Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DLZ/CB-U-2777041
9 juli 2007
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft mij
gevraagd om een reactie op de brief van de stichting Woonzorgcentra
Flevoland aangaande de AWBZ-zorg in Flevoland, gedateerd 24 april
2007.
In de brief worden twee onderwerpen aangesneden door de stichting. De
eerste betreft de afrekening 2006 en het tweede onderwerp gaat over de
contractering 2007.
Met betrekking tot de afrekening 2006 spreekt de stichting haar
teleurstelling uit over het niet vergoeden van de aangevraagde
overproductie 2006 door de NZa. Het gaat hierbij om een bedrag van EUR
542.000. De extra kosten hebben betrekking op de aanvullende
verpleeghuiszorg.
Naar aanleiding van de motie Kant (30 800 XVI nr. 59) is de NZa
verzocht om eenmalig op basis van de nacalculatie 2006 aan aanbieders
een financiële tegemoetkoming te geven voor de extra zorgleverantie,
indien sprake is geweest van het voorkomen van problematische
wachtlijsten. Mevrouw Kant spreekt in dit kader over `terechte
overproductie'.
In de nacalculatieronde heeft de NZa alle ingediende aanvragen
beoordeeld. Basis voor deze beoordeling vormde een beleidsregel. In
deze beleidsregel staat onder meer dat sprake moet zijn geweest van
overproductie waarmee problematische wachtlijsten zijn voorkomen. Ook
zijn in de beleidsregel maxima gesteld voor aanvullende toeslagen voor
verzorgingshuiszorg.
Bij de specifieke situatie van de stichting Wooncentra Flevoland is
sprake van overschrijding van dit maximum. Bij de uiteindelijke
toekenning op 1 juni 2007 heeft de NZa dan ook een korting
doorgevoerd.
In tegenstelling tot de verwachting van de stichting is een deel van
de aanvraag wel gehonoreerd en is een bedrag van EUR 173.000 aan de
stichting vergoed.
Het heeft mij teleurgesteld dat de stichting in de brief het beeld
schetst dat het beperkte verlies in 2006 op termijn zou leiden tot
faillissement van de stichting. De NZa heeft conform de vooraf bekende
beleidsregels gehandeld. Daarnaast vinden jaarlijks schommelingen
plaats in het resultaat. In 2005 heeft de stichting een positief
resultaat geboekt van EUR 550.000. Het eigen vermogen was in 2005
opgelopen tot ruim EUR 2,9 mln. Ten opzichte van de jaarlijkse omzet
(wettelijk budget aanvaardbare kosten 2005) van
EUR 10 mln. is dit een reserve van 29%. Deze reserve ligt daarmee
boven het landelijk gemiddelde.
Voor 2007 schetst de stichting eveneens een somber beeld. Bij de
huidige inzichten voorziet zij een tekort van ca. EUR 800.000.
Ook hier is sprake van een te snelle conclusie op basis van de
voorlopige contractering 2007. Zoals bekend vinden er drie
contracteringsrondes plaats. Naast de afgesloten maartronde, vindt er
ook in juli en oktober overleg plaats tussen het zorgkantoor en de
zorgaanbieders en kan bijstelling van de contractafspraken
plaatsvinden. Voor de julironde is daarbij van belang dat de NZa een
bedrag van EUR 63 mln. additioneel ter beschikking zal stellen. Deze
gelden zijn door het kabinet vrijgemaakt om tegemoet te komen aan de
door de NZa geconstateerde behoefte aan extra verpleeghuiszorg. Het
betreft hier de eerste tranche van een totaal bedrag van EUR 430 mln.
dat in de periode 2007-2011 aan de sector ter beschikking zal worden
gesteld. Gezien de zorg die door de stichting Woonzorgcentra Flevoland
wordt geleverd zal ook zij een extra vergoeding ontvangen.
Daarnaast mag van de zorgaanbieder worden verwacht dat de
bedrijfsvoering in lijn wordt gebracht met de contractafspraken met
het zorgkantoor. Het uitgangspunt is immers dat alleen die
zorgleverantie wordt vergoed die is vastgelegd in het contract met het
zorgkantoor.
Overigens heb ik u naar aanleiding van kamervragen van mevrouw Kant en
mevrouw Van Gijlswijk geïnformeerd over de analyse die de NZa in
samenwerking met CIZ en CAK heeft gemaakt over mogelijke knelpunten
2007 (nr. 1702, 30 mei 2007).
Uit deze analyse (rapport NZa van 29 mei 2007) blijkt dat, naar het
oordeel van de NZa, de beschikbare middelen voldoende zullen zijn om
landelijk in 2007 de groeiende zorgvraag te kunnen opvangen.
Afsluitend is mijn conclusie dat het zinvol is om open te staan voor
signalen uit de AWBZ-sector, zodat zo snel mogelijk kan worden
ingespeeld op mogelijke knelpunten die kunnen gaan ontstaan. Het is
daarbij wel noodzakelijk om alle elementen te overzien en eventuele
aanvragen vanuit de sector in dit perspectief te beoordelen.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
mw. dr. J. Bussemaker