Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAA
DMO/PO-2778931
9 juli 2007
Hierbij stuur ik u ter informatie toe het NIVEL-rapport: "Anders of
toch niet?". Dit rapport gaat over de participatie van mensen met een
verstandelijke beperking op verschillende terreinen van de Nederlandse
samenleving. Dit is de eerste rapportage over dit onderwerp voor deze
doelgroep. De bevindingen in dit rapport kunnen dan ook worden gezien
als voorstudie of nulmeting.
De opzet van deze rapportage is vergelijkbaar met de
participatiemonitor voor mensen een lichamelijke beperking. Deze
basismeting participatiemonitor "Participatie van mensen met
beperkingen 2005" is u 25 oktober jl. toegezonden (TK vergaderjaar
2006-2007, 30 800 XVI, nr. 24). Het NIVEL heeft met subsidie van VWS
deze basismeting participatiemonitor ontwikkeld. De bedoeling is over
beide groepen in 2008 een gezamenlijke Participatiemonitor 2007 uit te
brengen.
Deze uitkomsten zullen worden bezien in het licht van de beoogde
effecten van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Wet
gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte
(Wgbh/cz).
Het rapport "Anders of toch niet?"geeft een goed inzicht in de
ervaringen van mensen met een lichte of matige verstandelijke
beperking, hoe zij deelnemen aan de samenleving en wat zij vinden van
hun participatie (zoals vervoer, sociale toegankelijkheid van de
samenleving, wonen, onderwijs, werk en dagactiviteiten, vrije tijd en
sociale contacten). Uit dit rapport blijkt dat mensen met een
verstandelijke beperking actief deelnemen aan de samenleving en dit
ook willen. Zij hebben onderwijs gevolgd, werken of hebben een andere
vorm van dagbesteding, zij gaan wel eens uit en hebben sociale
contacten waar zij zich prettig bij voelen.
Uit dit rapport blijkt ook, dat zij voornamelijk wonen, werken en
recreëren temidden van andere mensen met een verstandelijke beperking,
familieleden of begeleiders.
Het sociale netwerk is over het algemeen niet groot en bestaat vooral
uit anderen met een verstandelijke beperking, familieleden en
zorgverleners of begeleiders. Dit sociale netwerk is daardoor vaak
kwetsbaar (georganiseerd door professionals en mantelzorgers).
De meeste mensen voelen zich prettig in hun woonomgeving. Over het
algemeen zijn mensen die naar een kleinere woongroep in de wijk zijn
verhuisd zeer tevreden.
Ongeveer 44% van de mensen met een verstandelijke beperking zegt zich
wel eens eenzaam te voelen. Hierbij is er geen verschil tussen de
mensen die alleen of met meerdere mensen samen wonen. Zowel de mensen
die op een instellingsterrein wonen als de mensen die in een woonwijk
wonen, zijn in ruime meerderheid tevreden met de eigen woonsituatie.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
mw. dr. J. Bussemaker