Antwoorden op kamervragen van Schippers over de wenselijkheid van een minimum leeftijd voor niet medisch noodzakelijke cosmetische chirurgie
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
PG-K-U-2774022
9 juli 2007
Antwoorden van minister Klink op kamervragen van het Kamerlid
Schippers over de wenselijkheid van een minimum leeftijd voor niet
medisch noodzakelijke cosmetische chirurgie (2060716210).
Vraag 1
Kent u het artikel over plastisch chirurgie bij minderjarigen? 1)
Antwoord 1
Ja
Vraag 2
Is er een wettelijk vastgestelde minimumleeftijd waarop niet-medische
plastisch chirurgische ingrepen mogen worden gedaan? Is er een
minimumleeftijd waaraan de beroepsvereniging van plastisch chirurgen
zich committeert als het gaat om niet medisch noodzakelijke plastisch
chirurgische ingrepen?
Antwoord 2
Er is geen wettelijke vastgestelde minimumleeftijd voor plastische
chirurgische ingrepen die medisch niet noodzakelijk zijn. Een
plastisch chirurgische ingreep is een medische handeling waarvoor, ook
als die ingreep medisch niet noodzakelijk is, de normen van de Wgbo
(art. 7: 446 e.v. BW) gelden. Zo is iedere hulpverlener verplicht om
de zorg zoals een goed hulpverlener betaamt te verlenen en daarbij te
handelen in overeenstemming met de op hem rustende
verantwoordelijkheid, voortvloeiend uit de voor hulpverleners geldende
professionele standaard (BW art. 7:453). Hieruit vloeit voort dat een
hulpverlener zich kritisch moet opstellen tegenover een verzoek van
een minderjarige voor een medisch gezien niet noodzakelijke plastische
ingreep. Juist bij medisch niet noodzakelijke verrichtingen geldt
volgens de Wgbo een zwaardere informatieplicht, waarbij veel aandacht
besteed moet worden aan de risico's. Ook dient de hulpverlener na te
gaan of de patiënt de door hem verstrekte informatie begrepen heeft.
Het feit dat minderjarigen tussen 16 en 18 jaar zelfstandig mogen
beslissen ten aanzien van medische verrichtingen doet geen afbreuk aan
de zorgvuldigheidsplicht in deze van de hulpverlener. Gaat het om 12 -
16-jarigen dan geldt de eis van gezamenlijke toestemming van
minderjarige èn ouders. Ontbreekt de toestemming van de ouders dan zal
bij medisch niet noodzakelijke ingrepen onrechtmatigheid kunnen worden
aangenomen ook als het kind toestemming heeft gegeven. Bij kinderen
beneden de leeftijd van 12 jaar is altijd de toestemming van de ouders
vereist.
Ik heb de Nederlandse Vereniging voor Esthetische Plastische Chirurgie
(NVEPC) benaderd en deze vereniging heeft samen met de Nederlandse
Vereniging voor Esthetische Plastische Chirurgie (NVEPC) aangegeven
dat sommige plastisch-chirurgische ingrepen zoals uitstaande oren vaak
al op jonge leeftijd (5-8 jaar) worden gedaan. Soms hebben meisjes van
14-16 jaar al een dusdanige omvang en is de functionele en psychische
problematiek zodanig, dat een borstverkleining gewenst is. Echter,
borstvergroting vindt pas plaats bij uitgegroeid zijn, hetgeen meestal
boven de 18 jaar is. Dat laatste geldt tevens voor labia
minorareducties (kleine schaamlippen). Deze ingreep is over het
algemeen van functioneel-esthetische aard en wordt nooit - voor zover
beide beroepsverenigingen dat in beeld hebben - onder de leeftijd van
16 jaar verricht en zelden onder de leeftijd van 18 jaar. Overigens
hebben zowel de NVPC als de NVEPC op geen enkele wijze kunnen
vaststellen dat het aantal labia minorareducties de afgelopen jaren
sterk is toegenomen.
Vraag 3
Deelt u de mening dat tienermeisjes een evenwichtige afweging kunnen
maken inzake plastische chirurgie, daarbij uitdrukkelijk meegenomen
dat het hier ingrepen betreft die veelal ook implicaties hebben voor
de toekomst? Kunt u in uw antwoord het gegeven betrekken dat
tienermeisjes vaak ook psychisch en fysiek niet zijn uitgegroeid?
Antwoord 3
De wetgever heeft aan minderjarigen tussen 16 en 18 jaar een eigen
beslisruimte toegekend in medische aangelegenheden om zelf een
afweging te kunnen maken. Het lijkt mij dat een hulpverlener die merkt
dat het verzoek van een tienermeisje niet berust op een evenwichtige
afweging van alle in aanmerkingen komende feiten en omstandigheden hij
verplicht is om haar door voorlichting en advisering te helpen om tot
een evenwichtig besluit te komen. Als hij van mening is dat de ingreep
niet verantwoord of nodig is dient hij het verzoek van het
tienermeisje af te wijzen. Zie ook de informatie van de NVPC en de
NVEPC hierover in mijn antwoord op vraag 2.
Vraag 4
Kunt u aangeven waarom voor het kopen van een biertje of het rijden
van een brommer of auto wel een minimum leeftijd geldt, en jongeren
wel capabel worden geacht te beslissen over het medisch niet
noodzakelijk laten vergroten van borsten, liposuctie of
schaamlipcorrectie?
Vraag 5
Deelt u de mening dat, met de toename van het aantal
televisieprogramma's de noodzaak om als overheid aan niet medisch
noodzakelijke plastischchirurgische ingrepen een minimumleeftijdgrens
te verbinden, toeneemt? Bent u bereid de voor- en nadelen van
regulering op een rijtje te zetten en de Kamer hierover op korte
termijn te informeren?
Antwoord 4 en 5
Zie het antwoord op vraag 3. Overigens heb ik van de NVPC en de NVEPC
begrepen dat zij voorstander zijn van het invoeren van een
minimumleeftijd voor labia minorareducties, borstvergroting en
liposuctie. De beroepsgroep kan daarover richtlijnen opstellen.
Gelukkig verschijnen er steeds meer televisieprogramma's die ook de
negatieve kanten van medisch niet noodzakelijke plastische
chirurgische ingrepen laten zien. Omdat het geven van goede
evenwichtige voorlichting verplicht is, zou dat geen rol van betekenis
mogen spelen. Er ligt dus een grote verantwoordelijkheid bij de
hulpverleners.
Wat de voor- of nadelen van verdere regulering betreft merk ik het
volgende op. In medische aangelegenheden heeft de wetgever aan
minderjarigen tussen 16 en 18 jaar een eigen beslisruimte toegekend.
Het invoeren van een minimumleeftijd voor enkele specifieke medische
ingrepen doet hieraan afbreuk. Bovendien is de verantwoordelijkheid
van de hulpverlener en de plicht om te voldoen aan de eis van goed
hulpverlenerschap des te groter naarmate de ingreep medisch gezien
minder noodzakelijk is. Van de andere kant betekent het invoeren van
een minimumleeftijdgrens voor bepaalde medische ingrepen op papier een
stuk extra bescherming ten koste van nieuwe regel- en toezichtsdruk.
Gelet op de feitelijke situatie (zie bij voorbeeld het antwoord op
vraag 2), en gegeven de reeds op basis van de wet geldende
verantwoordelijkheden, acht ik de noodzaak voor regulering niet
aanwezig.
Met de antwoorden op deze vragen doe ik tegelijkertijd de toezegging
gestand uit het AO Ziekenhuizen van 14 juni 2007 om de Tweede Kamer
nader te informeren over de noodzaak om een minimumleeftijd voor
plastische chirurgie in de wet op te nemen.
1) Metro, 23 mei 2007 `Meiden steeds vaker naar plastisch chirurg'