abcdefgh
Aan
de voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Binnenhof 4
2513 AA DEN HAAG
Contactpersoon Doorkiesnummer
- -
Datum Bijlage(n)
5 juli 2007 1
Ons kenmerk Uw kenmerk
VenW/DGP-2007/4349 -
Onderwerp
Drugs in het verkeer
Geachte voorzitter,
Naar aanleiding van vragen van de vaste Kamercommissie voor Verkeer en Waterstaat
inzake drugstesten, deel ik u het volgende mee.
Inleiding
Artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 is de basis van de aanpak van rijgevaarlijke
stoffen. Onder die stoffen vallen alcohol, drugs en geneesmiddelen of een combinatie
daarvan. In lid 1 staat: "Het is een ieder verboden een voertuig te besturen of als
bestuurder te doen besturen, terwijl hij verkeert onder zodanige invloed van een stof,
waarvan hij weet of redelijkerwijs moet weten, dat het gebruik daarvan al dan niet in
combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kan verminderen,
dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moet worden geacht".
Voor alcohol wordt in het tweede en derde lid verwezen naar een wettelijke limiet
waarboven men strafbaar is. Voor andere stoffen als drugs en geneesmiddelen
ontbreekt zo'n concretisering en moet volstaan worden met het algemene lid 1.
De huidige politiepraktijk.
1. In Nederland wordt gewerkt met de impairment methode. Deze methode
komt erop neer dat op basis van impairment (gedrag) de politie het
vermoeden kan krijgen dat een bestuurder onder invloed is van een stof als
genoemd in artikel 8. Dit vermoeden krijgt de politie op basis van:
a. observatie van het rijgedrag,
b. uiterlijke kenmerken of
c. een eigen verklaring door de bestuurder
Postadres Postbus 20901, 2500 EX Den Haag Telefoon 070 351 61 71
Bezoekadres Plesmanweg 1-6, 2597 JG Den Haag Fax 070 351 78 95
bereikbaar met tram 9 (station hs en cs) en bus 22 (station cs)
VenW/DGP-2007/4349
In de praktijk komt die erop neer dat de politie alleen in het geval van een zeer
duidelijk vermoeden betrokkene meeneemt naar het bureau voor verder onderzoek
(afnemen van bloed door een arts ten behoeve van bloedonderzoek door het
Nederlands Forensisch Instituut (NFI). Het gaat daarbij jaarlijks om zo'n 1000 gevallen.
Van deze 1000 gevallen staat het voor de politie buiten kijf dat zij gebruikt hebben,
vaak ook nog in combinatie met alcohol. Het NFI stelt vervolgens door middel van
bloedonderzoek vast of het inderdaad zo is dat er drugs gebruikt zijn. Dit leidt er
uiteindelijk toe dat van de 1000 zaken er 800 worden ingestuurd naar het openbaar
ministerie voor verdere vervolging. Van de resterende 200 zaken is de verklaring van
het NFI in de regel onvoldoende zwaar om met succes proces-verbaal terzake
overtreding artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 op te kunnen maken.
Deze 1000 zeer duidelijke gevallen vormen echter een topje van de ijsberg. De SWOV
heeft vastgesteld dat in haar onderzoek in Tilburg 10% van de bestuurders drugs had
gebruikt, waarvan in de helft van de gevallen cannabis.
Problemen bij de huidige wetgeving
Bij de opsporing en handhaving stuitte de politie op de volgende problemen:
1. De politie moet aantonen dat de bestuurder onder invloed van een stof is.
2. Zij moet aantonen dat hij daardoor niet tot behoorlijk besturen in staat was.
3. De punten 1 en 2 zijn in de praktijk alleen maar aan te tonen als de bestuurder
zeer duidelijk onder invloed is. Als er geen uiterlijke kenmerken zijn, kan de
bestuurder toch recent drugs gebruikt hebben, maar kan dat niet worden
vastgesteld.
4. Er wordt slechts een zeer klein gedeelte van de bestuurders ontdekt bij
verkeerscontroles en vervolgens wordt slechts een deel hiervan vervolgd en
veroordeeld.
Wat gebeurt er in Europa?
In oktober 2006 is het Europese DRUID-project gestart. DRUID is vooral gericht op
het betrouwbaar in kaart brengen van het probleem: hoe vaak komt drugsgebruik in
het verkeer voor en wat zijn de risico's van het gebruik.
Daarnaast is een deel van het onderzoek gericht op de evaluatie van bestaande
opsporingsmethoden en -apparaten (drugstesters en dan met name speekseltesters).
Onderzocht wordt de betrouwbaarheid en praktische bruikbaarheid van drugstesters
en andere opsporingsmethoden (observationele methoden). Het totale DRUID project
zal formeel op 15 oktober 2010 gereed zijn. Informeel zullen de resultaten eerder
beschikbaar zijn.
Bovendien wordt nu samen met Nederlandse betrokkenen bij het DRUID-project
(SWOV en politie) bekeken wat er gedaan kan worden om eerder resultaat te krijgen
met betrekking tot de drugstesters en of er nog andere mogelijkheden zijn om iets te
kunnen doen in Nederland.
Hoever zijn we nu in Nederland?
Hiervoor verwijs ik u graag naar de brief die op 13 oktober 2003 aan uw kamer is
gezonden en die ik als bijlage bij deze brief heb gevoegd (kamerstuk Tweede Kamer,
---
VenW/DGP-2007/4349
vergaderjaar 2003-2004, 29 200 Xll, nr. 8). Ik verwijs u daarbij naar de pagina's 9 en
10 en 13 t/m 19.
Problemen:
1. Het gaat bij drugs (en zeker bij medicijnen), in tegenstelling tot alcohol om
veel verschillende stoffen (drugs minimaal 5 hoofdgroepen en geneesmiddelen
minimaal 4 hoofdgroepen). Het is lastig om op een betrouwbare manier vast
te stellen of inderdaad die stoffen in het bloed voorkomen. Voorkomen moet
worden dat (te veel) bestuurders onterecht meegenomen worden naar het
bureau.
2. Daar het om een groot aantal stoffen gaat, zou getest moeten worden met
testers, die verschillende combinaties testen, het liefst alle stoffen in één keer.
Dit zowel vanuit oogpunt van tijd, kosten en efficiency. Het blijkt dat de
betrouwbaarheid voor met name cannabis te wensen overlaat, terwijl dat in
het verkeer de meest gebruikte drug is. Ook de aanwezigheid van de meest
gebruikte geneesmiddelengroep benzodiazepines is nog niet met
voldoende betrouwbaarheid langs de kant van de weg in het lichaam van de
bestuurder vast te stellen. Daarnaast heeft de ene fabrikant wel een redelijke
betrouwbaarheid voor de ene stof, maar weer niet voor de andere. Het
wachten is op een tester die voor alle stoffen een redelijke betrouwbaarheid
heeft. Of testers voldoende betrouwbaar zijn in de praktijk, is afhankelijk van
het oordeel van de politie.
3. Als er een betrouwbare tester is dan moet deze ook op een eenvoudige wijze
door de politie in de praktijk zijn toe te passen. Dat wil zeggen onder alle
omstandigheden en snel.
Wat gebeurt er in Nederland?
Het Twentse voorbeeld.
In Twente werden in het weekeinde onder het uitgaanspubliek ad random
gedragstestjes afgenomen. Deze gedragstestjes werden afgenomen op verzoek van de
politie door een deskundige op het gebied van drugsbehandeling en in het kader van
een alcoholcontrole. In 4 (5%) van de 74 gevallen zou er sprake zijn van
drugsgebruik. Van de 4 aangehouden bestuurders is bloed afgenomen door een GGZ-
arts. Het NFI zal deze monsters analyseren.
Afgewacht zal moeten worden of vervolgens vervolging zal worden ingesteld. Het is
ook de vraag of elke drug op basis van uiterlijke kenmerken te herkennen is.
Het BVOM zal deze zaak actief volgen.
DRUID
Het DRUID-project vindt voor een deel plaats i.s.m. de Nederlandse politie en in
diverse politieregio's. Zo werd in de pers ook gerapporteerd over drugstesten in
Groningen. Deze vinden plaats in het kader van DRUID en op basis van vrijwilligheid.
Naast Groningen wordt in het kader van DRUID geëxperimenteerd in de volgende
plaatsten: Twente, Nijmegen, Eindhoven, Maastricht en Amstelland.
---
VenW/DGP-2007/4349
Wat kan worden gedaan?
Ik blijf de ontwikkelingen op de voet volgen. Daarnaast wil ik nagaan in hoeverre
gebruik gemaakt kan worden van de eerste resultaten van DRUID. Ik zal daarover in
overleg treden met mijn ambtgenoot van justitie.
Hoogachtend,
DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
Camiel Eurlings
---
Ministerie van Verkeer en Waterstaat