27-06-2007: Hopeloze diabetespatiënten hebben baat bij lichaamsbeweging
TU/e-onderzoeker werpt licht op mechanismen van suikerziekte
In weerwil van de gangbare hypothese verwerpt drs. Henk De Feyter de
theorie dat insulineresistentie en type 2 diabetes direct gekoppeld
zijn aan het functioneren van mitochondriën in spiercellen. Het sterke
verband van vetopeenhopingen in de spieren met optredende suikerziekte
kan hij echter wel bevestigen. De Feyter demonstreert daarnaast dat
ook voor de allerzwaarste diabetespatiënten een toegesneden
trainingsprogramma tot een betere regeling van de bloedsuikerspiegel
leidt en zelfs tot een vermindering van het insulinegebruik. Hij
verdedigt donderdag 5 juli zijn proefschrift Lipids & Mitochondria in
Diabetic Muscle aan de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e).
Epidemie
Type 2 diabetes komt vandaag de dag in zon hoge mate voor dat het
gerust een epidemie genoemd mag worden. De toenemende
voedselconsumptie en verminderde dagelijkse lichaamsactiviteit zijn de
belangrijkste oorzaken van een verwachte verdubbeling van het aantal
patiënten in 2030 ten opzichte van 2000. Bij type 2 diabetes, ook wel
ouderdomsziekte genaamd, varieert de bloedsuikerspiegel zeer sterk.
Dat is te wijten aan een verminderde werking van het hormoon insuline
op het lichaam. Deze insulineresistentie blijkt sterk samen te hangen
met de hoeveelheid vetopslag in de spiercellen.
Insulineresistentie
Een invloedrijke stroming in de geneeskunde zweert daarnaast bij een
belangrijke rol van de mitochondriën in spiercellen bij
insulineresistentie. Een slechtere werking van deze energiefabriekjes
zou indirect de gevoeligheid voor insuline van het menselijk lichaam
doen afnemen. De Feyter heeft in zijn promotieonderzoek deze
hypothese nader onderzocht. Hiervoor maakte hij gebruik van
NMR-spectroscopie, waarmee vetgehaltes en het functioneren van
mitochondriën gemeten kunnen worden. Uitgebreide experimenten bij
mensen zowel als bij proefdieren toonden aan dat een grote rol van
deze mitochondriën vrijwel uitgesloten is. Bij de mensen onderzocht
hij drie verschillende groepen mensen, die qua fysieke conditie en
(over)gewicht nagenoeg gelijk waren en alleen (sterk) verschilden in
de mate waarin zij aan suikerziekte leden. Het bleek dat er een grote
variatie was in de vetgehaltes, maar dat de mitochondriën in alledrie
de groepen evengoed functioneerden. De proeven die De Feyter bij
proefdieren uitvoerde lieten hetzelfde beeld zien.
Krachttrainingen
In een ander experiment in samenwerking met Universiteit Maastricht en
het Maxima Medisch Centrum in Veldhoven, onderzocht De Feyter de
invloed van lichaamsbeweging op het verbeteren van de gevoeligheid
voor insuline. Een groep van elf van de allerzwaarste suikerpatiënten
(gemiddeld met een Body Mass Index boven de 32) onderwierp hij aan een
toegesneden bewegingsprogramma. Gedurende vijf maanden werkten deze
personen met krachttrainingen en duurtrainingen aan hun fysieke
conditie. Na deze periode waren zij niet afgevallen, maar hadden wel
een lager vetpercentage en meer spiermassa. En zij bleken bovendien
qua insulineresistentie er merkbaar op vooruit te zijn gegaan. Wat
zeer opmerkelijk is, aangezien alle tot dan toe bekende medicijnen en
therapieën geen vooruitgang maar zelfs achteruitgang van de
suikerziekte lieten zien. De Feyter stelt dan ook in zijn proefschrift
dat voor het bestrijden van deze aandoening ook bij de zwaarste
categorie patiënten lichaamsactiviteit cruciaal is.
Technische Universiteit Eindhoven