Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33 www.szw.nl 2513AA22XA

Contactpersoon Uw brief 2060718290 Doorkiesnummer Ons kenmerk W&B/URP/07/21403 Datum 9 juli 2007 Onderwerp Kamervragen van de leden Fritsma en Wilders

Hierbij zend ik u, mede namens de Ministers van Justitie en voor Wonen, Wijken en Integratie, de antwoorden op de Kamervragen van de leden Fritsma en Wilders (beide PVV) over een werkloze burqa-draagster.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(A. Aboutaleb)

Ons kenmerk W&B/URP/07/21403

2060718290
Vragen van de leden Fritsma en Wilders (beiden PVV) aan de ministers van Justitie en voor Wonen, Wijken en Integratie en de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over een werkloze burqa-draagster. (Ingezonden 14 juni 2007) Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van het bericht "Gemeente mag werkloze burqadrager niet korten"?1 Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat het schandelijk is dat een Amsterdamse rechter heeft bepaald dat een burqadraagster niet gekort mag worden op haar uitkering, terwijl duidelijk is dat ze door het dragen van zo'n kledingstuk verwijtbaar werkloos is? Sinds wanneer is in Nederland de sharia ingevoerd?
Antwoord 2
In de Wet werk en bijstand (WWB) staat werk boven inkomen. In dat kader geldt dat alle (potentiële) bijstandsgerechtigden dienen te voldoen aan zowel de arbeidsverplichting als de re-integratieverplichting. In individuele gevallen kan de belemmering die een bepaalde kledingswijze vormt voor de arbeidsinschakeling van een bijstandsgerechtigde gevolgen hebben voor het recht op bijstand. Of dit in het individuele geval aan de orde is, is ter beoordeling van de gemeente en zonodig van de rechter. In de uitspraak van de Voorzieningenrechter Amsterdam is niet gezegd dat het dragen van een boerka geen consequenties kan hebben voor het recht op bijstand. Er is gezegd dat de consequenties die de gemeente daar in het concrete geval aan verbonden heeft "disproportioneel" zijn. Gegeven het soort uitspraak (voorlopige voorziening) en de inhoud van de uitspraak is er op dit moment geen aanleiding te veronderstellen dat bij de huidige stand van zaken in individuele gevallen een bepaalde kledingswijze die belemmerend werkt voor de arbeidsinschakeling geen consequenties voor de uitkering zou kunnen hebben. Zoals in het AO d.d. 13 juni jl. door de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) is aangegeven, zal uw Kamer worden geïnformeerd over de stappen die hij zal gaan nemen indien uit de gerechtelijke procedure blijkt dat gemeenten geen mogelijkheid hebben ingeval van verwijtbare werkloosheid wegens het dragen van gelaatsbedekkende kleding de uitkering te korten.
Ook in de motie van de leden Nicolaï en Spekman2 wordt verzocht indien de uitspraak van de voorzieningenrechter Amsterdam in de bodemprocedure wordt bevestigd, uw Kamer te informeren over te nemen stappen om in dergelijke gevallen het korten van uitkeringen mogelijk te laten blijven. Hieraan zal gevolg worden gegeven.


1 http://www.elsevier.nl/nieuws/nederland/artikel/asp/artnr/156391/index.html


2 Kamerstukken II, 2006/07, 30 545, nr. 25

---

Ons kenmerk W&B/URP/07/21403

Vraag 3
Deelt u voorts de mening dat Nederlandse rechters niet het islamitische geloof maar de Nederlandse normen en waarden als uitgangspunt moeten nemen? Bent u niet bang dat er na deze uitspraak veel moslima's met een burqa aan naar de sociale dienst zullen lopen omdat ze ongestraft werk kunnen weigeren?
Antwoord 3
De Nederlandse rechter dient zich te houden aan het Nederlandse recht, waaronder de grondrechten in hoofdstuk 1 van de Grondwet, het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten. Net als andere religies, valt ook het islamitische geloof onder de grondwettelijk en verdragsrechtelijk beschermde godsdienstvrijheid. Zoals in antwoord 1 is aangegeven geeft de uitspraak van de Amsterdamse Voorzieningenrechter naar de huidige stand van zaken geen aanleiding te veronderstellen dat in individuele gevallen een bepaalde kledingwijze die belemmerend werkt voor de arbeidsinschakeling geen consequenties voor de uitkering zou kunnen hebben. Wij hebben geen aanleiding om mee te gaan met de veronderstelling dat veel moslima's met een boerka aan naar de sociale dienst zullen lopen omdat ze ongestraft werk kunnen weigeren. Vraag 4
Kunt u er bij de gemeente Diemen op aandringen om in beroep te gaan tegen deze onbegrijpelijke uitspraak?
Antwoord 4
Tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter kan geen hoger beroep worden ingesteld (artikel 18, tweede lid, Beroepswet). Wel kan in de bodemprocedure beroep tegen een afwijzing op bezwaar en hoger beroep bij een afwijzing op beroep bij respectievelijk de rechtbank en de Centrale Raad van Beroep worden ingesteld. De uitvoering van de WWB is opgedragen aan gemeenten. Dit betekent dat zij verantwoordelijk zijn voor de in dat kader te nemen beslissingen. De Staatssecretaris van SZW kan en mag geen invloed uitoefenen op beslissingen die gemeenten in individuele gevallen nemen. Vraag 5
Bent u bereid de door de Kamer aangenomen motie-Wilders om te komen tot een burqaverbod3 thans met spoed uit te voeren?
Antwoord 5
Een uitsluitend tegen de boerka of andere islamitische gelaatsbedekkende sluiers gericht verbod is in strijd met de vrijheid van godsdienst en het gelijkheidsbeginsel (artikel 1 en 6 Grondwet, artikel 9 en 14 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, artikel 18 en 26 Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten en de Algemene Wet Gelijke Behandeling). Ook een algemeen geformuleerd verbod op het dragen van


3 Kamerstuk 29745, nr. 41, vergaderjaar 2005-2006


---

Ons kenmerk W&B/URP/07/21403

gelaatsbedekkende kleding is constitutioneel onwenselijk en juridisch problematisch. Wel bestaan op verschillende terreinen reeds specifieke wettelijke mogelijkheden om gezichtsbedekkende kleding te verbieden of te belemmeren en wordt van de mogelijkheid daartoe ook gebruik gemaakt. Verder kunnen ter bescherming van de openbare orde en veiligheid nadere regels worden gesteld. Naar aanleiding van de motie Wilders onderzoekt het kabinet thans in lijn met het coalitieakkoord of deze voorschriften aanvulling behoeven of, en zo ja, op welke wijze een en ander dan wettelijk moet worden verankerd. Daartoe is nader advies gevraagd aan het College van procureurs-generaal, de Raad van hoofdcommissarissen en de Korpsbeheerders, alsmede de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Hiernaast wordt een aantal openbaar vervoerbedrijven geconsulteerd over de behoeften aan aanvullende voorschriften in de semi-publieke ruimte. Zodra dit onderzoek zal zijn afgerond, zal uw Kamer van de resultaten op de hoogte worden gesteld. Behalve het instellen van een onderzoek, zal het kabinet ook een noodzakelijk maatschappelijk debat over het dragen van een boerka met én binnen de moslimgemeenschap faciliteren.


---