenomeen
Aanwezigheid van zwevend slib in het zeewater is op zich een
natuurlijk fenomeen. Rivieren voeren continu slib aan. Ook vanuit het
Nauw van Calais komt jaarlijks 10 tot 40 miljoen ton slib de Noordzee
in. Het bezinkt in stilstaand of langzaam stromend water en wordt
losgewoeld als de stroming toeneemt of door de golfslag bij harde
wind. Zo zit er veel slib in het water in de Voordelta en de
zogenaamde kustrivier, de doorgaande stroming met relatief zoet (want
rivier)water van zuid naar noord vlak langs de kust.
Expertmeetings
In de voorbereiding van het onderzoek heeft het Havenbedrijf enkele
`expertmeetings' gehouden. Daarbij zijn doelstellingen en
onderzoeksmethode uitgebreid besproken met een groep van zo'n 20
deskundigen op het gebied van maritieme ecologie en onderzoek. Het
onderzoek wordt uitgevoerd door Institute of Estuarine and Coastal
Studies (IECS) van de universiteit van Hull (GB) vanaf de kotter MS
Jade. Het onderzoek is Europees aanbesteed en duurt ongeveer 2 weken.