Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

logoocw

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Postbus 20018

2500 EA 's-Gravenhage

Den Haag Ons kenmerk uli 2007
5 j IB/2007/25785

Onderwerp Bijlage(n) verslag OJC-Raad 24-25 mei 2007 verslag OJC-Raad

Hierbij stuur ik u het verslag van de Europese Onderwijs, Jeugd en Cultuur Raad van 24-25 mei 2007.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

dr. Ronald H.A. Plasterk

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl

blad 2/6

Verslag van de OJC-Raad van 24-25 mei 2007

CULTUUR

Creatieve industrie
De Raad bereikte een akkoord over de Raadsconclusies met betrekking tot Creatieve Industrie. De Raadsconclusies, die de bijdrage van creatieve bedrijfstakken aan de Lissabondoelstellingen betroffen, zijn in lijn met de conclusie van de Europese Raad, waarin het belang van de creatieve sector ­ en in het bijzonder het MKB ­ voor het halen van de Lissabondoelstellingen wordt onderschreven. Door enkele lidstaten werd het belang van stimulering van netwerkvorming in een Europees beleid voor creatieve bedrijfstakken en het belang van toegang tot kapitaal voor creatieve ondernemingen benadrukt, terwijl anderen meenden dat de nieuwe ambities van de conclusies een gevolg hebben voor de verdeling van de middelen uit de bestaande stimuleringsprogramma's. Ook werd verwezen naar de noodzaak van stimulering van culturele verscheidenheid en dialoog.

Europese Culturele Hoofdstad
Door loting werd beslist dat Ierland en Griekenland experts zullen leveren voor een jury die adviseert over de kandidaturen voor de Europese Culturele Hoofdstad.

Commissiemededeling `Culture in a globalizing world' In haar presentatie over de nieuwe Mededeling `Culture in a globalizing world' stelt de Commissie dat er meer dan ooit een opdracht ligt om Europa dichter bij de burger te brengen en dat het tekenend is dat onderwerpen als burgerschap en identiteit juist nu in het brandpunt van de aandacht staan. Dit verklaart waarom de Commissie nu komt met een mededeling waarin een culturele agenda wordt gepresenteerd, zowel voor de Unie intern, als voor de relatie met derde landen. De Commissaris noemt de drie doelstellingen van de mededeling: 1) bevorderen van culturele diversiteit en interculturele dialoog 2) het stimuleren van cultuur en creativiteit als katalysator voor economische groei en 3) het bevorderen van cultuur als element in de externe relaties van de EU. Om deze doelstellingen te effectueren stelt de Commissie de toepassing van de open methode van coördinatie (OMC) voor. Deze methode is volgens de Commissie al zeer succesvol toegepast op andere terreinen. Nu zal de Raad het eens moeten worden over de onderwerpen waarop de OMC kan worden toegepast. Deze onderwerpen moeten in een werkplan van de Raad worden opgenomen; de Commissie stelt voor dat deze ambitie ook zal worden voorgelegd aan de Europese Raad in december 2007.

Toegang van jeugd tot gesubsidieerde culturele 'huizen' De Belgische minister Anciaux pleit voor voorstellen van de Commissie gericht op het vergroten van de cultuurparticipatie van de jeugd. België denkt bijvoorbeeld aan het ontwikkelen van een Europese jeugdkaart die gratis toegang geeft tot gesubsidieerde culturele 'huizen'. Hierop wordt verder niet ingegaan.

blad 3/6

MEDIA

Politiek akkoord richtlijn audiovisuele mediadiensten De Raad bereikte een akkoord over de richtlijn audiovisuele mediadiensten Alle lidstaten stemden in met de voorliggende tekst inzake deze richtlijn. Door dit politieke akkoord en de toezegging van het parlement dat ze in tweede lezing geen amendementen meer zal indienen, is een vroegtijdig tweede lezing van het akkoord mogelijk geworden. Commissaris Reding gaf aan dat met het bereikte resultaat een grote stap was gezet naar een audiovisueel medialandschap met een duidelijk juridisch kader, dat een goede balans had weten te vinden tussen de belangen van de kijker enerzijds en de belangen van de mediabedrijven aan de andere kant. Ze kondigde aan na de zomer met een initiatief te komen om de Europese regels voor content verder te stroomlijnen, in een mededeling over Content-Online.

Naast de dankbetuigingen werden er ook nog enkele kritische opmerkingen gemaakt. Een aantal lidstaten wees erop dat gelet op de woordenstrijd die de afgelopen maanden is gevoerd in de onderhandelingen, de vertalingen door de juristen/linguïsten kritisch zullen worden gevolgd. Andere lidstaten wezen erop dat de Commissie ook moet toezien op een correcte implementatie, teneinde een gelijk speelveld in Europa te creëren. Frankrijk betreurde het dat de jurisdictiebepalingen niet waren uitgebreid naar on-demand diensten. Oostenrijk herhaalde nog eens haar vrees dat grote juridische problemen zouden ontstaan bij het recht op korte nieuwsberichten, doordat niet voor één rechtssysteem is gekozen. België en Slovenië gaven aan dat ze liever striktere bepalingen hadden gezien bij de bescherming van jeugdigen, door helemaal geen reclameonderbrekingen toe te staan bij kinderprogramma's. Denemarken gaf aan dat ze liever een totaal verbod voor productplaatsing had gezien alsmede een minder vergaande liberalisatie van de reclameregels. Ook Italië gaf aan dat ze bang was voor teveel productplaatsing in de toekomst.

Nederland merkte op dat zij graag meer begrip had gezien voor "ontvangende landen" ingeval een omroep uitzendt vanuit een andere Lidstaat, maar gaf aan dat gelet op de politieke gevoeligheid van dit thema er nu een aanvaardbaar compromis was bereikt. Verder sprak Nederland haar waardering uit voor het feit dat de reikwijdte van de richtlijn beperkt is gebleven, zodat nieuwe diensten in de audiovisuele sector niet onnodig belemmerd worden. Tot slot was Nederland positief dat de richtlijn nu aanspoort om kinderen beter te beschermen tegen de invloeden van reclame voor ongezond voedsel.

ONDERWIJS

Samenhangend kader van indicatoren en benchmarks
De Raad heeft gedachten gewisseld over het raamwerk van indicatoren en benchmarks dat tot doel heeft de voortgang te toetsen voor het behalen van Lissabon doelstellingen op het terrein van onderwijs en opleiding. Op verzoek van de OJC-Raad van mei 2005 heeft de Commissie twintig internationaal vergelijkbare indicatoren voorgesteld. In de Raadsconclusies worden er 16 hiervan overgenomen.

blad 4/6

Veel lidstaten geven aan het gebruik van valide, eenvoudig te interpreteren internationaal vergelijkbare indicatoren in het kader van de toepassing van de open methode van coördinatie volledig te ondersteunen. Commentaren spitsen zich toe op de noodzakelijke aandacht voor de methodologie en op de precieze definiëring van de indicatoren. Portugal zou graag ook dynamische indicatoren opgenomen zien, zodat de voortgang op relevante terreinen beter in de tijd gemeten kan worden, en pleit voor het opnemen van een indicator om integratie te meten. Tijdens dit onderdeel van de agenda is ook ingegaan op de Mededeling over de Taalvaardigheidsindicator. De commentaren van de lidstaten, waaronder Nederland, spitsten zich toe op de tijdsplanning (starten met testen in 2009 is niet haalbaar) en het voorkomen van te grote administratieve lastendruk. Er moet lering getrokken worden uit eerdere Europese ervaringen en nauwer aangesloten worden bij al ontwikkelde Europese instrumenten (onder andere door de Raad van Europa). Enkele lidstaten pleiten voor het beschikbaar komen van testen in alle officiële talen van de EU voordat de volgende ronde start. Portugal dient hiertoe een amendement in onder `merkt op dat', dat met algemene stemmen wordt aangenomen.
In reactie op het commentaar geeft de Commissie aan in te kunnen stemmen met een start in 2010.

Empirisch onderbouwde beleidsvorming op het gebied van onderwijs Tijdens de OJC-Raad van 16 februari jl. is door veel lidstaten in het kader van "onderwijs en opleiding na 2010" nadruk gelegd op het belang van meer onderzoek en van het streven naar een evaluatiecultuur voor goede beleidsvorming op het terrein van onderwijs. De Raad heeft hierover aan de hand van een aantal vragen verder van gedachten gewisseld. De Commissie benadrukt in haar inleidende woorden dat het belangrijk is om te weten wat wérkt als het om onderwijsbeleid gaat. Kort na de zomer zal een Mededeling uitgebracht worden over onderbouwde beleidsvorming met een actieplan dat voorstellen bevat voor concrete initiatieven die op nationaal en EU-niveau genomen kunnen worden. De inbreng van de bewindslieden tijdens deze Raad zal in de Commissie-mededeling worden meegenomen. Van Nederlandse zijde is aangegeven dat het onderwerp al enige jaren met grote interesse wordt gevolgd. Eind mei is er in Den Haag een peer-learning bijeenkomst die ondermeer tot doel heeft lidstaten te ondersteunen bij het uitwisselen van goede praktijken. Ook de andere lidstaten geven aan het onderwerp van groot belang te vinden. Nauwe samenwerking met en toegang tot de databases van organisaties zoals OESO en Eurostat wordt door veel lidstaten bepleit. In diverse landen zijn er initiatieven en ideeën om de relatie tussen kennis, beleid en praktijk te versterken. Van initiatieven voor een ´clearing house´ voor onderzoek dat zich o.a. bezig gaat houden met het selecteren van voor beleidsvorming relevant onderzoek, openbare debatten, tot het werken met kennisgemeenschappen, het opzetten van een Kenniskamer of oprichting van een onderzoeksinstituut voor evidence-based onderwijs.

blad 5/6

Veel lidstaten geven aan de peer learning activiteiten een belangrijk middel te vinden om relevante resultaten te verspreiden. Er zijn fora nodig voor het uitwisselen van gegevens, zoals de OESO. Opvallend vaak wordt er ingegaan op het belang van het stimuleren van relevant en kwalitatief goed onderzoek. Het is zaak om een goede selectie te maken uit onderzoek; er moet goed bezien worden welk onderzoek voldoet aan de eisen om mede te kunnen dienen als basis voor beleidsvorming; en onderzoek moet bestand zijn tegen frequente wisseling van de politieke wacht. Ook moet dubbel onderzoek voorkomen worden en moeten de resultaten goed gecoördineerd en verspreid worden. Voor dit alles is er een bepaald wetenschappelijk potentieel nodig, ook om onderzoek te analyseren, en dat is niet altijd voorhanden. Alleen al om die reden is samenwerking over de grenzen van de lidstaten heen belangrijk. Speciale aandacht is nodig voor de opleiding van leraren, omdat het van groot belang is dat eventuele resulaten snel opgepakt worden. Ten slotte zou financiële ondersteuning door de Commissie overwogen kunnen worden.

Diversen
Het Duitse Voorzitterschap geeft een korte toelichting op de stand van zaken rond het Voorstel van de Commissie tot oprichting van een European Institute for Technology (EIT). De laatste tijd is er goede voortgang geboekt in de ad-hoc Werkgroep EIT. Er is inmiddels een compromis tekst gemaakt door het Voorzitterschap die lijkt te kunnen rekenen op instemming van (de meeste) lidstaten. Ingezet wordt op een twee-staps benadering waarbij in eerste instantie twee Kennis en Innovatie Gemeenschappen zullen worden opgezet. De EU-financiering hiervoor bedraagt 310 miljoen euro. Naar verwachting zal binnenkort een politiek besluit genomen kunnen worden over het EIT. Daarna zal er tussen Raad, Commissie en Europees Parlement een gesprek volgen over de financiering ervan. Rond het Europees Kwalificatie Raamwerk heeft een uitgebreid consultatieproces plaatsgevonden. Tijdens een korte toelichting op de huidige stand van zaken werd aangegeven dat een standpunt van het Europees Parlement op het voorstel tussen juli en september as. wordt verwacht. Het Portugees Voorzitterschap zal de draad dan weer oppakken.
De Commissie heeft in de OJC Raad van februari al geleden aangekondigd voornemens te zijn aan om 2009 uit te roepen tot het Jaar van Onderwijs en Cultuur. Centraal zal staan een zo breed mogelijke ontwikkeling van het potentieel van een individu, waardoor naast de economische aspecten ook een keer andere aspecten van onderwijs breed de aandacht kunnen krijgen. De Commissie heeft veel positieve reacties ontvangen te hebben op haar voornemen. Naar het zich nu laat aanzien zal in 2009 de persoonlijke capaciteit om te innoveren, cultureel bewustzijn en ondernemerschap centraal staan. Oostenrijk verzoekt het inkomende Portugese Voorzitterschap aandacht te besteden aan de wijze waarop het onderwerp Toegankelijkheid van het hoger onderwijs binnen de EU wordt benaderd. In hun notitie wordt er vanuit gegaan dat er sprake is van twee fundamenteel verschillende benaderingen. Enerzijds wordt uitgegaan van een "Interne Markt" principe, anderzijds van nationale verantwoordelijkheid voor de onderwijssystemen. Directe aanleiding voor het verzoek vormt de zogenaamde "bypass-mobiliteit", waarbij studenten uit de ene lidstaat beperkingen in eigen land

blad 6/6

omzeilen en gaan studeren in een andere lidstaat, hiermee studenten uit deze lidstaat verdringend. Portugal is graag bereid hieraan aandacht te schenken maar verzoekt om meer informatie over ongewenste situaties die als basis kunnen dienen voor een grondige analyse vooraf. Tijdens de Europese Raad in Barcelona in 2002 is voor de eerste keer een vijf jaren programma vastgesteld voor samenwerking tussen de EU en landen in de zogenaamde Euromed Regio (waartoe bv. ook Israël, Syrië en Turkije behoren). Op 18 juni zal in Caïro een bijeenkomst plaatsvinden voor ministers van Onderwijs en Wetenschap in het kader van de Euro-Mediterrane samenwerking. De Euromed ministers van Buitenlandse Zaken hebben hierop aangedrongen tijdens een Euromed- bijeenkomst in 2006. Aanleiding was de wens om de grote verschillen tussen de betrokken landen op het terrein van onderwijs te verkleinen en een nieuwe impuls te geven in de zuidelijke landen op hoger onderwijs- en wetenschapsterrein. Een verklaring wordt voorbereid, waarin het commitment van de Euromed ministers van Onderwijs en Wetenschap centraal staat aan een aantal doelen en van het maken van afspraken over "deliverables" op terrein van wetenschap en hoger onderwijs. Agenda van het Portugese voorzitterschap: een verdere verdieping van de Lissabon Strategie zal centraal staan en in het bijzonder het belang van een centrale rol van onderwijs en wetenschap in die strategie. Enkele belangrijke thema's zullen zijn kansgelijkheid en kwaliteit in het onderwijs, sociale samenhang, de vergrijzing in samenhang met een Leven Lang Leren, de modernisering van het Hoger Onderwijs, samenwerking in het kader van Erasmus (actief sociaal beleid nodig) en ontwikkelingen na 2010.