Beantwoording vragen lid Kant over de hulpverlening aan nabestaanden van
Srebrenica
05-07-2007 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Graag bied ik u hierbij, mede namens de minister van Buitenlandse
Zaken, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het
lid Kant over de hulpverlening aan nabestaanden van Srebrenica. Deze
vragen werden ingezonden op 13 juni 2007 met kenmerk 2060718070.
De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Bert Koenders
Antwoorden van de heer Koenders, minister voor
Ontwikkelingssamenwerking, mede namens de minister van Buitenlandse
zaken, op vragen van het lid Kant (SP) over de hulpverlening aan
nabestaanden van Srebrenica.
Vraag 1
Wat is de stand van zaken van de door de toenmalige minister voor
Ontwikkelingssamenwerking in antwoord op Kamervragen gedane
toezeggingen voor de nabestaanden van Srebrenica?
Antwoord
Uit de gesprekken van de ambassade met organisaties van nabestaanden
is naar voren gekomen dat Snaga Zene dé aangewezen organisatie is voor
het meer in overeenstemming brengen van de mogelijkheden van
psychosociale hulp met de behoeften van nabestaanden en
getraumatiseerden. Met Snaga Zene wordt nu de mogelijkheid besproken
een vorm van instellingssteun te verstrekken (in plaats van
ondersteuning op projectbasis), waarmee Snaga Zene zelf (indien nodig:
buitenlandse) gespecialiseerde hulpverleners kan aantrekken.
De Nederlandse ambassade in Sarajevo heeft daarbij aangegeven als
intermediair naar Nederlandse organisaties te kunnen optreden.
Vraag 2
Is het waar dat Nederland een van de weinige donoren is die
psychosociale projecten voor nabestaanden van Srebrenica financiert?
Is het tevens waar dat buitenlandse donoren zich steeds meer
terugtrekken? Is u bekend wat de officiële redenen zijn van dit
beleid? Kunt u dat toelichten?
Antwoord
Het is juist dat Nederland een van de weinige donoren is die dit soort
projecten financiert. Het is inderdaad zo dat veel bilaterale donoren
hun programma in Bosnië-Herzegovina afbouwen. Dit is een afweging die
verder door de betrokken donoren zelf gemaakt wordt. Hierbij zal
meespelen dat Bosnië-Herzegovina niet tot de groep van armste landen
behoort, maar op de zogenoemde DAC-lijst behoort tot de groep van
"Lower Middle Income Countries" en dat het zich tevens in een
pre-accessietraject richting de Europese Unie bevindt. De hulp die via
de Europese Commissie wordt verstrekt wordt de komende jaren wel
vergroot.
Vraag 3
Is het waar dat er nog steeds veel vrouwen en kinderen in
vluchtelingenkampen leven? Is het waar dat dit volgens officiële
cijfers 2500 personen zijn, maar volgens hulpverleners veel meer? Wat
zijn uw gegevens? Is het u bekend dat in deze oorden de
leefomstandigheden nog altijd uitgesproken slecht zijn en dat in het
rapport van de inventarisatie die de toenmalige minister voor
Ontwikkelingssamenwerking heeft laten uitvoeren, geschreven wordt dat
deze mensen direct alle mogelijke hulp nodig hebben, en niet alleen
zij, maar dat er nog vele overlevenden zijn die in uitgesproken
moeilijke omstandigheden leven? Wat gaat u verder met de uitkomsten
van dit onderzoek doen?
Antwoord
Het geven van een eenduidige opgave van het aantal mensen dat in
zogenoemde `collective centres' leeft blijkt nagenoeg onmogelijk. De
meest recente opgave is afkomstig van UNHCR (mei 2007) in Bosnië
Herzegovina. Hierin wordt melding gemaakt van circa 3000 mensen in het
kanton Sarajevo die leven in door de staat Bosnië Herzegovina
gefinancierde `urban centres'. In een artikel in de krant Oslobodjenje
van 31 mei 2007 wordt melding gemaakt van 2250 families, bestaande uit
circa 5400 personen, die voor onderdak zijn aangewezen op zogenoemde
`collective centres'. Zowel UNHCR als Oslobodjenje geven een somber
beeld van de levensomstandigheden in deze centra. Zo zou het niet
altijd eenvoudig zijn zich toegang te verwerven tot de -wettelijke
gewaarborgde- gezondheidszorg en sociale zekerheid. Hoewel niet wordt
gemeld hoe groot het percentage vrouwen en kinderen binnen deze groep
is, kan worden gesteld dat zij wel de meerderheid daarvan uitmaken.
De rapportage van UNHCR toont evenwel ook aan dat in het eerste
kwartaal van dit jaar alleen al circa 1586 mensen -duurzaam- zijn
teruggekeerd naar de plaats van herkomst. Hoewel deze cijfers
bemoedigend zijn te noemen, moet er nog veel gebeuren voor het
`displaced persons'- en vluchtelingenvraagstuk volledig is opgelost.
De internationale gemeenschap is nog steeds betrokken bij het herstel
van en de nieuwbouw van woningen, bestemd voor de (her) huisvesting
van displaced persons en vluchtelingen. Nederland heeft zich eind 2006
opnieuw gecommitteerd om -vooralsnog- tot 2008 hieraan bij te dragen.
Voor het aspect inzake de psychosociale zorg verwijs ik naar het
antwoord op vraag 1.
Vraag 4
Bent u bereid om meer ondersteuning en expertise beschikbaar te
stellen om samen met Nederlandse en Europese niet-gouvernementele
organisaties (ngo's) en lokale overheden projecten te starten om
Srebrenica-overlevenden een betere en menswaardiger toekomst te bieden
op het gebied van huisvesting, werk, scholing en psychosociale zorg?
Denkt u hierbij bijvoorbeeld aan begeleidwonenprojecten voor ernstig
getraumatiseerde vrouwen en leer/werkprojecten voor kansarme jongeren?
Vraag 5
Ziet u mogelijkheden om Nederlandse organisaties op het gebied van
(geestelijke)gezondheidszorg, onderwijs en welzijn, maar ook op het
gebied van kennis, economie, landbouw en milieu, te stimuleren, te
ondersteunen en te faciliteren om samen met lokale Bosnische
organisaties te onderzoeken of er samenwerking en uitwisseling van
expertise kan plaatsvinden?
Antwoord
De Nederlandse inspanning is primair gericht op de ondersteuning van
lokale organisaties en lokale overheden. Alleen op deze wijze kan een
duurzame oplossing worden geboden voor de gesignaleerde problematiek.
Mede gezien de recente eis voor een speciale status voor Srebrenica
-naar aanleiding van de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof-
is er ook bij andere vertegenwoordigers van de internationale
gemeenschap meer aandacht voor Srebrenica ontstaan. Onder leiding van
de recent door de Hoge Vertegenwoordiger benoemde speciale gezant voor
Srebrenica, wordt getracht de situatie in Srebrenica verder te
verbeteren. Centrale conclusie die hier uit naar voren is gekomen is
dat de verdere verbeteringen niet mogelijk zijn zonder dat de centrale
en lokale Bosnische autoriteiten meer verantwoordelijkheid gaan dragen
voor de situatie in dit gebied. Dit heeft zowel betrekking op
wetgeving (onderwijs, gezondheidszorg) als het stimuleren van
economische ontwikkeling.
Dit neemt niet weg dat ik betrokkenheid van Nederlandse organisaties
toejuich en dat de Nederlandse ambassade in Sarajevo hierbij een
faciliterende rol kan spelen. De ambassade wordt betrokken bij
verkennende gesprekken van een aantal Nederlandse organisaties die
geïnteresseerd zijn in capaciteitsopbouw van de psychosociale zorg.
Vraag 6
Was u op de hoogte van de komst naar Den Haag van een groep
nabestaanden uit Srebrenica op maandag 4 juni jl.? Was er een
vertegenwoordiger van de regering om deze groep te woord te staan en
indien nodig voor de lunch uit te nodigen, ondanks het feit dat deze
nabestaanden de Staat der Nederlanden kwamen aanklagen? Indien neen,
waarom niet? Zo ja, op welke wijze hebt u beloofd contact te
onderhouden? Deelt u de mening dat de vrouwen van Srebrenica met
vriendelijkheid en respect door de Nederlandse regering bejegend
dienen te worden?
Antwoord
Ja, de regering was op de hoogte van de komst van genoemde groep
nabestaanden. De Nederlandse ambassade in Sarajevo heeft gratis visa
gefaciliteerd voor de groep nabestaanden om naar Nederland te kunnen
reizen. Daarbij werd door de aanvragers als doel gemeld het
ondersteunen van "de aanklacht". Ook was bekend dat een aantal
Bosnische advocaten zou meereizen. Het Ministerie van Algemene Zaken
werd een dag tevoren gemeld dat een delegatie uit de groep de
"dagvaarding" wenste aan te bieden. Het bleek uiteindelijk te gaan om
een petitie met informatie over de dagvaarding. Hierop zijn de
advocaten en de groep nabestaanden door een ambtelijke delegatie
bestaande uit vertegenwoordigers van de ministeries van Algemene en
van Buitenlandse Zaken ontvangen en te woord gestaan. Daarbij is onder
meer aangegeven dat verder contact met de Nederlandse ambassadeur in
Sarajevo zou kunnen plaatsvinden.
De vrouwen van Srebrenica, evenals andere groepen die nabestaanden
vertegenwoordigen, worden uiteraard altijd met respect behandeld. Het
feit dat zij de Nederlandse Staat aanklagen doet hieraan niets af. De
vorige minister van Buitenlandse Zaken heeft tijdens de tienjarige
Srebrenica-herdenking een indringend gesprek gehad met
nabestaanden-organisaties. Daarna, in oktober 2005, heeft ook de
vorige minister voor Ontwikkelingssamenwerking in Srebrenica
uitgebreid met nabestaanden uit Potocari en Srebrenica gesproken.
De ambassadeur in Sarajevo voert zoals gezegd namens de minister van
Buitenlandse Zaken met regelmaat gesprekken met deze organisaties,
waaronder zich ook vrouwen bevinden die bovengenoemde rechtszaak
hebben aangespannen. Deze dialoog wordt naar eigen zeggen door
betrokkenen gewaardeerd.
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken