College van Beroep voor het bedrijfsleven

Toeslagenverordening mist verbindende kracht

Artikel 8, eerste lid, onderdeel c, van de WWB bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt met betrekking tot het verhogen en verlagen van de norm, bedoeld in artikel 30 van de WWB. Artikel 30, eerste lid, van de WWB bepaalt dat in de verordening, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel c, van de WWB, de gemeenteraad vaststelt voor welke categorieën de norm wordt verhoogd of verlaagd en op grond van welke criteria de hoogte van die verhoging of verlaging wordt bepaald. Ingevolge artikel 3, zevende lid, van de Toeslagenverordening Wet werk en bijstand van de gemeente Amsterdam kan het College de basisnorm verhogen met een toeslag van 20% van het nettominimumloon, indien de belanghebbende voor het recht van gebruik van een deel van de woning een vergoeding moet betalen die ten minste gelijk is aan een door het College te bepalen bedrag. De Raad stelt vast dat het in artikel 3, zevende lid, van de Verordening bedoelde minimumbedrag dat een belanghebbende moet betalen voor het recht van gebruik van een deel van de woning, een criterium is aan de hand waarvan wordt bepaald of die belanghebbende voor een toeslag van 20% van het nettominimumloon in aanmerking komt. De raad van de gemeente Amsterdam heeft de vaststelling van de hoogte van dat minimumbedrag overgelaten aan het College. Naar het oordeel van de Raad verdraagt dit zich niet met artikel 8, eerste lid, onderdeel c, van de WWB in verbinding met artikel 30, eerste lid, van de WWB. Blijkens de tekst van deze bepalingen heeft de wetgever immers uitdrukkelijk aan de gemeenteraad de opdracht gegeven om bij verordening de criteria ter zake van de verhoging of de verlaging vast te stellen. Voorts blijkt uit de wetsgeschiedenis van artikel 30, eerste lid, van de WWB dat de verordening een zodanig karakter dient te hebben, dat een belanghebbende daaruit concreet kan afleiden welke verhoging of verlaging in zijn geval geldt (Tweede Kamer, vergaderjaar 2002-2003, 28 870, nr. 3, blz. 55). Het voorgaande betekent dat artikel 3, zevende lid, van de Verordening verbindende kracht mist.

LJ Nummer:

BA7747

Bron: Centrale Raad van Beroep
Datum actualiteit: 5 juli 2007