College van Beroep voor het bedrijfsleven
Overlijden partij. Voortzetting procedure door advocaat namens
erfgename
In geschil is of de rechtbank appellante met recht niet-ontvankelijk
heeft verklaard in beroep, op de grond dat niet gebleken is dat de
rechtverkrijgenden van betrokkene de beroepsprocedure willen
voortzetten. De Raad stelt voorop dat mr. Desloover staat ingeschreven
als advocaat. Mr. Desloover heeft in eerste aanleg uitdrukkelijk
verklaard dat hij, na het overlijden van betrokkene, optreedt namens
de erven van betrokkene. Voor zover de uitspraak van de rechtbank zo
moet worden uitgelegd dat zij de facto aan mr. Desloover vraagt om een
machtiging zijdens de erfgenamen, komt die uitspraak voor vernietiging
in aanmerking wegens strijd met artikel 8:24 van de Algemene wet
bestuursrecht (Awb). Blijkens het derde lid van deze bepaling geldt de
bevoegdheid van de rechtbank om van de gemachtigde een schriftelijke
machtiging te vragen immers niet ten aanzien van advocaten en
procureurs.
Voor zover de rechtbank heeft bedoeld uit te spreken dat zij
appellante niet als (enige) partij in het geschil kan aanmerken,
overweegt de Raad als volgt. Uit de in eerste aanleg overgelegde
stukken blijkt naar het oordeel van de Raad genoegzaam dat appellante
de (enige) erfgenaam of rechtverkrijgende is van betrokkene. De door
de rechtbank geëiste verklaring van erfrecht vindt zijn grond in de
twijfel van de rechtbank of appellante de enige erfgenaam is van
betrokkene, nu in de gedingstukken melding wordt gemaakt van kinderen
van betrokkene. De Raad deelt deze twijfel van de rechtbank niet. Op
grond van de door en namens appellante overgelegde stukken acht de
Raad voldoende aannemelijk dat appellante de enige erfgenaam van
betrokkene is.
LJ Nummer:
BA8215
Bron: Centrale Raad van Beroep
Datum actualiteit: 5 juli 2007