Antwoorden op kamervragen van Agema over verspilling van subsidies
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
MC-K-U-2777493
4 juli 2007
Antwoorden van minister Klink op kamervragen van het Kamerlid Agema
over verspilling van subsidies (2060717330).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht dat er wordt gesold met subsidiegeld
voor cliënten?
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Vraag 2
Klopt het dat een stichting die gesubsidieerd wordt door de overheid,
het Fonds PGO, externe deskundigen aanbiedt en betaalt voor
bijstelling van afgekeurde plannen? Zo ja, hoe bent u van plan deze
gang van zaken niet meer te laten plaatsvinden? Zo neen, waarom niet?
Vraag 3
Deelt u de mening dat uitspraken zoals "ze krijgen die subsidie heus
wel", onacceptabel zijn, omdat de subsidieaanvrager met een degelijk
onderbouwd plan moet komen, en het niet de taak is van de
subsidieverstrekker om met gemeenschapsgeld hiervoor externen in te
huren?
Vraag 4
Hoeveel gemeenschapsgeld is er aan het inzetten van externe
deskundigen bij het aanvragen van subsidies bij het Fonds PGO
verspild?
Antwoord 2, 3 en 4
Participatie van GGZ-cliënten in het kader van de Wmo is belangrijk.
Al geruime tijd is er vanuit mijn ministerie op ambtelijk niveau
contact met het Landelijk Platform GGz en Zorgbelang Nederland over
hun rol bij de ondersteuning van participatie van GGZ-cliënten. In
2006 is hiervoor in totaal EUR 15 mln. (voor 3 jaar) beschikbaar
gesteld. Medio 2006 heeft mijn voorganger besloten deze middelen,
inclusief de inhoudelijke begeleiding van deze organisaties, aan het
Fonds PGO (patiënten-, gehandicapten- en ouderenorganisaties) over te
dragen.
Ik ben van mening dat subsidie alleen verleend kan worden op basis van
een degelijk onderbouwd plan. Om de participatie van GGZ-cliënten te
bevorderen wordt gebruik gemaakt van bestaande netwerkstructuren,
kennis en ervaring. Op het moment waarop het raamplan, waaraan de
regionale deelplannen kunnen worden getoetst, gemaakt moest worden
beschikte het Landelijk Platform GGz nog niet over de vereiste
competenties. Het Fonds PGO heeft de nadrukkelijke opdracht gekregen
het in 2003 opgerichte Landelijk Platform GGz te ondersteunen bij de
verdere uitwerking en invulling van het raamplan. Mijn voorganger
heeft voor deze ondersteuning bij de ontwikkeling van bedoeld raamplan
van het Landelijk Platform GGz het Fonds PGO toestemming gegeven een
externe deskundige (kosten 2006 EUR 14.875,= incl. BTW en in 2007 EUR
6.705,= incl BTW) in te zetten. Het oprichten van een nieuwe
organisatie die direct over de gewenste competenties zou beschikken en
de opbouw van een nieuw netwerk zou het participatieproces enkel
vertragen. Dit is voor de GGZ-cliënten een ongewenste situatie.
Ik zie de inzet van een externe deskundige dan ook niet als
verspilling van gemeenschapsgeld, maar als een middel om het doel, op
korte termijn de participatie van GGZ-cliënten in het kader van de Wmo
te verbeteren, te bereiken.